Beleidsinstrument |
Klimaatsector |
Deelsector |
|
|
|
|
|
|
|
|
EIA Energie-investeringsaftrek regeling | Landbouw en Landgebruik|Algemeen | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw)|Meerdere sectoren (Algemeen) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Financiën (MINFIN) | De Energie-investeringsaftrek (EIA) is een fiscale regeling voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen en duurzame energie. Alle ondernemers die onder de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting vallen kunnen hiervan gebruikmaken. Voor toekenning van het budget wordt een energielijst bijgehouden, welke jaarlijks wordt geüpdatet. Op deze lijst staan energiemaatregelen met een terugverdientijd langer dan 5 jaar. | | |
Brandstof Besparend Rijden | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het programma Brandstof Besparend Rijden (BBR) stimuleert automobilisten om zuiniger en veiliger te rijden. In het eerdere programma Het Nieuwe Rijden (HNR) werd een brede reeks van rijggedragstips gecommuniceerd. De autotechniek is inmiddels voortgeschreden en veel auto's zijn voorzien van brandstofbesparende in-car hulpmiddelen zoals cruise control, start-stop-systeem, eco-modus en schakelindicator. Bij het communiceren van rijstijltips bestaat het risico dat deze niet juist worden begrepen of zelfs verkeerd worden geïnterpreteerd en uitgevoerd. Omdat brandstofbesparende in-car hulpmiddelen slechts aan of uit kunnen worden gezet is er geen risico op verkeerd gebruik ervan. Daarom ligt in BBR de focus op het gebruik van brandstofbesparende in-car hulpmiddelen. | | |
Gaswet (incl.vervallen aansluitplicht nieuwbouw via de VET) | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Sinds 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet, hierna: Wet Vet) van kracht. Bij deze wet is bepaald dat de gasaansluitplicht voor nieuwbouw vervalt. Met de Wet Vet treedt per direct de verplichting tot aardgasvrij bouwen in. De vroegere verplichting voor de netbeheerder om elk verzoek tot een aansluiting op het gas te voorzien van een aansluiting, geldt vanaf 1 juli 2018 niet meer voor een nieuw te bouwen bouwwerk. De afschaffing van de aansluitplicht geldt alleen voor een kleinverbruikersaansluiting. | | |
Marktintroductie energie-innovaties glastuinbouw (MEI) regeling | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Subsidieprogramma Marktintroductie Energie-Innovaties Glastuinbouw (MEI): Investeringssubsidie voor glastuinders voor de vroege marktintroductie van innovatieve kas- of energiesystemen, die vergaand de CO2 emissie reduceren. Subsidiepercentage is 40% voor MKB, 30% voor niet MKB. Marktintroductie energie-innovaties glastuinbouw (MEI) (rvo.nl) | | |
Regeling energie-efficiëntie glastuinbouw (EG) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Regeling Energie-efficiëntie glastuinbouw (EG): subsidieregeling voor energiebesparing glastuinbouw voor de investeringen: extra energieschermen, aansluiting CO2-, biogas- of warmtecluster, luchtbehandeling, sinds 2021 uitgebreid met led, verneveling en kasophoging met diffuse coating (V), onderdeel van KaE (Kas als Energiebron). | | |
Ow Omgevingswet: Kader incl. regels m.b.t. energiebesparingsplicht en emissies stookinstallaties | Landbouw en Landgebruik|Industrie|Gebouwde Omgeving | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw)|Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Al sinds 1993 is er een energiebesparingsverplichting in de Wet milieubeheer opgenomen. In 2008 is dit gedefinieerd als de plicht om alle energiebesparende maatregelen te nemen die zich binnen vijf jaar terugverdienen. In het Energieakkoord is in 2013 afgesproken de handhaving te intensiveren. Het bevoegd gezag (de provincies en gemeenten en de door hen gemandateerde regionale uitvoeringsdiensten en omgevingsdiensten) is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsverplichting. Zij gaven aan dat dit moeilijk was omdat het overzicht ontbrak welke bedrijven al maatregelen hebben genomen en omdat per inrichting discussie kon ontstaan over te nemen maatregelen en de terugverdientijd daarvan. | | |
Nationaal Warmtefonds | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het Nationaal Warmtefonds biedt de mogelijkheid aan woningeigenaren om geld te lenen voor substantiële energiebesparende maatregelen, zoals zonnepanelen, warmtepomp, HR-glas en het isoleren van muren, vloer en dak. Het Nationaal Warmtefonds biedt verantwoorde en aantrekkelijke financiering voor de verduurzaming van woningen, verenigingen van Eigenaren (VvE's) en scholen. Met de Energiebespaarlening kunnen zij energiebesparende maatregelen financieren. Alle leenvoorwaarden, zoals de te financieren maatregelen en de leenbedragen, staan omschreven in het investeringsreglement. Het fonds is in 2013 opgericht als het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF). Het NEF is van naam veranderd en is tegenwoordig het Nationaal Warmtefonds. Het Warmtefonds is een stichting met marktgeld en subsidie van de rijksoverheid. | | |
MIT MKB-Innovatiestimulering Regio en Topsectoren | Industrie | Industrie (Innovatieroutes) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Economische Zaken (MINEZ) | Het kabinet heeft met het topsectorenbeleid gekozen voor het versterken van de concurrentiekracht van die sectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt. De MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) beoogd het groeivermogen van de Nederlandse economie duurzaam te versterken. De regeling MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) richt zich op het bevorderen van innovatie bij het mkb. Daarnaast stelt de regeling het mkb ook beter in staat zich via de Topsectoren aan te sluiten bij de door de Topsectoren opgestelde innovatieagenda’s, het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid en de regionale innovatiestrategieën. De MIT kent verschillende instrumenten: R&D-samenwerkingsprojecten, R&D-samenwerkingsprojecten AI, haalbaarheidsprojecten en kennisvouchers. Daarnaast is er geld beschikbaar voor TKI-netwerkactiviteiten en TKI-Innovatiemakelaars. De regeling wordt in samenwerking met de provincies uitgevoerd en gefinancierd. Er zijn regionale loketten en een landelijk RVO-loket. Het verschilt per instrument waar de aanvraag moet worden ingediend. Voor de exacte voorwaarden wordt verwezen naar de Regeling Nationale EZK- en LNV-Subsidies. | | |
ISDE Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE/ISDE-KA) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) is een subsidie voor energiebesparende en duurzame maatregelen voor woningeigenaren en zakelijke gebruikers.Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) (rvo.nl) | | |
Kies de Beste Band | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Banden zijn het enige contact tussen een voertuig en de weg. Rijden op goede banden met de juiste bandenspanning is daarom van groot belang. Het heeft een positief effect op verbruik, verkeersveiligheid en doorstroming (kortere remweg, minder klapbanden), geluid naar de omgeving en hoeveelheid vrijkomende microplastics. Daarom stimuleert en faciliteert het Kies de Beste Band (KdBB) programma van het Ministerie van Infrastructuur en Watermanagement het rijden op betere banden en bandenspanning door automobilisten te informeren over het belang van het bandenlabel bij de keuze voor nieuwe banden en het regelmatig (laten) controleren en op peil (laten) houden van de bandenspanning. In de uitvoering van het programma wordt nauw samengewerkt met relevante stakeholders.Bestaande platformen zijn Kies de beste Band, Geef je banden lucht, Vind bandenpomp en wat is mijn bandenspanning. | | |
Transitievisies Warmte (TVW), Extern advies warmtetransitie (EAW) & ECW Expertisecentrum Warmte | Algemeen | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Mede in energie- en klimaatakkoord is er de afspraak, dat iedere gemeente voor het einde van 2021 een Transitievisie Warmte (TVW) heeft opesteld, een beleidsdocument dat een eerste richting geeft aan de aanpak van het isoleren en aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. Via de regeling Extern Advies Warmtetransitie (EAW) is voor gemeenten de kans om met subsidie specialistische kennis en kunde in te kopen voor de ondersteuning bij opvolgen van de startanalyse van de Leidraad Aardgasvrije Wijken en de vertaling naar van de Transitievisie Warmte naar wijkuitvoeringsplannen. Het ECW Expertise Centrum Warmte ondersteunt het proces als kenniscentrum en steunpunt bij het werken met de Leidraad voor de totstandkoming van de Transitievisie Warmte en de uitvoeringsplannen op wijkniveau. | | |
Routekaarten Maatschappelijk Vastgoed | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | In het klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt om toe te werken naar de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050. Voor het maatschappelijk vastgoed is afgesproken dat de sectoren zelf de route bepalen om toe te werken naar deze doelstellingen. Hiervoor hebben twaalf sectoren een sectorale routekaart opgesteld over hoe zij als sector deze doelstellingen zullen behalen. Deze twaalf sectoren in het maatschappelijk vastgoed hebben in het voorstel voor het Klimaatakkoord afgesproken dat zij sectorale routekaarten maken waarin duidelijk wordt hoe hun vastgoed CO2-arm wordt richting 2050. | | |
BOSA Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (MINVWS) | Amateursportorganisaties kunnen via de regeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) subsidie aanvragen voor de bouw- en onderhoudskosten van sportaccommodaties en voor de aanschaf van sportmaterialen. | | |
MMIP B1: Emissiereductie methaan veehouderij | Landbouw en Landgebruik | Mobiliteit (Innovatie in mobiliteit)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Nederlandse overheid heeft vijf missiethema’s opgesteld voor innovatie binnen verschillende Topsectoren, die de basis vormen voor Kennis- en InnovatieAgenda’s (KIA’s). Landbouw valt on-der de Kennis- en InnovatieAgenda Landbouw, Water & Voedsel (KIA-KWV), die bestaat uit 6 mis-sies en 2 sleuteltechnologieën, die onderverdeeld zijn in 30 Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma's (MMIP). Voor de vermindering van broeikasgassen binnen de landbouw is Missie B: ‘Klimaatneutrale land-bouw- en voedselproductie’ van belang. Deze missie bestaat uit meerdere subdoelen. Het doel ‘Emissiereductie Methaan Veehouderij’ bestaat uit twee delen: 1) het reduceren van de methaan-emissie door pens- en darmfermentatie en 2) het reduceren van methaan- en lachgasemissies uit de stal en mestopslag inclusief het opwaarderen van mest. De aanpak van deze doelen is gericht op onderzoek, pilots en demo’s en richt zich naast emissiereductie van methaan en lachgas ook op de reductie van ammoniak. Voor Emissiereductie Methaan Veehouderij zijn twee verschillende budgetten beschikbaar voor de periode 2020-2030, gefinancierd vanuit het Klimaatakkoord: • 57 miljoen euro voor de Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dier-spoor, wat alleen betrekking heeft op de melkveehouderij; en • 44 miljoen euro voor Brongerichte maatregelen pilots en demo’s, wat betrekking heeft op zowel de melkvee- als de varkenshouderij en onderzoek, pilots en demo’s behelst ge-richt op methaan- en lachgasemissiereductie vanuit stallen en mestopslagen en het op-waarderen van mest. Er zijn verschillende activiteiten en onderzoeken uitgezet in deze kaders, die veelal worden ge-communiceerd onder de noemer ‘Integraal Aanpakken’. Hierbij is gekozen voor een onderzoeks- en netwerktak. Onder de netwerktak valt onder andere het Netwerk Praktijkbedrijven voor melk-veehouders, met 114 deelnemers. Binnen vier jaar doen de deelnemers mee met het tes-ten/toepassen van verschillende maatregelen uit het voer-, dier- en managementspoor. Daar-naast worden ook erfbetreders betrokken. Een soortgelijk netwerk voor varkenshouders is in opbouw. De focus is hierbij, naar verwachting, voornamelijk op stallen en mest. Er is ook een net-werk van 17 onderzoeksbedrijven onder de noemer ‘Koeien en Kansen’. Recent onderzoek uit de onderzoekstak heeft zich o.a. gericht op de positieve invloed van vers gras op een verminderde methaanuitstoot. Andere onderwerpen zijn o.a. de variabiliteit van methaanproductie uit ruwvoer en de mogelijkheden van fokkerij/invloed van het microbioom bij melkvee. MMIP missie D: ‘Gewaardeerd, gezond en en veilig voedsel’ is ook relevant voor emissiereductie. Binnen de doelstelling ‘Veilige en duurzame primaire productie' vindt onder andere onderzoek plaats gericht op het ontwikkelen en toepassen van duurzame pluimveehouderijsystemen, die naast fijnstofreductie ook rekening houden met dierwelzijn, stalklimaat en diergezondheid. Ook vindt er onderzoek plaats naar trager groeiende vleeskuikens en hun emissies van fijnstof en ammoniak. De financiering van de Kennis- en Innovatieprogramma's komt uit publieke en private partijen. In 2022 is er een nieuwe call geweest voor nieuwe onderzoeken in de vorm van publiek private samenwerkingen (PPS), waarvan de meeste 4 jaar gaan lopen. Er zijn 93 projecten gehonoreerd voor KIA-LWV, met een totaal budget van 103 miljoen euro, waarbij 50,5 miljoen euro afkomstig is vanuit maatschappelijke organisaties en bedrijven.IKIA Integrale Kennis & Innovatie Agenda Klimaat (en MMIPs) | | |
VEKI Versnelde klimaatinvesteringen industrie | Industrie | Industrie (Innovatieroutes)|Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het doel van de subsidiemodule VEKI is om investeringen in de eigen bedrijfsvoering die bewezen bijdragen aan de reductie van de uitstoot van CO2 versneld te realiseren binnen de industrie. Het gaat hierbij om projecten waarbij de investeringen in activa een terugverdientijd kennen van meer dan vijf jaar (zonder subsidie) en waarbij de activa waarin geïnvesteerd wordt binnen drie jaar in gebruik kunnen worden genomen. Door de langere terugverdientijd is het niet vanzelfsprekend dat een onderneming deze maatschappelijk wenselijke investeringen, gelet op de kosten-efficiënte reductie van CO2-uitstoot (maximaal €80 per gereduceerde ton), ook (tijdig) zou doen zonder ondersteuning. Ook draagt de VEKI bij aan de uitrol van bewezen technieken, apparaten en systemen dieCO2 emissiesreduceren en daarmee aan marktcreatie. Op grond van de VEKI subsidiemodule(titel 4.6. vande RNES) en op aanvraag van een ondernemer, verstrekt de minister subsidie aan de ondernemer ter ondersteuning bij een project dat is gericht op het doen van investeringen in de eigen bedrijfsvoering (in zowel materiële of immateriële activa) die bewezen bijdragen aan een kosten-efficiënte en versnelde reductie van broeikasgasuitstoot binnen de Nederlandse industrie en dat op korte termijn kan worden gerealiseerd. Concreet betekent dit dat een project dat gericht is op het doen van investeringen in de eigen bedrijfsvoeringten minstemoet voldoen aan de volgende voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie o.b.v. de VEKI: De activa worden gekenmerkt door een terugverdientijd langer dan 5 jaar (zonder subsidie), waardoor deze verduurzamings-maatregelen zonder subsidie mogelijk niet uitgevoerd worden. Het gaat hierbij dus niet om verplichte maatregelen die genomen moeten worden op basis van de energiebesparingsplicht. De activa dragen bewezen en kosten-efficiënt bij aan de reductie van broeikasgasuitstoot. Dit betekent dat: het voldoende aannemelijk moet zijn gemaakt (door de aanvrager) dat het een project betreft ten behoeve van een investering in technologie die zich in soortgelijke projecten in de industrie bewezen heeft; en de subsidie niet meer dan €80 per gereduceerde ton BKG-uitstoot (CO2-eq.) in Nederland bedraagt. De activa (waarvoor subsidie is verstrekt op grond van de VEKI) worden binnen drie jaar in gebruik genomen of toegepast. Daarnaast start de onderneming binnen 6 maanden na subsidieverlening met de gesubsidieerde activiteiten. De type investeringenhebben betrekking op investeringen die energie-efficiëntie, (efficiëntere) recycling en hergebruik van afval, de toepassing van overige CO2-reducerende maatregelen, en/of de aanleg van lokale infrastructuur bevorderen. Om als onderneming in aanmerking te komen voor subsidie op grond van de VEKI dient de onderneming actief te zijn binnen de industrie. Dat wil zeggen dat de onderneming actief is binnen activiteitengroep C, D en/of E zoals beschreven in de Standaardindeling 2008, versie 2019 van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een aanvraag komt niet in aanmerking voor subsidie o.b.v. de VEKI indien de aanvraag niet voldoet aan het Kaderbesluit of niet voldoet aan de in de regeling gestelde eisen (zie ook: RNES 2024). Daarnaast besluit de minister afwijzend indien (maar niet uitsluitend) de te verlenen subsidie lager is dan de drempelbedragen voor een VEKI aanvraag, te weten €125.000 en €30.000 voor grote en mkb ondernemingen, respectievelijk. Subsidie-intensiteit De subsidie wordt verdeeld o.b.v. de volgorde waarin de aanvragen binnenkomen. De hoogte van desubsidie intensiteit(en derhalve het subsidiebedrag) is afhankelijk van de categorie waarop het project betrekking heeft. De subsidie die wordt verstrekt op basis van de VEKI is maximaal €30mln. Desubsidie intensiteitvoor een project bedraagt, ten opzichte van desubsidiabelekosten: 30% voor een investering t.b.v. energie-efficiëntie(art. 38 AGVV); 35% voor een investering t.b.v. recycling en hergebruik van afval van derden(art.47 AGVV); 40% voor een investering t.b.v. overige CO2-reducerende maatregelen(art. 36 AGVV); 50% voor een investering t.b.v. een lokale infrastructuur-voorziening(art 56 AGVV); Dit percentage wordt met 10 procentpunten verhoogd indien de aanvrager een middelgrote onderneming is die de subsidiabele kosten maakt en betaalt en met 20 procentpunten wanneer het een kleine onderneming betreft die de subsidiabele kosten maakt en betaalt. Steun wordt in de regel alleen toegestaan voor een tegemoetkoming in het bestandsdeel van de kosten die hoger zijn doordat de investering bijdraagt aan energie-efficiëntie, efficiënte en/of betere recycling- of hergebruikactiviteiten (van afval van derden), en/of maatregelen ten behoeven vanmilieubescherming die verder gaat dan Unienormen (of de absentie daarvan). Voor infrastructurele investeringen op grond van art. 56 van de AGVV betreft dit het verschil tussen de in aanmerking komende kosten (investeringen in materiële en immateriële activa) en de exploitatiewinst. In het geval dat de aanvullende kosten niet als afzonderlijke investering kan worden vastgesteld, wordt dit afgezet t.o.v. een vergelijkbare investering die zonder steun op geloofwaardige wijze zou kunnen worden uitgevoerd door de onderneming. | | |
Subsidieregeling hoogwaardige mestverwerking | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De subsidieregeling hoogwaardige mestverwerking van LNV is ontwikkeld in het kader van het klimaat- en stikstofbeleid. Doel is om stikstof uit dierlijke mest te herwinnen tot meststoffen die kunstmest kunnen vervangen. De subsidieregeling is gericht op (intermediaire) bedrijven die een hoogwaardige mestverwerkingsinstallatie willen laten bouwen, of een huidige installatie willen laten ombouwen. Zij krijgen 35-40% van de investeringskosten gerelateerd aan de mest-verwerkingsinstallatie vergoed (met vergoedingen tussen de 125.000 en 2.000.000 euro). Voorwaarde hierbij is dat 90% van de aanvoer uit staldiermest moet bestaan. De subsidieregeling is in 2022 en 2023 opengesteld en zal de komende jaren in de periode tot 2030 jaarlijks worden opengesteld. Tot 2030 is er in totaal 48 miljoen beschikbaar voor deze regeling; 33 miljoen vanuit het Klimaatakkoord en 15 miljoen vanuit stikstofmiddelen. | | |
Wet verbod op kolen voor elektriciteitsproductie | Elektriciteit | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In het regeerakkoord van 2018 is afgesproken dat het gebruik van kolen uiterlijk in 2030 worden gesloten. Inmiddels is de Wet verbod op kolen voor elektriciteitsproductie van kracht. De Amer-9 moet met eind 2024 het gebruik van kolen beëindigen, de laatste drie kolencentrales eind 2029. | | |
SDE++ Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en klimaattransitie | Elektriciteit|Landbouw en Landgebruik|Industrie|Mobiliteit|Gebouwde Omgeving|Algemeen | Industrie (Innovatieroutes)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij)|Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land)|Mobiliteit (Duurzame energiedragers)|Industrie (Projectenpijplijn 2030)|Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw)|Meerdere sectoren (Algemeen) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De SDE++ stimuleert de uitrol van duurzame energie en CO2-reducerende technieken door de onrendabele top van deze technieken te vergoeden d.m.v. een exploitatiesubsidie. Dit geldt in principe ook voor andere broeikasgassen dan CO2, zoals methaan. De SDE++ stimuleert vele technieken met betrekking tot hernieuwbare energie en klimaattransitie, zoals zonne- en windenergie en technieken voor hernieuwbare warmte, maar ook technieken voor broeikasgasreductie zoals CCS/U, elektrificatie en hernieuwbare brandstoffen. De SDE++ maakt de businesscase van emissiereducerende maatregelen aantrekkelijker, en daarmee de investeringsbereidheid van bedrijven groter. Diverse afspraken uit het klimaatakkoord worden vooral via de SDE++ ingevuld in de praktijk, zoals de ambitie van 35 TWh/jaar via windenergie op land en zon-PV. De ondersteuning via de SDE++ kan gestuurd worden door de openstellingsruimte in de SDE++ voor de verschillende opties. In 2023 zijn binnen de SDE++ zogenoemde “hekjes” geïntroduceerd. Dit zijn flexibele reserveringen in de domeinen Lagetemperatuurwarmte, Hogetemperatuurwarmte en Moleculen, die ervoor moeten zorgen dat technieken die op de korte termijn minder kosteneffectief zijn maar wel noodzakelijk voor de energietransitie, meer aan bod komen. Voor zon-PV en windenergie op land zal de SDE++ vanaf 2027 vervangen worden door tweezijdige contracts for difference, zoals verplicht door de EMD-verordening. | | |
Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) is een subsidie voor verhuurders (woningcorporaties, institutionele beleggers en particuliere verhuurders) en gemengde VVE's die kans biedt op bijdragen voor de aansluiting van bestaande (huur)woningen op een extern warmtenet. | | |
Minimum CO2-prijs elektriciteitssector | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In het Klimaatakkoord is afgesproken dat er een minimum CO2-prijs wordt ingevoerd in Nederland voor de elektriciteitssector. Deze minimumprijs loopt op van 12,30 euro in 2020 tot 31,90 euro in 2030. In 2022 wordt het prijspad voor de minimumprijs geëvalueerd. Tijdens VJN 2024 is besloten om het prijspad voor de CO2-minimumprijs elektriciteitssector en industrie niet te verhogen. Dit nadat een eerdere verhoging was weggestemd in de Eerste Kamer. | | |
Digitaal platform Verbeterjehuis.nl | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het platform www.verbeterjehuis.nl is de landelijke digitale basisvoorziening voor mensen die hun woning willen verduurzamen. Zij krijgen beter inzicht in de mogelijkheden voor het verduurzamen van hun woning, wat besparingseffecten zijn en hoe vraag en aanbod bij elkaar kunnen worden gebracht. Met de energiesubsidiewijzer ontdek je of je subsidie kunt krijgen voor energiebesparende aanpassingen in je huis. Ook kun je een bedrijf zoeken dat de maatregel voor je kan uitvoeren. Verbeterjehuis.nl komt voort uit afspraken in het Klimaatakkoord van juni 2019. Het Klimaatakkoord bestaat uit maatregelen en afspraken met als doel om de uitstoot van broeikasgassen in Nederland met de helft te verminderen in 2030 (ten opzichte van 1990). Sinds eind 2022 is verbeterjehuis.nl verder uitgebreid. (zie kamerbrief van 13 september 2022) | | |
Subsidieregeling Circulaire Ketenprojecten (SCK) | Industrie | Meerdere sectoren (Algemeen) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De subsidieregeling Circulaire ketenprojecten is primair gericht op mkb-ondernemers die gezamenlijk een product, proces of dienst circulair ontwerpen, produceren of organiseren. Per project mag er vanaf 2022 ook één grote onderneming meedoen. De subsidie Circulaire ketenprojecten geeft subsidie op o.a. loonkosten van ondernemers en een procesbegeleider om verschillende partijen bij elkaar te brengen. Deze regeling is opengesteld in 2020, met een budget van 1,36 miljoen euro in 2020, 4,5 miljoen euro in 2021 en 6,125 miljoen euro in 2022. Ook in 2023 (€4 miljoen euro) en 2024 (€4,75 miljoen euro) is de subsidieregeling open gesteld. Vanaf 2023 is de regeling uitgebreid naar grotere circulaire economieprojecten (ketendoorbraakprojecten), waarbij meer en ook grotere bedrijven kunnen deelnemen. Voor de subsidieregeling circulaire grote ketenprojecten is totaal 2 miljoen gereserveerd in 2023, cumulatief t/m 2030 gaat het om 16 miljoen euro. In 2023 is deze subsidiemodule voor het eerst opengesteld. Eind 2024 zijn er 6 ketendoorbraakprojecten gestart. | | |
MOOI (regeling Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | | De projecten hebben als doel a) een CO2-vrij elektriciteitssysteem en b) een CO2 vrije gebouwde omgeving of c) klimaatneutrale grondstoffen, producten en processen die voor tenminste 80% circulair zijn. Subsidie voor industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidstudie uitgevoerd door een consortium.Het gaat om multidisciplinaire samenwerkingsverbanden met vernieuwende mkb’ers (midden- en kleinbedrijf) en belanghebbenden. Samen werken zij aan integrale oplossingen voor concrete uitdagingen uit het Klimaatakkoord. Belanghebbenden zijn bijvoorbeeld leveranciers, afnemers, gebruikers en lokale partijen. | | |
Bouwbesluit: C-label kantoren energieprestatie-eis | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Een kantoorgebouw moet minimaal energielabel C hebben. Voldoet het gebouw niet aan de eisen? Dan mag het niet meer als kantoor worden gebruikt. Deze verplichting staat in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) | | |
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) | Elektriciteit | Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) is sinds 2021 de opvolger van de Regeling Verlaagd Tarief (ofwel de Postcoderoosregeling) en verleent subsidie voor lokale, relatief kleinschalige projecten voor zon-PV, wind op land en waterkracht. De Postcoderoosregeling was een fiscale regeling. De SCE daarentegen is een operationele subsidieregeling die, conform de methodiek van de SDE++, een vergoeding biedt wanneer de marktprijs onvoldoende is om de onrendabele top van projecten af te dekken. De SCE is bedoeld voor energiecoöperaties en verenigingen van eigenaren (VVE's) en stelt eisen met betrekking tot het aantal leden per KW geïnstalleerd vermogen en met betrekking tot het woongebied (postcoderoos) van de leden. | | |
Nationale CO2-heffing industrie | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Financiën (MINFIN) | De Nationale CO2-heffing belast debroeikasgasemissies van industriële installaties en geeft daarmee een prikkel ombroeikasgasemissies te verminderen. De Nationale CO2-heffing is ingegaan op 1 januari 2021 om te borgen dat de doelstelling (vanuit het Klimaatakkoord) ten aanzien van emissiereductie binnen de industrie gehaald wordt, waarbij tegelijkertijd zoveel mogelijk wordt voorkomen dat bedrijven en/of productie naar het buitenland vertrekt of de investeringsbereidheid in Nederland reduceert. In het coalitieakkoordvan kabinet Rutte IVis aangekondigd om te richten op een hogere nationale doelstelling (60% t.o.v. 1990) om de nationale doelstelling van 55% emissiereductie ten opzichte van 1990 (zoals verankerd in de Klimaatwet) met voldoende zekerheid te realiseren. Inhet daarbij behorendecoalitieakkoord is aangekondigd een deel van de verhoogde emissiereductie (behorende bij deze aanscherping) te borgen met een aanscherping van de Nationale CO2-heffing (4Mton).Bij het Hoofdlijnenakkoord 2024 is de aangekondigd de voorgenomen verhoging van de Nationale CO2-heffing terug te draaien. De Nationale CO2-heffing is van toepassing op industriële installaties (broeikasgasinstallaties, afvalverbrandingsinstallaties of lachgasinstallaties). Bij deze installaties wordt een belasting geheven ter zake van: de emissie van broeikasgas door een broeikasgasinstallatie; de emissie van kooldioxide door een afvalverbrandingsinstallatie; of de emissie van kooldioxide en distikstofoxide door een lachgasinstallatie. De belasting wordt berekend over de industriële jaarvracht van de industriële installatieverminderd met het aantal dispensatierechten welke belast wordt tegen het tarief van de nationale CO2-heffing, verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht (EU ETS;indiende installatie onder het EU ETS valt).Het tarief is niet lager dan nihil.Indienhet aantal dispensatierechten de industriële jaarvracht overtreft, dankan deexploitantdit overschot verhandelen aan andere exploitanten.Indienna de handelsperiode een overschot resteert wordt dit overschot ingezet voorde herberekening die is betaald voor de industriële installatie (voor de details zieWbm, hoofdstuk VIB art. 71q). Dispensatierechten: Het aantal dispensatierechten in een gegeven jaar is het product van het relevante activiteitsniveau voor dat jaar, de EU ETS benchmark en de nationale reductiefactor. De berekening van deze dispensatierechten wordt verder toegelicht in de Regeling CO2-heffing industrie (hoofdstuk 3 Dispensatierechten). De nationale reductiefactor is vastgelegd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 16B art. 16b.17. De nationale reductiefactor is 1,213 in 2023 en wordt in het daaropvolgende kalenderjaar telkens met 0,078 verlaagd. Het is mogelijk om dispensatierechten over te dragen, mits aan de voorwaarden wordt voldaan zoals beschreven in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 16B, afdeling 16b.3.3..Bij de voorjaarsbesluitvorming 2024 is besloten om de aanscherping van de CO2-heffing voor deAVI’sin te vullen met een de introductie van een extra correctiefactor voorAVI’sbij de berekening van het aantal dispensatierechten. Uitzonderingen: Een aantal broeikasgasinstallaties zijn uitgezonderd van de nationale CO2-heffing: het hierbij om een uitzondering van broeikasgasinstallaties die direct of indirect worden geëxploiteerd voor het in de kas telen van gewassen, stadsverwarming (met de voorwaarde dat ten minste driekwart van de totaal geproduceerde meetbare warmte wordt uitgevoerd ten behoeve van de stadsverwarming), het opwekken van elektriciteit zonder het gebruik van restgassen als brandstof en het verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties (mits de meetbare warmte niet wordt gebruikt voor productie van producten en daarmee verband houdende activiteiten). Emissies van WKK-installaties die onder het ETS vallen zijn gesplitst in een deel dat samenhangt met warmteproductie en een deel dat samenhangt met elektriciteitsproductie. De emissies als gevolg van warmteproductie ten behoeve van de industrie vallen onder de Wet CO2-heffing industrie; hetelektriciteitsgerelateerde deel valt onder de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. | | |
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) is een subsidieregeling voor vrijwillige onherroepelijke beëindiging van melkvee-, varkens- en pluimveehouderijlocaties. Het doel van de regeling is een structurele vermindering van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden, maar de regeling zal effect hebben op andere doelstellingen, zoals reductie van broeikasgasuitstoot vanuit de landbouw. De regeling is aangekondigd in een Kamerbrief uit februari 2020 en verder toegelicht in april 2020, als onderdeel van een pakket aan bronmaatregelen voor de structurele aanpak stikstof. Op 10 mei 2022 is een concept uitwerking van de regeling gepubliceerd voor publieke consultatie. De met de Lbv te verstrekken subsidie is staatssteun en dient om die reden te voldoen aan de voorwaarden uit het Europese steunkader. De Europese Commissie heeft de Lbv onder het betreffende steunkader goedgekeurd, waarmee de met de Lbv te verlenen subsidie is aangemerkt als geoorloofde staatssteun. Op 3 juli 2023 is de regeling opengesteld voor een bedrag van € 500 miljoen, onderverdeeld in sectorplafonds voor melkvee (€ 270 miljoen), varkens (€ 115 miljoen) en pluimvee (€ 115 miljoen). Bij overtekening van de sectorplafonds worden subsidieaanvragen die voldoen aan de voorwaarden beschikt op volgorde van kosteneffectiviteit (euro subsidie per mol reductie), waarbij de aanvraag met de hoogste kosteneffectiviteit als eerste in aanmerking komt, aflopend tot het sectorale subsidieplafond is uitgeput. Sluitingsdatum voor het doen van subsidieaanvragen was 1 december 2023. Om maximaal effect te hebben op de uiteindelijke stikstofreductie in Natura2000-gebieden is er per overbelast Natura 2000-gebied een drempelwaarde voor stikstofdepositie opgenomen in de regeling, waarbij de hoogte van de drempelwaarden zo is vastgesteld dat rond ieder gebied ongeveer een gelijk percentage van (ca. 11%) van alle veehouderijlocaties (melkvee, varkens, pluimvee) in aanmerking kan komen, resulterend in een totale doelgroep van circa 10.000 veehouderijlocaties. Als gevolg van overlap met de Lbv-plus bestaat de effectieve doelgroep van de Lbv uiteindelijk uit circa 8.000 veehouderijlocaties. De omvang van de stikstofdepositie van een veehouderijlocatie op stikstof-gevoelige Natura 2000-gebieden wordt daarbij vastgesteld met AERIUS. Hierbij is een specifieke variant van dit model ontwikkeld, AERIUS check, die de stikstofdepositie van een individuele veehouderijlocatie op alle overbelaste Natura 2000-gebieden binnen 25 km bepaalt. Veehouders die een positieve subsidiebeschikking ontvangen kunnen, onder voorwaarde dat aan alle subsidievereisten wordt voldaan, aanspraak maken op een vergoeding voor het door te halen productie van 100% van de marktwaarde, zoals door de minister voor Natuur en Stikstof vastgesteld bij opstelling van de regeling, en een vergoeding voor het waardeverlies van de productiecapaciteit van 100% van de voor leeftijd gecorrigeerde vervangingswaarde per vierkante meter van de dierenverblijven (stallen). Bij de vormgeving van de Lbv is gebruikt gemaakt van de eerdere ervaringen met de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv). | | |
Vrachtwagenheffing (VWH) | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Op 22 maart 2022 is het wetsvoorstel vrachtwagenheffing door de Tweede Kamer aangenomen en op 12 juli door de Eerste Kamer. De wet voorziet erin dat op autosnelwegen en een aantal andere wegen (met name N-wegen) per gereden kilometer wordt betaald. De heffing geldt voor Nederlandse en buitenlandse kentekenhouders van motorrijtuigen of een samenstel van voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoeren van goederen met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg (vrachtwagens). De verwachting is dat de vrachtwagenheffing in 2026 start. De hoogte van het tarief wordt afhankelijk van de toegestane maximum massa, de CO2-emissieklasse en de euro-emissieklasse (alleen binnen CO2-emissieklasse 1) van de vrachtwagen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vijf emissieklassen (CO2-emissieklasse 1 t/m 5). Voor de start van de vrachtwagenheffing moet de Wet vrachtwagenheffing gewijzigd worden. Dit betreft de implementatie van gewijzigde tolheffingsregels van de Europese Unie (herziene Eurovignetrichtlijn). In de huidige Wet vrachtwagenheffing is het tarief nog gebaseerd op de toegestane maximum massa en de euro-emissieklasse van de vrachtwagen. Op 23 november 2023 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorkeursvariant voor de tarieven die is verwerkt in een conceptwetsvoorstel.De wijziging van de wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels is op 8 oktober 2024 aangeboden aan de Kamer. In lijn met het uitgangspunt van de huidige Wet vrachtwagenheffing bedraagt het gemiddelde tarief 15 cent per kilometer in prijspeil 2019. Dit komt overeen met 16,7 cent per kilometer in prijspeil 2023. Bij het berekenen van het gemiddelde tarief is uitgegaan van de verwachte samenstelling van het wagenpark in 2026.In het conceptwetsvoorstel is voorgesteld om gebruik te maken van de mogelijkheid in de richtlijn om emissievrije vrachtwagens met een maximaal toegestaan gewicht tot en met 4.250 kg vrij te stellen van de vrachtwagenheffing. Op 14 januari 2023 is de internetconsultatie afgerond. Ook is een uitvoeringstoets door RDW uitgevoerd en is een advies ontvangen van de ATR. De toetsen en consultatie geven geen aanleiding voor beleidswijzigingen.Inmiddels is het wetsvoorstel voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De verwachting is dat het wetsvoorstel uiterlijk eind 2024 wordt aangeboden aan de Kamer. Om te voldoen aan de gewijzigde Europese tolheffingsregels en om duidelijkheid te geven aan de uitvoerende organisaties is het wenselijk om de parlementaire behandeling ruim voor de start van de vrachtwagenheffing af te ronden.Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting dat is aangeboden aan de Raad van State is hier te downloaden:https://wetgevingskalender.overheid.nl/Regeling/WGK025647 | | |
BPM (aanschafbelasting van personenauto's en motorrijwielen) | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | De bpm is een belasting die moet worden betaald bij de aanschaf van een nieuwe personenauto of bestelauto. Het tarief is voor personenauto's afhankelijk van de CO2-uitstoot. Voor bestelauto's is het tarief tot eind 2024 afhankelijk van de catalogusprijs. Vanaf 2025 is de grondslag in de BPM bestelauto's ook de CO2-uitstoot, in lijn met personenauto's. De vrijstelling op BPM bestelauto's van ondernemers verdwijnt daarmee, en geldt dan alleen nog voor zero-emissie bestelauto's. De 2024-tarieven kunnen hier worden gevonden (blz. 78): https://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/bpm_tarieven_bpm0651z12fd.pdf | | |
MIA Vamil Regelingen Milieu-investeringsaftrek & Willekeurige afschrijving milieu-investeringen | Landbouw en Landgebruik|Algemeen | Mobiliteit (Bestelauto's)|Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Personenauto's)|Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) bieden ondernemers fiscaal voordeel bij investeringen in milieuvriendelijke technieken. Bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor MIA/Vamil, staan vermeld op de Milieulijst. De Milieulijst wordt jaarlijks bijgesteld. Of een bedrijfsmiddel wordt toegevoegd hangt af van verschillende criteria. Het bedrijfsmiddel moet een aanzienlijke milieuverdienste hebben in Nederland ten opzichte van het gangbare alternatief in de betreffende branche. Ook moet er sprake zijn van duidelijke meerkosten ten opzichte van het minder milieuvriendelijke alternatief. Ook moet de (verdere) marktintroductie op korte termijn gewenst zijn. Investeringen waarop Energie-investeringsaftrek (EIA) is toegepast, komen niet in aanmerking voor MIA. Het aftrekpercentage van de MIA bedraagt maximaal 45% en verschilt per bedrijfsmiddel (zie milieulijst). Voor de Vamil is een willekeurige afschrijving van maximaal 75% mogelijk. | | |
Convenant zero-emissie reinigingsvoertuigen | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Gemeenten, provincies, energieproducenten, de Rijksoverheid en het bedrijfsleven hebben begin 2019 een convenant voor zero-emissie reinigingsvoertuigen gesloten. In het convenant Duurzame Voertuigen en Brandstoffen in de Reinigingsbranche hebben overheden, reinigingsdiensten en marktpartijen afgesproken om enkel zero emissie reinigingsvoertuigen aan te schaffen vanaf 1 januari 2030 of zoveel eerder als mogelijk. Doelstellingen in het convenant zijn:- Binnen 1 jaar na het sluiten van het convenant ligt er een Plan van Aanpak door gemeenten en publieke partijen; - 1 jaar na het Plan van Aanpak, of waar eerder mogelijk, rijden nieuw aan te schaffen voertuigen zero-emissie of op een duurzame brandstof; - Vanaf 2025 worden reinigingsvoertuigen op fossiele brandstoffen uitgefaseerd; - Vanaf 2030, of waar eerder mogelijk, zijn alle nieuw aan te schaffen voertuigen zero-emissie. - Reinigingsvoertuigen op duurzame brandstoffen worden uitgefaseerd.Binnen het convenant zijn de volgende afspraken gemaakt:- Gemeenten en publieke partijen zorgen uiterlijk 1 jaar na ondertekening voor een Plan van Aanpak. Dit bevat in ieder geval een lijst met alle reinigingsvoertuigen en afschrijvings-termijnen en een voorstel voor het vervangende reinigingsvoertuig of type brandstof. - IenW staat voor het financieren van een vervolgfase van dit convenant; draagt bij via regelingen en financieringsmogelijkheden (DKTI, Green Deal Zero Emissie Stadslogistiek, het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit 2018, INEK), benadert andere opdrachtgevers om zich aan te sluiten en werkt proactief aan het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving. - Private partijen steunen de doelstellingen en zetten zich actief in om de transitie te versnellen, onder meer door kennis te delen en drempels weg te nemen. Zoals genoemd in het convenant, zitten onzekerheden in de volgende thema’s, die daarom aandacht behoeven: ontwikkelen en delen van kennis en ervaring (bestaande onduidelijkheden kunnen hierdoor weggenomen worden); kosten, baten en financiering - Er is een wens naar inzicht hierin, via berekeningen van de Total Cost of Ownership (TCO); beleid, wet- en regelgeving (potentiële barrières); organisatie (potentiële organisatorische veranderingen). - De voortgang ten aanzien van de doelstelling wordt jaarlijks gemonitord; de resultaten hiervan zullen openbaar zijn. | | |
Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) biedt particuliere verhuurders en institutionele beleggers de gelegenheid om subsidie aan te vragen voor energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies voor hun huurwoningen. | | |
Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | DUMAVA is een investeringssubsidieregeling voor verduurzamen van vastgoed dat in eigendom is van maatschappelijke instellingen in de decentrale overheid, onderwijs, zorg, cultuur, niet-woonhuis rijksmonumenten en overige gebouwen met een publieksfunctie. | | |
Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie (WGIW) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO)|Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Een gezamenlijk wetsvoorstel van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) en bevat aanpassingen van de Omgevingswet en de Gaswet. Het wetsvoorstel geeft gemeenten de bevoegdheid om lokale regels op te stellen voor de warmtetransitie van gas naar duurzame alternatieven. Op basis van dit wetsvoorstel kunnen gemeenten de netbeheerders de opdracht geven om wijken, die aangewezen zijn in het omgevingsplan, van het gas af te sluiten. Het wetsvoorstel is daarmee het sluitstuk van de wijkgerichte aanpak. | | |
Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (SABE) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Onderwijs | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Met de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (SABE) kan een ondernemer een voucher of subsidie aanvragen. Dit is gericht op het leren over duurzame landbouw, omschakelen naar extensieve, natuur inclusieve, kringloop- of biologische landbouw. Ook kan subsidie worden aangevraagd door ondernemers die agrariërs willen trainen in een duurzamere bedrijfsvoering of voor een bedrijfsadvies op maat aan een agrariër. | | |
Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) | Mobiliteit|Gebouwde Omgeving | Mobiliteit (Logistieke Efficiëntie) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) beoogt de verschoning en verduurzaming van werk-, vaar- en voertuigen in de bouw te versnellen. De regeling moet onder andere een bijdrage leveren aan de vermindering van de stikstofuitstoot in de bouw. Ook draagt de regeling bij aan de klimaatdoelen uit het Klimaatakkoord en de doelen uit het Schone Lucht Akkoord. De SSEB bestaat uit drie onderdelen: 1. SSEB Aanschaf: hierbinnen wordt subsidie verleend voor de aanschaf van nieuwe emissieloze bouwmachines; 2. SSEB Retrofit: hierbinnen wordt subsidie verleend voor de ombouw van bestaande werktuigen naar emissieloos en voor het uitrusten van bestaande werktuigen met nabehandelingstechnologie (retrofit) waarmee de uitstoot van stikstof wordt gereduceerd. 3. SSEB Innovatie: hierbinnen worden projecten en onderzoeken gesubsidieerd naar innovaties voor emissieloze bouwmachines en benodigde laadinfrastructuur. De regeling richt zich op Nederlandse bouwbedrijven met eigen materieel en verhuurbedrijven. | | |
Aanschafsubsidie Zero Emissie Trucks (AanZET) | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Om de aanschaf van vrachtauto’s met batterij-elektrische of waterstof-elektrische aandrijving aantrekkelijk te maken is er een stimuleringsprogramma van kracht, in de vorm van een aanschafsubsidie. De Aanschafsubsidieregeling Zero-Emissie Trucks (AanZET) is per 2022 van start gegaan en loopt tot in ieder geval 2027. Het subsidiebedrag is een percentage van de verkoopprijs en de hoogte van het bedrag hangt af van het soort vrachtwagen en de grootte van het bedrijf. Alleen nieuwe, volledig emissieloze vrachtauto’s vanaf 4.250 kilo komen in aanmerking voor subsidie. De beschikbare subsidie per jaar is gemaximeerd. | | |
DEI-CE Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+ Circulaire economie) | Industrie | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Er bestaan diverse Nederlandse subsidieregelingen voor CO2-emissiereductie in de industrie. Dit betreft onder andere subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, waarin kennis wordt opge-daan om nieuwe of verbeterde producten en processen mee te ontwikkelen. De Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) is een innovatiemodule die is gericht op het ondersteunen van pilot- en demonstratieprojecten die leiden tot CO2-reductie in Nederland. De DEI+ bevat tien verschillende subsidiabele thema’s. Zeven thema’s worden jaarlijks in één keer opengesteld en daarvoor geldt een gezamenlijk subsidieplafond. Dit wordt het reguliere deel van de DEI+ genoemd. De drie andere thema’s worden apart opengesteld met een eigen subsidieplafond. Dit zijn specifieke delen van de DEI+. Het DEI+-thema Circulaire economie is tussen 2019 en 2021 al eerder opengesteld en is voor 2024 apart opengesteld voor projecten met minder dan € 3.000.000 subsidie. Dit specifieke deel kon niet tegelijk met de reguliere DEI+ opengesteld worden, doordat nog over het budget moest worden besloten door de Tweede en Eerste Kamer bij de begrotingsbehandeling van IenW. Voor projecten binnen dit thema kunnen in de periode van 22 april 2024 tot en met 1 november 2024 subsidieaanvragen worden ingediend en daarvoor geldt een subsidieplafond van € 20.000.000. | | |
HER+ Subsidie Hernieuwbare Energietransitie | Elektriciteit|Industrie | Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De regeling Hernieuwbare Energietransitie (HER+) is een subsidie voor ondernemers met vernieuwende projecten die leiden tot duurzame energieproductie. Met de HER en de HER+ worden onderzoeks-, ontwikkelings- en demonstratieprojecten ondersteund die moeten leiden tot meer hernieuwbare energieproductie. Bovendien moeten de projecten in de HER(+) leiden tot besparing op de subsidie-uitgaven van de SDE+ en SDE++ (de regelingen die de kostprijs voor hernieuwbare energie of de vermindering van CO2-uitstoot vergoeden), of in het geval van HER+ tot algemene kostenvoordelen die groter zijn dan de subsidie die voor het project wordt aangevraagd. Door verbreding van de regeling vanaf juli 2020 komen ook CO2-reducerende technieken hiervoor in aanmerking (van HER naar HER+). | | |
Nationaal Groeifonds | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Met het Nationaal Groeifonds investeert het kabinet ruim € 11 miljard in 50 projecten die bijdragen aan het duurzame verdienvermogen van Nederland. Het gaat om investeringen op het gebied van twee overkoepelende thema's: (1) kennisontwikkeling en (2) onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Financiën beheren gezamenlijk het fonds namens het kabinet. Er is een onafhankelijke commissie ingesteld die de projecten heeft beoordeeld en adviezen heeft gegeven. Vervolgens heeft het kabinet besloten of aan projecten geld wordt toegekend. Naast een bijdrage van de overheid worden projecten ook deels privaat gefinancierd. Er zijn drie rondes geweest waarin aan projecten ondersteuning is toegekend. Bij de start van het nieuwe kabinet in mei 2024 is besloten om het Nationaal Groeifonds uit te faseren, waardoor rondes 4 en 5 zijn komen te vervallen. Dit heeft geen gevolgen voor de investeringen uit de eerste drie rondes. Zie de volgende link voor een overzicht van de projecten op het gebied van Energie en duurzame ontwikkeling: https://www.nationaalgroeifonds.nl/overzicht-lopende-projecten/thema-energie-en-duurzame-ontwikkeling | | |
Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en mangementmaatregelen (Sbv) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) zijn gericht op ondersteuning voor (stal)innovatie en eerste investeringen in nieuwe staltechniek. Veehouders kunnen subsidie krijgen om brongericht minder broeikasgassen, ammoniak, geur en fijnstof/endotoxinen uit te stoten (integraal emissiearm), waarbij het dierenwelzijn en de brandveiligheid verbetert. Dit instrument bestaat uit twee modules: een eerste subsidiemodule richt zich op onderzoek naar en ontwikkeling van het gebruik van technische innovaties en managementmaatregelen (innovatiemodule). De tweede subsidiemodule focust op de toepassing van bewezen technische innovaties (investeringsmodule). De innovatiemodule is op dit moment drie keer opengesteld geweest voor meerdere diercategorieën. De investeringsmodule is in juni 2020 en april 2021 opengesteld geweest voor pluimvee (gericht op fijnstofreductie, conform afspraak in het Hoofdlijnenakkoord Sanering en Verduurzaming Varkenshouderij). Op dit moment is een openstelling van de investeringsmodule binnen de aanpak piekbelasting in voorbereiding. Voorwaarde voor de openstelling is dat er voldoende zekerheid is dat ook een vergunning voor Natura 2000-activiteiten kan worden verleend.Vanuit rijksgelden is er in totaal 452 miljoen euro beschikbaar voor de Sbv: 112 miljoen vanuit het Klimaatakkoord, 60 miljoen vanuit het Regeerakkoord Rutte 3 en 280 miljoen vanuit de structurele aanpak stikstof. Hiervan is 73,5 miljoen gericht op de innovatiemodule. De Sbv is onderdeel van drie trajecten die de uitstoot van emissies (o.a. ammoniak) uit stallen reduceren. Naast de Sbv gaat het hierbij om het aanscherpen van emissienormen voor ammoniak in combinatie met een investeringssubsidie ter ondersteuning van boeren voor het doorvoeren van benodigde aanpassingen en een streven naar brongerichte reductie van meerdere emissies bij de algehele integrale verduurzaming van de veehouderij. | | |
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Doel van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) is het wegnemen van geuroverlast door varkenshouderijen voor omwonenden. Dit wordt bereikt door varkenshouderijlocaties definitief en onherroepelijk te sluiten, waarbij ook de varkensrechten uit de markt worden gehaald. Deze regeling draagt ook bij aan een vermindering van de broeikasgas- en stikstofuitstoot. De Srv is aangekondigd in het Regeerakkoord Rutte III in 2017 (120 miljoen euro). In het kader van Urgenda is extra budget aan de Srv toegevoegd (60 miljoen euro). Daarnaast is een extra budget van 275 miljoen euro toegevoegd, als onderdeel van de structurele aanpak stikstof. Deze laatste uitbereiding van het budget was erop gericht om alle aanvragen die zijn ontvangen in het kader van de Srv te honoreren, mits deze aan de gestelde vereisten voldeden. Er zijn 520 aanvragen ingediend, waarvan er 430 aan alle voorwaarden voldeden. Er zijn uiteindelijk 277 varkenshouderijlocaties daadwerkelijk beëindigd (Noord-Brabant (172), Limburg (55), Gelderland (27), Overijssel (20) en Utrecht (3)). Het aantal varkenshouderijlocaties dat definitief is beëindigd (277) is een stuk lager dan het aantal positieve beschikking (430). Varkenshouders hebben een eigen individuele afweging gemaakt. Factoren die hierbij meespeelde waren de rond die tijd hoge varkensprijzen vanwege varkenspest in China, het niet kunnen realiseren van een alternatieve economische activiteit op de te beëindigen locatie en de te laag bevonden vergoeding. | | |
POP3 Subsidie Voor Verduurzamen Stallen En Verminderen Stikstof (Kalversector) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Deze subsidie richt zich op kalverhouders, die subsidie kunnen krijgen voor de overstap naar een duurzaam stalsysteem. De subsidie is onderdeel van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland (POP3GLD) en de Gelderse stikstofaanpak. Het beschikbare bedrag is in totaal € 10.680.000 (maximaal 300.00 euro per vleeskalverhouderij voor fysieke maatregelen, maximaal 120.000 euro per vleeskalverhouderij voor investeringen in meten stalemissies). Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidie is dat de kalver-houders gaan meten wat het effect van het stalsysteem is op de uitstoot. Er zijn 6 aanvragen positief gehonoreerd; bij drie aanvragen gaat het om een samenwerkingsverband tussen een stichting en kalverhouders gericht op de vermindering van de ammoniakuitstoot door het opvangen van mest en urine in een ammoniakarme vloeistof. In één aanvraag gaat het om een nieuwbouwstal waarbij er bronscheiding van faeces en urine en daarnaast verdunning zal plaatsvinden. In twee aanvragen gaat het om een samenwerkingsverband tussen kalverhouderijen en een bedrijf gericht op de implementatie van een innovatief en duurzaam stalsysteem, inclusief validatie van het effect. | | |
Zero Emission OV BAZEB Bestuursakkoord Regionale Openbaar Vervoer per bus | Mobiliteit | Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Provincies, vervoersregio’s, netbeheerders, energieproducenten, de Rijksoverheid en het bedrijfsleven werken samen aan de uitrol en opschaling van zero-emissie busvervoer en de daarvoor noodzakelijke alternatieve tank- en laadinfrastructuur door middel van het Bestuursakkoord Zero Emissie Busvervoer (BAZEB). Afgesproken is dat in 2025 alle nieuw instromende OV-bussen zero-emissie zijn, zodat in 2030 alle OV-bussen zero-emissie zijn. De Rijksoverheid geeft jaarlijks een impuls van 10 miljoen euro voor de uitwerking van het BAZEB. In het akkoord hebben de partijen tevens het volgende afgesproken:Partijen streven ernaar de markt optimaal te betrekken bij het verwezenlijken van de ambitie en doelstellingen uit het akkoord. Partijen verkennen en zoeken nieuwe mogelijkheden voor de financieringsbehoefte die voortkomt uit de ambitie en doelstellingen. Partijen verkennen en zoeken nieuwe mogelijkheden om het huidige systeem van regionaal busvervoer te optimaliseren met het oog op de ambitie en doelstellingen. Om kennis en ervaring op te doen voeren partijen in onderlinge afstemming pilots en validatie-projecten uit. | | |
Bestuursakkoord Zero Emissie Doelgroepenvervoer (BAZED) en Convenant | Mobiliteit | Mobiliteit (Logistieke Efficiëntie) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Bestuursakkoord en Convenant Zero Emissie Doelgroepenvervoer. Op 31 mei 2018 ondertekenden 32 gemeenten en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het Bestuursakkoord Zero Emissie Doelgroepenvervoer. In het Bestuursakkoord spreken de betrokken partijen af dat het door hen verzorgde doelgroepenvervoer vanaf 2025 volledig zero emissie is. Doelgroepenvervoer is het vervoer van mensen die vanwege een lichamelijke of verstandelijke beperking tijdelijk of chronisch niet zelfstandig kunnen reizen. | | |
Subsidie elektrisch taxien luchtvaart | Mobiliteit | Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Rijksoverheid, Schiphol en andere partijen uit de sector hebben in het Akkoord Duurzame Luchtvaart uit 2021 de ambitie vastgelegd om in 2030 elektrisch taxiën als standaardprocedure toe te passen. Hierin spreken zij af nader te onderzoeken in hoeverre de bestaande fiscale regelingen MIA/VAMIL en EIA mogelijkheden bieden voor eigenaren van ground support equipment dan wel welke aanpassingen aan de regelingen hiervoor nodig zijn. Het Adviescollege Stikstofproblematiek stelt in het luchtvaartrapport van begin 2020 dat elek-trisch taxiën de voornaamste methode is om kosteneffectief emissies te reduceren binnen de LTO-cyclus (Adviescollege Stikstofproblematiek 2020). Het PBL geeft aan dat het technisch poten-tieel wordt geraamd op 0,4 mol stikstof/hectare/jaar in 2030 (PBL 2020). Schiphol heeft een haal-baarheidsstudie gedaan naar elektrisch taxiën, met de bevinding dat gemiddeld 50% brandstof bespaard kan worden. Momenteel is IenW met de sector in gesprek over de mogelijkheden om subsidies in te zetten die in het kader van de structurele aanpak stikstof van het ministerie van LNV zijn gereserveerd om elektrisch taxiën te stimuleren. Dit bedraagt maximaal 10 miljoen euro. | | |
SRVB Subsidieregeling Verduurzaming Binnenvaartschepen | Mobiliteit | Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Nederlandse binnenvaartvloot bestaat momenteel uit meer dan 4.000 schepen. Jaarlijks wordt grofweg bij 180 schepen de motor gereviseerd en bij 90 schepen de motor vervangen (TNO 2020). Sinds 2020 moeten motoren die aan vervanging toe zijn, worden vervangen door Stage V-motoren, die aan strenge emissie-eisen moeten voldoen. Omdat een scheepsmotor, mede door de mogelijkheid van revisie, tot 30-40 jaar mee gaat, gaat de verduurzaming en verschoning van de binnenvaart relatief langzaam, ondanks de strenge eisen voor nieuwe motoren. Sinds 2021 is het mogelijk om subsidie aan te vragen voor aanpassing of vervanging van scheepsmotoren voor de binnenvaart. Deze subsidieregeling heeft als doel om een versnelling van de verduurzaming of vervanging van oudere motoren te bewerkstelligen. Voor de subsidieregeling komen onder andere de volgende maatregelen in aanmerking: 1 Aanschaf en installatie van een Stage V-motor. 2 Aanschaf en installatie van een SCR-katalysator (retrofit). 3 Aanschaf en installatie van een elektrische aandrijfmotor. Elektrische aandrijving (zonder NOx-, CO2- en fijnstofuitstoot) valt ook onder de subsidie, mits de elektriciteit wordt gegenereerd door batterij of brandstofcel óf de verbrandingsmotor later een-voudig door een batterij of brandstofcel kan worden vervangen. Een roetfilter (DPF) voor het verminderen van fijnstofuitstoot wordt een mogelijke uitbreiding van de regeling. | | |
EU ETS1 | Elektriciteit|Industrie|Mobiliteit | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het systeem voor emissiehandel van de Europese Unie (EU ETS) is een in detail uitgewerkt beleidsinstrument met een EU-brede werking met als doel de uitstoot van broeikasgassen op kosteneffectieve wijze te beperken. Het EU ETS is sinds 2005 van kracht voor de energie-intensieve industrie en elektriciteitsproductie. Sinds 2012 valt ook de luchtvaart onder het EU ETS voor zover het de uitstoot door vluchten binnen de Europese Economische Ruimte (EER) betreft (zie ook factsheet Id 356 & 357), en sinds 2024 valt de zeevaart onder het EU ETS voor vaarten in de EER en de helft van de emissies van vaarten van en naar de EER. De sectoren in het EU ETS1 moeten hun totale broeikasgasemissies in 2030 terugdringen met 62% ten opzichte van 2005. In Bijlage 1 van de richtlijn is in detail aangegeven welke categorieën activiteiten onder het EU ETS1 vallen (zie referenties). In Nederland nemen ongeveer 340 bedrijven deel aan het EU ETS1. Samen zijn zij verantwoordelijk voor iets minder dan de helft van de totale broeikasgasuitstoot in Nederland. Installaties in het EU ETS1 mogen alleen broeikasgassen uitstoten als ze daarvoor voldoende ‘emissierechten’ inleveren. Omdat de hoeveelheid beschikbare emissierechten wordt beperkt, wordt ook de omvang van de emissies beperkt en kunnen de klimaatdoelen worden gehaald. Emissierechten zijn verhandelbaar op de Europese markt voor emissierechten. De prijs van een emissierecht (de "CO2-prijs") staat dus niet vast maar is het resultaat van de handel door partijen op de markt en hangt af van de (verwachte) schaarste (zie ook Brink 2018). Het handelssysteem stimuleert bedrijven om hun emissies te verminderen zolang de kosten daarvan lager zijn dan de prijs die ze moeten betalen voor emissierechten. Zo zorgt het EU ETS1 ervoor dat de uitstoot wordt teruggedrongen waar dat het goedkoopste kan. Binnen het EU ETS1 wordt ruim de helft van de emissierechten via veilingen op de markt aangeboden. De overige emissierechten worden gratis aan bedrijven verstrekt. Bedrijfstakken die sterk concurreren met bedrijven buiten de EU krijgen meer rechten gratis toebedeeld dan bedrijfstakken die minder gevoelig zijn voor internationale concurrentie. Zo wordt beoogd het weglekken van emissies naar het buitenland tegen te gaan (Brink 2016). Er zijn ook bedrijfstakken die geen gratis rechten krijgen toebedeeld, zoals de elektriciteitssector.In 2023 is het EU ETS1 herzien op een groot aantal punten herzien in het kader van Fit for 55. De belangrijkste punten zijn: - De jaarlijkse daling van het uitstootplafond is verhoogd naar 4,3% tussen 2024 en 2027 en 4,4% vanaf 2028. Daarmee moeten de emissies in 2030 zijn teruggenomen met 62% (voorheen: 40%) en loopt het emissieplafond af naar 0 richting 2040. - Zeevaart is onder de reikwijdte van ETS gebracht per 2024: alle emissies van de scheepvaart binnen de Europese Unie en de helft van de emissies van inkomende en uitgaande vaart van en naar havens buiten de Unie. Schepen van meer dan 5000 GT moeten vanaf 2024 voor 40% van de geverifieerde emissies rechten inleveren. Vanaf 2025 is dat 70% en vanaf 2026 100%.- Gratis rechten voor de luchtvaart worden versneld afgebouwd. Vanaf 2026 worden alle rechten in de luchtvaart geveild. - De benchmarks waarmee de gratis toewijzing van rechten aan industriële bedrijven wordt bepaald worden elke 5 jaar meer aangescherpt. - Aan de gratis toewijzing van rechten zijn voorwaarden geïntroduceerd: bedrijven moeten energiebesparende maatregelen nemen met een terugverdientijd van 3 jaar of minder, en de 20% slechts presterende bedrijven moeten een klimaatneutraliteitsplan opstellen. Indien een bedrijf niet aan deze voorwaarden voldoet krijgen ze 20% minder gratis rechten toegewezen. - In de sectoren die vallen onder het Carbon Border Adjustment Mechanism (staal, aluminium, cement, waterstof, kunstmest) wordt de gratis toewijzing van rechten versneld afgebouwd, in parallel met de infasering van CBAM. Vanaf 2034 krijgen deze sectoren geen gratis rechten meer. | | |
Bijmengverplichting groen gas | Landbouw en Landgebruik|Gebouwde Omgeving|Algemeen | | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In een klimaatneutraal Nederland zal een deel van de energievoorziening nog steeds draaien op gas. Dit is echter geen aardgas, maar gas dat geheel vrij is van uitstoot van broeikasgassen, zoals groen gas. Hiervoor is het noodzakelijk dat de groengasproductie exponentieel groeit van ongeveer 0,3 miljard m3 (bcm; billion cubic metres) in 2023 tot het beleidsdoel van 2 bcm in 2030. Aangezien de SDE++ onvoldoende opschaling beoogt (daarmee is de productie van 0,3 bcm in 2023 bereikt) wordt er een nieuw beleidsinstrument in het leven geroepen: de bijmengverplichting. De bijmengverplichting had oorspronkelijk een doelbereik van 1,1 bcm in 2030. Met de voorjaarsnota van 2025 is besloten om de verplichting met 25% te verlagen m.h.o.o. lastenstijging en invoering een jaar te vertragen. Het doel is dus 0,825 bcm in 2031 en invoering in 2027. De overige 0,9 bcm groen gas wordt verwacht uit andere instrumenten, zoals de SDE++, DEI en energie voor vervoer. In het beoogde wetsvoorstel is er voor gekozen om te sturen op CO2 ketenreductie in plaats van op volume groen gas, waardoor ook bijvoorbeeld methaanreductie in de landbouw wordt gestimuleerd. | | |
Klimaatfonds: CO2-vrije gascentrales | Elektriciteit | | Meer informatie | | In voorbereiding | | | In het Klimaatfonds is cumulatief tot en met 2030 1 miljard euro opgenomen voor een subsidieregeling voor CO2-vrije gascentrales. In de kamerbrief van begin 2024 is aangegeven dat het kabinet het doelmatig acht de exploitatiesubsidie de komende jaren nog niet open te stellen. Het streven is om de regeling wel vóór 2030 open te kunnen stellen. | | |
Nieuwbouw kerncentrales | Elektriciteit | Elektriciteit (Kernenergie) | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Om de doelstelling te halen in 2035 het Nederlandse elektriciteitssysteem CO2-neutraal te hebben gemaakt, zet het kabinet in op de opschaling van kernenergie als aanvulling op zon, wind en geothermie in de energiemix. Deze opschaling betekent onder andere dat het kabinet inzet op de bouw van vier nieuwe kerncentrales in Nederland. | | |
Bedrijfsduurverlenging Borssele | Elektriciteit | Elektriciteit (Kernenergie) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het kabinet zet in op het openblijven van de kerncentrale Borssele na 2033. Dit vereist een wijziging van de Kernenergiewet. Deze wetswijziging stelt de exploitant van de kerncentrale in staat een nieuwe vergunning aan te vragen om de exploitatie voort te zetten na 2033. | | |
Subsidie voor productie van windenergie op land en zon-PV (>15 kilowatt) is gemaximeerd tot 35 terawattuur | Elektriciteit | Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In het Klimaatakkoord is vastgelegd dat de productie van windenergie op land en zon-PV (>15 kilowatt) ondersteund wordt tot een maximum van 35 terawattuur per jaar. Dit kan gestuurd worden door de openstellingsruimte in de SDE++ voor deze opties. | | |
Ecodesign-richtlijn | Industrie|Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Deze richtlijn schept een kader voor de vaststelling van communautaire voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor energie gerelateerde producten, teneinde het vrije verkeer van die producten in de interne markt te garanderen. De richtlijn draagt bij tot duurzame ontwikkeling door de energie-efficiëntie en het niveau van milieubescherming te verhogen en tegelijk de zekerheid van de energievoorziening te vergroten. Deze richtlijn is niet van toepassing op middelen voor het vervoer van personen of goederen. Op grond van richtlijn 2009/125/EG zijn de product specifieke ecodesign voorschriften vastgesteld. Deze voorschriften kunnen onder andere relateren aan de energie-efficiëntie en aan de emissies van onder andere fijnstof (PM), gasvormige organische verbindingen (OGC) en koolmonoxide (CO) en stikstofoxiden (NOx). Vanuit de Wet milieubeheer en de Europese regelgeving houdt de ILT toezicht op de naleving van ecodesign eisen voor onder meer LED-verlichting, verwarmingsapparatuur en huishoudelijke elektronische apparaten.Product specifieke ecodesign voorschriften (zie referenties)Voor het werkplan 2022-2024 (geagendeerd beleid), zie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52022XC0504%2801%29&%3Bqid=1651649049970 Nauw verwant aan Richtlijn 2009/125/EG is Verordening (EU) 2017/1369 die wettelijke eisen stelt aan het vermelden van het energieverbruik op de etiketten van energie gerelateerde producten. Op grond van deze verordening zijn product specifieke energie-etiketteringsvoorschriften vastgesteld die nagenoeg dezelfde productgroepen bestrijken als die onder Richtlijn 2009/125/EG. | | |
Nationale Prestatie Afspraken (NPA) Corporaties | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Op 30 juni 2022 heeft minister De Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening nationale prestatieafspraken gemaakt met Aedes, Woonbond en VNG. In 2024 hebben Aedes, VNG en de minister van VRO de afspraken herijkt. | | |
Normering gericht op uitfasering huurwoningen met slechte isolatie (energielabels EFG) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | In het beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving (PVGO) is aangekondigd dat wordt gewerkt aan normering voor het uitfaseren van huurwoningen met slechte labels (E, F en G) die moet gaan gelden vanaf 1 januari 2030. In het Regeerprogramma staat opgenomen dat het kabinet het beleid om EFG-labels bij huurwoningen uit te faseren voortzet. Hiervoor is in de wetgevingsagenda bij het Regeerprogramma regelgeving aangekondigd. | | |
Aanpassingen regelgeving initiatiefrecht of instemmingsrecht | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | In het Beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving is aangekondigd dat het initiatiefrecht en het instemmingsrecht van huurders worden aangepast. Zowel de aanpassing van het initiatiefrecht als de aanpassing van het instemmingsrecht vergen een wijziging van het Burgerlijk Wetboek. Via het huidige initiatiefrecht kunnen huurders al betere isolatie afdwingen. Het initiatiefrecht wordt uitgebreid met het doel huurders ook zonnepanelen en een (hybride) warmtepomp te kunnen laten initiëren. Voor huurders van een wooncomplex wordt het mogelijk om gezamenlijk initiatief tot verduurzaming te nemen, onder de voorwaarde dat het om minimaal 70% van de huurders van een complex met minimaal 10 woningen gaat en zij schriftelijk een voorstel doen. In de huidige huurregelgeving is bij het verduurzamen van een huurcomplex vereist dat 70% van alle huurders instemmen. Door de verandering van het instemmingsrecht zullen niet 70% van alle huurders, maar 70% van alle huurders die op het voorstel reageren nodig zijn voor verduurzaming van de woningen. Het versterken van de betaalbaarheid voor de huurder gebeurt door een voorstel als redelijk te beschouwen op het moment dat de aanpassing tot een lagere energierekening voor de huurder leidt. In dat geval stijgt de huur, maar daalt de energierekening, waardoor de woningverbetering betaalbaar blijft voor de huurder. | | |
Scholen energiebespaarlening | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het Nationaal Warmtefonds biedt financiering voor de verduurzaming van huizen en gebouwen van eigenaar-bewoners, Verenigingen van Eigenaars en scholen. De Scholen Energiebespaarlening is een laagrentende lening die gebruikt kan worden voor gevelisolatie, spouwmuurisolatie, dakisolatie, zonnepanelen, ledverlichting en energiemanagementsystemen. De lening heeft een hoofdsom van minimaal 15.000 euro en maximaal 500.000 euro. Scholen kunnen niet rechtstreeks een lening bij het fonds aanvragen, maar kunnen dit alleen doen via een aangesloten procesbegeleider. Op dit moment zijn er 17 scholen die een lening hebben aangevraagd. | | |
Normering Utiliteitsbouw | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De Europese Commissie heeft in het ‘Fit for 55’-pakket ook voorstellen opgenomen voor het herzien van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). De EPBD IV gaat over het uitfaseren van de slechtste gebouwen in de utiliteitsbouw, te beginnen met de slechtste 16% van de voorraad in 2030 en 26% in 2033. Onderhavig instrument is bedoeld om de verschillende gebouwfuncties binnen de utiliteitsbouw te normeren, op basis van een energielabel, om hiermee de gebouwen met de slechtste labels energieprestatie te laten verbeteren. te renoveren naar een betere energieprestatie.EPBD IV is in mei 2024 in werking getreden. De Nederlandse overheid heeft 2 jaar om te komen tot implementatie van de EPBD. | | |
Eindnorm 2050 utiliteitsbouw | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Voor eigenaren van utiliteitsgebouwen die verduurzamingsmaatregelen willen nemen, is het van belang zicht te hebben op de maatregelen die op weg naar 2030 en 2050 verstandig zijn. Dit is relevant bij het opstellen van meerjarenonderhoudsplannen, het uitvoeren van (groot) onderhoud of het wisselen van huurders of verkoop. Voor de bestaande utiliteitsbouw wordt een wettelijke eindnorm ontwikkeld voor de energieprestatie van gebouwen in 2050, gebaseerd op de nieuwe bepalingsmethode energieprestatie van gebouwen (NTA8800) en uitgedrukt in kilowattuur per m2 per jaar. Voor alle gebruiksfuncties zijn inmiddels onderzoeken gedaan op welk niveau deze eindnorm zou moeten liggen, om in 2050 een CO2-arme gebouwenvoorraad te hebben. Dit niveau ligt op of net onder het huidige BENG-niveau voor nieuwbouw (Bijna Energieneutrale Gebouwen). Wanneer de eindnorm bekend is gemaakt, kan deze ook verwerkt worden in bestaande instrumenten, zoals de subsidies en fiscale instrumenten (EIA of Energie Investeringsaftrek). Het streven is dat het per-centage gebouwen dat voldoet aan de eindnorm zal groeien van ca. 6% in 2022 naar 25% in 2030. In 2025 worden ook de vangneteisen in het Besluit bouwwerken leefomgeving bij verbouw aangescherpt. Deze geven op bouwdeelniveau duidelijkheid over de minimaal te behalen energieprestatie. | | |
Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De Warmtenetten Investeringssubsidie is een nationale subsidieregeling voor warmtenetten in de bestaande bouw. Het doel is 500.000 nieuwe aansluitingen in de bestaande bouw te realiseren voor 2030. De subsidieregeling is een eenmalige investeringssubsidie aan de warmteleverancier. Deze investeringssubsidie past in bestaande subsidiekaders en wordt door RVO uitgevoerd. De subsidie-regeling is in 2023 voor het eerst open gegaan. De ervaringen van de eerste openstelling zijn positief. Er was €150 mln beschikbaar, waarbij er voor €250 mln aangevraagd werd in 27 projecten. Hiervan is de helft afgewezen op grond van criteria uit de regeling. Er zijn beschikkingen afgegeven ter hoogte van €130 mln aan in totaal 17 projecten. Hierdoor was er €20 mln vrijval, dat door de eindejaarsmarge doorschuift naar een volgende openstelling. Op grond van de ervaringen uit de eerste ronde is de regeling 2024, die voor dat jaar een subsidieplafond van €400 mln kent, die op verschillende punten aangepast. Deze beogen de regeling beter aan te sluiten op de praktijk, zowel op economische omstandigheden als bestuurlijke afspraken tussen warmtebedrijven, woningcorporaties en gemeenten. Hierdoor is de kans groot dat projecten vaker in de buurt van het maximale subsidiebedrag per project komen, wat zich vertaalt in een beter aanbod voor afnemers en een hogere kans op realisatie. Totaal aanvragen WIS 2023: 19.000 kleinverbruikersaansluitingen en 5.000 blokverwarmingsaansluitingen. WIS 2024: De grote gevestigde warmtebedrijven hebben dit jaar het besluit genomen om geen nieuwe investeringen te doen in warmtenetten. Dit heeft zijn weerslag gehad op het aantal aanvragen in de WIS2024. In totaal zijn er 12 projecten aangevraagd voor een subsidiebedrag van 94 miljoen euro. Hierdoor is er €306 mln vrijval, dat door de eindejaarsmarge doorschuift naar een volgende openstelling. Statistiek over de hoeveelheid aansluitingen is op dit moment nog niet beschikbaar. Het totale budget voor WIS is ca. 1,6 miljard euro. | | |
Organiseren continue verbouwstromen | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Via het programma Verbouwstromen wordt sinds eind 2022 gewerkt aan bundeling en opschaling van de vraag en standaardisatie en industrialisatie van het aanbod. Door deze schaalvergroting kunnen de productie- en organisatiekosten van verduurzaming omlaag. Dit gebeurt zowel in de huurmarkt waar verhuurders en aanbieders in regionale renovatiedeals worden ondersteund om te komen tot grootschalige langjarige renovatieprogramma’s, alsook in de koopmarkt waar provincie en gemeenten nu de eerste gezamenlijke aanbestedingen aan het organiseren zijn voor verduurzaming van particuliere woningen. | | |
Normering van duurzaam bouwen (o.a. aanscherpen eisen circulair en emissievrij bouwen) | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | In de kamerbrief van 4 oktober 2023 is de Kamer geïnformeerd over de beleidsagenda voor de normering van circulair bouwen. Het voornemen is de milieuprestatie-eis voor nieuwe woningen en nieuwe kantoren aan te scherpen en een milieuprestatie-eis voor gebouwen met andere gebruiksfuncties te introduceren. | | |
Besluit energie vervoer 2022-2030 (implementatie RED II) | Mobiliteit | Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de Rijksoverheid in de Wet milieubeheer een verplichting instelt voor de inzet van hernieuwbare energie in de vervoerssector in de periode tot 2030. Met de verplichting moet ook de afspraak uit het Klimaatakkoord in beleid worden omgezet om in 2030 maximaal 27 petajoule extra aan hernieuwbare brandstoffen in te zetten in het wegvervoer. Deze extra inzet van maximaal 27 petajoule komt boven op de destijds in het basispad reeds verwachte inzet van 33 petajoule aan biobrandstoffen in 2030. Naast de doelstelling voor het wegvervoer, is in het Klimaatakkoord een minimale inzet van 5 petajoule hernieuwbare energie in de binnenvaart in 2030 afgesproken. De verplichting wordt herzien met de RED-III die ingaat per 1/1/2026. | | |
Integraal duurzaamheidskader biomassa | Mobiliteit | Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De SER heeft in juli 2020 op verzoek van het kabinet een richtinggevend advies uitgebracht over een duurzaamheidskader voor het gebruik van biogrondstoffen. In het advies maakt de SER onderscheid tussen drie soorten toepassingen: laagwaardige, hoogwaardige en overbruggingstoepassingen. De inzet van biogrondstoffen voor laagwaardige toepassingen moet volgens het advies worden afgebouwd. Hieronder valt onder meer de inzet van biobrandstoffen voor personenauto’s en bestelauto’s. Op lange termijn zouden biogrondstoffen alleen nog moeten worden ingezet voor hoogwaardige toepassingen. Inzet in mobiliteit valt daar niet onder. In de tussenliggende periode zijn er echter overbruggingstoepassingen waar alternatieven voor CO2-reductie nog niet voorhanden zijn. Hieronder valt onder meer het gebruik van biobrandstoffen in het zware wegvervoer en in de scheepvaart en luchtvaart. Daarbij moeten lock-in-situaties worden voorkomen, zo stelt de SER: de inzet van biobrandstoffen in deze toepassingen mag er niet toe leiden dat de ontwikkeling en toepassing van duurzame alternatieven stagneren.De RED-III (zie aparte entry) geeft lidstaten een aantal subdoelen en limieten mee. Geavanceerde biobrandstoffen (zogeheten annex IXa-brandstoffen) en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO’s) worden in de implementatie gestimuleerd. De inzet van biobrandstoffen op basis van voedsel- en voedergewassen; en annex IXb-biobrandstoffen wordt beperkt. Deze Europese beperkingen worden in het nationale systeem overgezet. De Klimaatakkoordafspraak over de beperkte inzet van voedsel- en voedergewassen blijft daarbij in stand. | | |
CO2-normen nieuwe personen- en bestelauto’s 2025-2035 | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Als onderdeel van de Europese strategie om de CO2-uitstoot van personenauto's terug te dringen zijn er CO2-normen voor nieuwe auto’s van toepassing. De CO2-normen moeten ertoe leiden dat er steeds meer zuinige auto’s en/of nulemissie-auto’s in het Europese wagenpark stromen, waardoor de CO2-uitstoot van het totale wagenpark (op termijn) ook gereduceerd wordt. De gemiddelde uitstoot van alle auto's die fabrikanten in de EU verkopen mag niet hoger liggen dan de geldende norm. Tot en met 2021 golden de CO2-normen op basis van de NEDC-test, sindsdien op basis van de WLTP-test. De WLTP-test geeft een betere benadering van het praktijkverbruik en de werkelijke uitstoot van nieuwe auto’s dan de NEDC-test. De toekomstige reductiedoelen worden afgezet ten opzichte van de gemiddelde uitstoot in 2021 volgens de WLTP-typekeuring. De CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen (bestelauto's) die in april 2019 zijn aangenomen, stellen reductiedoelstellingen van -15% en -37,5% voor de uitlaat CO2-emissies van nieuw geregistreerde auto's voor respectievelijk 2025 en 2030. De norm voor 2030 voor bestelwagens is -31%. Op 14 juli 2021 stelde de Europese Commissie als onderdeel van haar 'Fit for 55'-klimaatpakket voor om de verordening te herzien, de norm van -15% voor 2025 te handhaven, de normen voor 2030 aan te scherpen tot -55% voor personenauto’s en -50% voor bestelauto’s en tevens een nieuwe -100% norm voor 2035 in te voeren. Dit heeft als gevolg dat alle nieuwe auto's die vanaf 2035 worden geregistreerd, emissievrij moeten zijn aan de uitlaat. | | |
Overig flankerend beleid elektrische personenauto's | Mobiliteit | Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Dit instrument bestaat uit een breed scala aan flankerende instrumenten (niet zijnde financiële instrumenten of de aanleg van openbare laadinfrastructuur) waarmee de drempel naar elektrisch vervoer moet worden verlaagd. Het gaat hierbij om zaken zoals communicatie/voorlichting over elektrisch rijden (fabels en feiten scheiden, mensen ervaring laten opdoen met elektrisch rijden om vooroordelen weg te nemen, feitelijke informatie delen i.s.m. de FET-partijen en MilieuCentraal op websites zoals www.nederlandelektrisch.nl (QenA's met feitelijke informatie met bronvermelding voor professionals in de automotive sector en journalisten) en www.zetookdeknopom.nl (algemene informatie met handelingsperspectief voor burgers en bedrijven)), gedragsonderzoek, batterijcheck en -garantie (op dit moment is de garantie op een batterij gemiddeld 8 jaar met een maximumkilometrage van 160.000 km.), een herziening van het energielabel voor personenauto's, stimulering van elektrische rijlessen, stimuleren van aanleg van laadpunten in parkeergarages en bij VvE's, EV in lesprogramma's, elektrificatie van het Rijkswagenpark, het stimuleren van elektrische deelmobiliteit en mogelijkheden creëren voor burgers en bedrijven om ervaring op te doen met elektrisch rijden (b.v. met het programma sturen bij de buren van de Vereniging Elektrische Rijders, VER). Deze flankerende instrumenten dienen ervoor om drempels te verlagen die sommige mensen ervaren bij de overstap naar elektrisch vervoer, marktontwikkelingen te versnellen richting duurzame mobiliteit en het goede voorbeeld te geven. Daarnaast draagt IenW bij aan het programma Mensen maken de Transitie (MMT) om te zorgen voor procesoptimalisatie bij de aanleg van laadinfrastructuur, het stimuleren van innovaties, maar vooral ook het waarborgen van voldoende gekwalificeerd personeel om de uitbreiding van het publieke laadnetwerk in lijn met het Klimaatakkoord te verzekeren. | | |
Versnellen (regionale) uitrol laadinfrastructuur | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer)|Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Personenauto's)|Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Onder regie van het ministerie van IenW is, in samenwerking met publieke en private partijen, de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) opgesteld. De afspraken in deze agenda moeten leiden tot een landelijke dekking van (snel)laadpunten en daarmee voorzien in de verwachte laadbehoefte van het toenemende aantal elektrische voertuigen. In de NAL is afgesproken dat elke Nederlandse gemeente een integrale visie op laadinfrastructuur vaststelt, en regio’s of individuele gemeenten een plaatsingsbeleid voor de publieke laadinfrastructuur opstellen. Om samenwerking te bewerkstelligen zijn 6 regionale samenwerkingsverbanden opgesteld (RAL-regio’s). Deze regio’s hebben de taak om kennisdeling te faciliteren, gemeenten te mobiliseren, en aan de andere kant ook om afstemming met netbeheerders te bereiken. In 2023 is een nieuwe samenwerkingsovereenkomst ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over het realiseren van een landelijk dekkend laadnetwerk. In de NAL worden bij 100% emissieloze nieuwverkoop van personenauto’s in 2030 1,7 miljoen laadpunten voor personenvervoer in Nederland voorzien. Dit aantal wordt in 2024 herzien omdat ontwikkelingen in dit domein snel gaan. Wat betreft logistiek wordt in de NAL niet in een bepaald aantal laadpunten voorzien. Een eerste doorrekening van TNO (2019) indiceert voor de stadslogistiek een laadbehoefte van 18.600 laadpunten voor bestelauto’s en 7.400 laadpunten voor vrachtauto’s. Daarnaast is er een groot aantal nodig voor elektrische bussen, binnenvaartschepen en LEV’s (Light Electric Vehicles). Vanuit de Europese EPBD III (Energy Performance of Buildings Directive) is er vanaf begin 2020 een verplichting voor het aanleggen van laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen in de private gebouwde omgeving. Met het programma Slim Laden Voor Iedereen wordt gewerkt aan grootschalige toepassing van slim laden waarmee vraagsturing en tijdelijke opslag via de batterijen van miljoenen elektrische voertuigen mogelijk wordt gemaakt. Hierdoor wordt het energiesysteem flexibeler en kan netcongestie worden voorkomen. | | |
Nationaal toegangspunt laadpuntendata | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer)|Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Personenauto's)|Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Vanaf 1 juli 2021 zijn laadpaalexploitanten verplicht om data over hun laadpalen online ter beschikking te stellen. Hiertoe is in april 2021 een wetswijziging doorgevoerd. Bovendien is hierin vastgelegd dat de informatie via een nationaal toegangspunt vindbaar moet zijn. Dit nationale toegangspunt betreft de website van de Nationale Databank Wegverkeergegevens (NDW). Een nationaal toegangspunt maakt elektrisch rijden aantrekkelijker en leidt vermoedelijk tot een lagere drempel tot de aanschaf van een elektrische auto.Nieuwe AFIR wetgeving bepaalt dat exploitanten van openbaar toegankelijke laadpunten de statische en dynamische data over de laadpunten kosteloos beschikbaar stellen. De exploitanten moeten uiterlijk 24 april 2025 deze data met het NAP delen. Al voor die datum, uiterlijk 31 december 2024, moeten de lidstaten zorgen dat de data op een open en niet-discriminerende basis voor alle gegevensgebruikers toegankelijk worden gemaakt. | | |
Slimme laadinfrastructuur stimuleren | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer)|Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Personenauto's)|Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het Rijk, gemeenten en netbeheerders ontwikkelen ‘slimme’ laadinfrastructuur; hierdoor wordt de vraag naar duurzame elektriciteit zo goed mogelijk afgestemd op het aanbod ervan en wordt bijgedragen aan de stabiliteit van het elektriciteitsnetwerk. Ook de ‘vehicle-to-grid’-techniek, waarbij een auto teruglevert aan het net, wordt verkend. ELaadNL, NKL en VNG maken afspraken rond pilots (laadpleinen) voor slim laden.I&W introduceert in 2024 twee subsidieregelingen voor de toepassing van slimme laadinfrastructuur voor verschillende modaliteiten. | | |
Subsidieregeling publieke laadinfra voor zwaar wegvervoer (SPuLa) | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Bestelauto's) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt aan een subsidieregeling voor publiek toegankelijke laadinfrastructuur voor zware voertuigen. Omdat er nog maar weinig batterij-elektrische vrachtauto’s (BEV’s) zijn, komt de uitrol van logistieke laadinfrastructuur langzaam op gang. Het doel van de regeling is de uitrol te versnellen. Met deze regeling kunnen investeerders subsidie ontvangen voor publiek toegankelijke laadpunten voor zware voertuigen, wat op zijn beurt de transitie naar schone mobiliteit bevordert. | | |
Europese CO2-normen nieuwe vrachtauto's | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Europese Unie stelt eisen aan de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe vrachtauto’s. Deze CO2-normen worden op Europees niveau opgelegd aan alle fabrikanten die voertuigen op de Europese markt brengen. Vanaf 2025 moeten nieuwe vrachtauto’s gemiddeld 15 procent zuiniger zijn dan in 2030 moet dat 45 procent zijn, 2035 65% en 2040 90%. De normering geldt voor de meeste typen vrachtvoertuigen, bouwlogistieke voertuigen (engels: vocational vehicles) vallen pas in 2035 onder de scope. Fabrikanten kunnen zelf hun strategie bepalen om de normen te halen. Dit kan door conventionele dieselmotoren zuiniger te maken of door andere technologieën in de markt te zetten, waaronder (semi-)elektrische vrachtauto’s. De regulering bevat specifieke prikkels voor elektrische vrachtauto’s en vrachtauto’s met een hele lage CO2-uitstoot. | | |
Investering in fietsenstallingen bij OV-knooppunten | Mobiliteit | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Rijksoverheid trekt 75 miljoen euro uit voor de cofinanciering van investeringen in fietsenstallingen bij OV-knooppunten, op basis van afspraken uit het Klimaatakkoord. De financiering is gericht op het bevorderen van het gebruik van de fiets. Hieraan is 50 miljoen euro toegevoegd in het Coalitieakkoord van Rutte IV. Dit bedrag kan worden gebruikt voor het uitbreiden van fietsparkeercapaciteit in bestaande stallingen en voor nieuwe stallingen. | | |
Capaciteitsbeperking Schiphol | Mobiliteit | Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het aantal vluchten van en naar Nederlandse luchthavens wordt beperkt om de belasting van vliegverkeer op de leefomgeving binnen vooraf vastgestelde grenzen te houden. Verschillende luchthavens kennen daarom restricties die in het Luchthaven(verkeers-)besluit zijn vastgelegd, waaronder een maximum aantal vliegbewegingen. | | |
Verhoging vliegbelasting | Mobiliteit | Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Sinds 2021 is er een vliegbelasting van kracht. De vliegbelasting is per 1 januari 2023 verhoogd en per 1 januari 2025 geïndexeerd tot een huidig bedrag van €29,40 per vertrekkende OD-passagier met een vliegtuig van minimaal 4000 kilogram (voorheen was dit 8.616 kilogram). Transferpassagiers en vracht zijn uitgezonderd van de vliegbelasting. Er zijn in Europa geen landen die een transferbelasting kennen. Wel bestaan er verscheidene vormen van vliegbelasting naar afstand en reisklasse. | | |
Commissievoorstel ETD: minimumaccijns kerosine | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer)|Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Internationaal)|Mobiliteit (Personenauto's)|Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Fiscaal | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Europese Commissie heeft in haar ‘Fit For 55’-wetsvoorstel van medio 2021 onder andere een voorstel voor wijziging van de ETD (Energy Taxation Directive) gedaan (zie ook Factsheet Id nr 388). Hierin stelt zij voor om een minimumbelasting op het gebruik van kerosine in te voeren voor intra-EU vluchten. Wijzigingen die algemeen binnen de ETD voorgesteld worden zijn om belasting te gaan te heffen op energiebasis in plaats van op volumebasis, en om tarieven te corrigeren voor inflatie. Voor de verschillende categorieën energiedragers wordt een minimum belasting voorgesteld; de hoogte dient vervolgens op lidstaatniveau vastgesteld te worden. Voor de luchtvaart wordt onderscheid gemaakt tussen commerciële passagiersvluchten, zakelijke en pleziervluchten, en vrachtvluchten. Voor fossiele kerosine gelden de volgende voorstellen:- Zakelijke- en pleziervluchten: de standaard minimumbelasting voor motorbrandstoffen bij invoering van de ETD (onder huidige regelgeving valt plezierluchtvaart niet onder de vrijstelling en geldt er in Nederland reeds een tarief van € 571,75 per 1.000 liter kerosine.);- Niet-zakelijke en niet-pleziervluchten (commerciële passagiersvluchten): vanaf 2023 een oplopende minimumbelasting die na 10 jaar ook de standaard minimumbelasting bereikt;- Vrachtvluchten: deze zijn uitgezonderd, maar het staat lidstaten vrij om zelf een belasting in te voeren. Ook voor duurzame luchtvaartbrandstoffen en elektriciteit wordt vanaf 2033 een minimumbelasting voorgesteld. | | |
Europese Bijmengverplichting duurzame luchtvaartbrandstoffen | Mobiliteit | Mobiliteit (Internationaal)|Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In oktober 2023 is in Europa een akkoord bereikt op de Europese bijmengverplichting voor de luchtvaart, de ReFuelEU-verordening. De verordening creëert een gelijk speelveld en stelt geharmoniseerde regels vast ten aanzien van duurzaam luchtvervoer. In de verordening is opgenomen om vanaf 2025 aan brandstofleveranciers (op volumebasis) een bijmengverplichting van het gebruik van SAF (Sustainable Aviation Fuels) op te leggen. Het gaat om 2% in 2025, 6% in 2030, 34% in 2040 en oplopend tot 70% in 2050. Vanaf 2030 bevat het voorstel daarnaast een sub-mandaat voor het gebruik van synthetische kerosine. In 2030 gaat dit om 1,2%, en dit loopt via 10% in 2040 op tot 35% in 2050. Om duurzaamheidsredenen zijn luchtvaartbrandstoffen op basis van voedsel en voedergewassen uitgesloten. De verplichting geldt op Unieluchthavens met meer dan 800.000 passagiers en/of honderd duizend ton vracht per jaar. Luchtvaartmaatschappijen die jaarlijks minstens 500 commerciële vluchten of 52 cargovluchten vanaf deze Unieluchthavens uitvoeren vallen binnen de scope van de verordening. Om tankering te voorkomen dient minstens 90% van de benodigde luchtvaartbrandstof voor gebruik op vertrekkende vluchten van Unieluchthavens door luchtvaartmaatschappijen getankt te worden. | | |
Stimulering productie van duurzame kerosine in Nederland | Mobiliteit | Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De inzet van duurzame luchtvaartbrandstoffen, ofwel sustainable aviation fuels (SAF), is op de korte en middellange termijn de enige mogelijkheid om de CO2- uitstoot van de luchtvaart significant in-sector te reduceren. Daarvoor is het van belang dat er voldoende duurzame luchtvaartbrandstoffen beschikbaar zijn. Deze worden nu nog op relatief kleine schaal geproduceerd. Biokerosine op basis van de Hydrotreated Esters and Fatty Acids (HEFA) technologie (gebaseerd op hergebruik van afvaloliën en -vetten) is op dit moment de enige volwassen technologie. De eerste fabrieken die zijn gepland maken gebruik van deze technologie.Door meerdere technologiepaden voor productie te stimuleren kan de grondstoffenbasis worden verbreed en de productiecapaciteit worden vergroot. Dit zorgt zowel voor minder afhankelijkheid van specifieke grondstoffen (uit specifieke regio’s of sectoren) en voor minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het kabinet kiest er daarom voor om te investeren in de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor de productie duurzame luchtvaartbrandstoffen. Er wordt €60 mln. beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van synthetische brandstoffen (E-fuels) over verschillende projecten. De middelen worden ingezet voor een innovatiesubsidie voor verschillende onderdelen van de e-fuelstechnologie die nog verdere ontwikkeling behoeven. Ook treft het kabinet een reservering van €150 mln. voor het stimuleren van twee pre-commerciële fabrieken voor E-fuels. Daarnaast wordt €90 mln. beschikbaar gesteld voor een innovatiesubsidie voor de productie van Alcohol-to-jet-brandstoffen (ATJ) voor de luchtvaart.Andere maatregelen uit het Klimaatfonds die kunnen bijdragen aan de opschaling van duurzame luchtvaartbrandstoffen zijn vergassing (€600 mln.) en biopyrolyse (€90 mln.). Dit zijn maatregelen gericht op meerdere toepassingen waarbij ook een mogelijkheid bestaat om het synthesegas en de pyrolyseolie op te waarderen naar luchtvaartbrandstoffen. | | |
Nul CO2-uitstoot Grondgebonden operaties luchthavens | Mobiliteit | Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In de Luchtvaartnota 2020-2050 staat het doel dat de grondgebonden operaties op luchthavens uiterlijk 2030 geen CO2 uitstoten. Nederlandse luchthavens hebben zichzelf daarnaast tot doel gesteld dat alle grondgebonden activiteiten in 2030 zero-emissie zijn (onder andere vastgelegd in het Actieplan Slim en Duurzaam van de luchtvaartsector in Nederland). Schiphol is als grondeigenaar verantwoordelijk voor het aanbod van walstroom en oplaadfaciliteiten. Daarvoor is een nauwe samenwerking en afstemming nodig met luchtvaartmaatschappijen en de afhandelaren over voorwaarden rondom walstroom en opladen van grondmaterieel noodzakelijk. Op dit moment kan op Schiphol op 73 van de 128 gates walstroom worden gebruikt (FPU’s: Fixed Power Units) (Schiphol 2022). Daarnaast zijn er zowel op Schiphol als op regionale luchthavens mobiele e-GPU’s (GPU’s: Ground Power Units) in gebruik ter vervanging van dieselvarianten. | | |
CO2-plafond luchtvaart in Nederland | Mobiliteit | Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In maart 2023 is het principebesluit genomen om CO2-grenswaarden voor luchthavens in te voeren. Deze grenswaarden moeten de nationale CO₂-doelen uit de luchtvaartnota borgen voor de zichtjaren 2030, 2050 en 2070. Tussen deze jaren wordt een lineair reductiepad voor de CO2-uitstoot gehanteerd. Voor het jaar 2030 geldt als doel dat de CO₂-uitstoot van vertrekkende vluchten vanuit Nederland niet hoger mag zijn dan het niveau uit 2005. Momenteel wordt er gewerkt aan het wetsvoorstel om dit mogelijk te maken. Het nieuwe kabinet geeft naar verwachting voor de zomer 2025 duidelijkheid over de vervolgstappen. | | |
SECA en NECA voor zeescheepvaart op de Noordzee | Mobiliteit | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Op de Noordzee geldt een zogeheten zwavelemissiecontrolegebied (SECA). Schepen die op de Noordzee varen moeten sinds 2015 brandstof gebruiken met maximaal 0,1% zwavel, of moeten via nabehandelingstechnieken de zwaveluitstoot tot een vergelijkbaar niveau terugdringen. Sinds 2021 geldt op de Noordzee ook een stikstofemissiecontrolegebied (NECA). Nieuwe schepen die vanaf 2021 in de vaart zijn genomen moeten op de Noordzee aan strengere emissie-eisen voor NOx voldoen (de Tier-III eisen van de IMO) dan daarbuiten. | | |
Verbod op varend ontgassen binnenvaartschepen | Mobiliteit | Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Bij binnenvaartschepen die vloeibare lading vervoeren, blijft er altijd wat van het product in de tank van het schip achter na het lossen. Voordat de nieuwe lading aan boord kan, moeten deze restanten worden verwijderd. Wanneer een schipper zijn tanks en leidingen met ventilatoren doorblaast, verdampen de resterende stoffen en komen deze in de buitenlucht terecht. Dit heet (varend) ontgassen (ILT 2022a). Bij ontgassen komen schadelijke stoffen vrij. Het alternatief voor (varend) ontgassen door binnenvaarttankschepen is het afgeven van ladingdampen aan ontgassingsinstallaties of het varen met steeds dezelfde lading, waardoor ontgassen niet nodig is. Onder de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) is het varend ontgassen van sommige stoffen (benzine, benzeen) al verbo-den. Andere stoffen mogen onder voorwaarden van het ADN nog ontgast worden. Varend ontgas-sen is verboden in dichtbevolkte gebieden, bij bruggen en sluizen. Sinds 2013 zijn er in Nederland al provinciale ontgassingsverboden in verschillende provincies. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) publiceert een kaart waarin staat aangegeven waar varend ontgassen niet of onder voorwaarden is toegestaan (ILT 2022b). Een vergaand verbod op ontgassen in de buitenlucht is sinds 2017 in ontwikkeling onder het CDNI (het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart). Dit verdrag is in werking in België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Zwitserland. Zes maanden na de ratificatie van deze wijziging van het verdrag door alle verdragstaten wordt het verbod van kracht. Het ver-bod wordt in drie fasen ingesteld (CDNI 2022), waarvan in de eerste fase de meest schadelijke stof-fen worden verboden. | | |
REDIII (binnenvaart) | Mobiliteit | Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Onderdeel van het EU Fit For 55 pakket is een herziening van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (REDIII). Deze richtlijn verplicht lidstaten om een verplichting op te leggen aan brandstofleveranciers om een CO2-ketenemissiereductie (Well-to-Wheel) te bewerkstelligen van 14,5% in 2030.Om de verduurzamingsdoelstellingen voor de binnenvaart te halen wil Nederland een sectorverplichting voor de binnenvaart om een CO2-ketenemissiereductie te realiseren van 14,5% t.o.v. de fossiele referentiebrandstof.Momenteel (december 2024) wordt gewerkt aan de wijziging van het Besluit energie vervoer. | | |
Accijnzen motorbrandstoffen | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De motorbrandstoffen voor vervoer zijn belast met accijns. De accijnstarieven worden jaarlijks geïndexeerd. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de dieselaccijns per 2021 en per 2023 wordt verhoogd. Vanwege de hoge olieprijzen heeft het kabinet de accijns op benzine en diesel vanaf april 2022 tijdelijk verlaagd.Accijns moet worden betaald wanneer het accijnsgoed wordt uitgeslagen tot verbruik. Dat is in principe het geval als de goederen de accijnsgoederenplaats verlaten. In een accijnsgoederenplaats kunnen onder schorsing van accijns accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt. Als voorbeeld is bij de levering van benzine aan het benzinestation sprake van uitslag tot verbruik en dient de leverancier accijns te betalen. Accijns is alleen verschuldigd bij minerale oliën die worden gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof (energetische verbruik van accijnsgoederen, bijv. de inzet van benzine in auto’s).In 2024 zijn de tarieven voor benzine, diesel en LPG tijdelijk verlaagd als compensatie voor hoge brandstofprijzen (amendement op Belastingplan 2024). Per 1 januari 2026 vervalt de tijdelijke verlaging. De tarieven worden ieder jaar geïndexeerd. Zie details voor de tarieven. | | |
Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding per 2024 | Mobiliteit | | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | | De onbelaste reiskostenvergoeding is een gerichte vrijstelling in de loonbelasting. Op basis van deze vrijstelling kan een werkgever aan werknemers een vergoeding tot maximaal € 0,23 per kilometer (tarief zoals dit per 1 januari 2024 geldt) toekennen voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkkilometers, zonder dat de werknemer hierover loonbelasting hoeft te betalen of de werkgever het moet toerekenen aan de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Het ligt aan de afspraken tussen werkgever en werknemer of en tegen welke hoogte de reiskosten worden vergoed. Er is geen wettelijke verplichting om de reiskosten (tot het maximale bedrag) te vergoeden.NB. Met het Belastingplan 2023 werd de onbelaste reiskostenvergoeding reeds per 1 januari 2023 verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. Met het Belastingplan 2024 is dit per 1 januari 2024 verder verhoogd naar € 0,23 per kilometer. | | |
Verlaging maximumsnelheid hoofdwegennet naar 100 km/u gedurende de dag | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Voorafgaand aan het pakket aan stikstofmaatregelen van april 2020 is in het najaar van 2019 besloten een verlaging van de maximumsnelheid in te voeren op het hoofdwegennet (Ministerie van LNV 2019). De verlaging van de maximumsnelheid is ingevoerd na het goedkeuren van de spoedwet aanpak stikstof door beide Kamers. Doel was het verminderen van de stikstofuitstoot van wegverkeer om deze ruimte via het stikstofregistratiesysteem in te zetten voor vergunningverlening aan woningbouw en zeven MIRT-projecten. In maart 2020 is de maximumsnelheid overdag verlaagd naar 100 kilometer per uur op rijkssnelwegen waar voorheen 120 of 130 kilometer per uur mocht worden gereden. Deze verlaging verlaging van de maximumsnelheid geldt alleen overdag en dus mag er tussen 19.00 en 06.00 uur op deze wegen nog wel 120 of 130 kilometer per uur worden gereden. | | |
EED Energie-auditplicht | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De EED energie-audit is een verplichting die voortkomt uit de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) (conform richtlijn 2012/27/EU). Het doel ervan is om bedrijven en instellingen bewust te maken van hun energiegebruik én van de mogelijkheden om energie te besparen en te verduurzamen. De EED-auditplicht geeft een gedetailleerd overzicht van alle energiestromen binnen de onderneming. Ook geeft de audit inzicht in de mogelijke besparingsmaatregelen en de te verwachten effecten daarvan. Het gaat hier onder andere om het energiegebruik van gebouwen, installaties, industriële processen en het zakelijk vervoer. Een onderneming is verplicht om de EED-auditplicht uit te voeren indien de onderneming een grote onderneming betreft, die geen kmo-status heeft volgens de Europese uitgangspunten. Deze ondernemingen zijn verplicht om elke vier jaar energie-auditverslagen met informatie over hun actuele energieverbruik en besparingsmogelijkheden in te dienen. MJA3- en MEE-bedrijven zijn niet langer vrijgesteld van de audit omdat de convenanten zijn afgelopen. Voor meer informatie, zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0045194/2021-07-01, waarbij de energie-audit voldoet aan de minimumcriteria, bedoeld in bijlage VI bij richtlijn 2012/27/EU (Voor de EU richtlijn, zie: : https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A02012L0027-20230504#M1-4.) | | |
CO2-minimumprijs industrie | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Financiën (MINFIN) | Doel van de minimumprijs is om Nederlandse bedrijven te stimuleren om in hun investeringskeuzes rekening te houden met de gevolgen van broeikasgasemissies voor het klimaat door zekerheid te geven over de minimale kosten van CO2-uitstoot. Per 1 januari 2023 is de minimum CO2-prijs industrie geïntroduceerd binnen de CO2-heffing industrie. Binnen de Nationale CO2-heffing wordt de jaarvracht, verminderd met het aantal dispensatierechten, belast tegen het tarief van de Nationale CO2-heffing, verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht (EU ETS) voor een broeikasgasinstallatie. De jaarvracht welke niet wordt belast tegen het tarief van de Nationale CO2-heffing, wordt belast tegen het tarief van de CO2-minimumprijs. Het tarief, voor beide componenten, is niet lager dan nihil (zie ook: Nationale CO2-heffing). De grondslag en belastingplicht worden beschreven in artikel 71j en 71k van Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm).TariefDe minimum CO2-prijs voor de industrie is een voor een gekoppeld aan de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. Het tarief van de minimum CO2-prijs voor de industrie bedroeg in 2023 nul euro. Voor de berekening en tariefstructuur zieWbm, hoofdstuk VIA, art. 71f. De voorgestelde verhoging van de CO2-minimumprijs zoals beschreven in het Belastingplan 2024 (Wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit) is verworpen door de Eerste Kamer. De hoogte van deze minimumprijs is gekoppeld aan de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (oplopend pad van €18,00 per ton CO2 in 2024 naar €31,90 per ton CO2 in 2030; in euro per ton CO2, 2023 prijzen). Het tarief voor de CO2-minimumprijs is nulindiende ETS-prijs hoger ligt dan het hierboven genoemdeprijspad. | | |
Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS (IKC-ETS) | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De IKC-ETS regeling heeft tot doel financiële compensatie te verlenen aan bedrijven die producten vervaardigen in bedrijfstakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico ten gevolge van de in Europa gehanteerde elektriciteitsprijzen die ook doorberekende kosten voor de uitstoot van broeikasgasemissies omvatten. Europese elektriciteitsproducenten zijn verplicht onder het Europese emissiehandelssysteem (hierna: EU ETS) rechten te kopen voor de emissie van CO2 bij de productie van stroom. De kosten hiervan berekenen zij door in hun elektriciteitsprijzen, waardoor Europese bedrijven te maken hebben met hogere elektriciteitskosten dan hun niet-Europese concurrenten wier elektriciteitsproducenten niet voor CO2-emissie betalen. Op basis van de IKC-ETS regeling wordt subsidie verstrekt voor de indirecte emissiekosten aan een ondernemer die een inrichting drijft waar producten worden vervaardigd in bedrijfstakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een reëel koolstoflekkagerisico als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen doordat broeikasgasemissiekosten in de elektriciteitsprijzen worden doorberekend (zie bijlage 4.4.1 van de Regeling Nationale EZK- en LNV-Subsidies). Daarnaast komen de indirecte emissiekosten ETS in aanmerking voor subsidie voor zover deze indirecte emissiekosten niet het gevolg zijn van productieprocessen waarbinnen energiedragers worden verwerkt en worden geproduceerd met als doel meer dan 50 procent van de energiedragers te produceren met een fossiele oorsprong. Het subsidieplafond wordt evenredig verdeeldover de ingediende aanvragen. In de voorjaarsbesluitvorming 2025 is besloten de IKC-ETS regeling de komende drie jaar opnieuw open te stellen (t/m 2027). De hoogte van de subsidie hangt (onder andere) af van: de steunintensiteit, de CO2-emissiefactor, de EUA-termijn koers (in het jaar t-1), de toepasselijke product specifieke efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik en de werkelijke output.Indienhet producten betreft waarvoor geen efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik is vastgesteld worden in plaats van efficiëntiebenchmark defallback-efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik gebruikt en in plaats van de werkelijke output het werkelijke elektriciteitsverbruik (MWh). Vanaf aanvraagjaar 2024 maakt zowel het CO2-reductieplan als de monitoringsrapportage deel uit van de aanvraag. (Zie hiervoor ook: RNES art. 4.4.8 en art. 4.4.9). | | |
Maatwerkaanpak Industrie | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De maatwerkaanpak is de aanpak om de grootste industriële uitstoters die ambitieuze plannen hebben om te verduurzamen te faciliteren bij hun verduurzamingsopgave. De maatwerkaanpak is bedoeld omde bedrijventeondersteunenbijdeveelheid aanuitdagingen,waarbedrijven tegenaan lopenin het kader vanhun verduurzaming. Met de maatwerkaanpak wordtingezet op het verminderen van onzekerheden, zodat ambitieuze bedrijven denoodzakelijkeinvesteringsbeslissingen in Nederland sneller durven en kunnen nemen. Met de maatwerkaanpak wordt ingezet om extra CO2-reductie te realiseren, boven op wat bedrijven volgens de nationale CO2-heffing industrie moeten reduceren om geen CO2-heffing te betalen (hierna: additionele CO2-reductie).Het gaat hierbij om een additionele reductie van 3,5MtonCO2-eq(bij de top 20 uitstoters)en 0,3MtonCO2-eq. bijeen aantal cluster 6 bedrijven (verbreding heeft plaatsgevonden in de Miljoenennota 2024) en 0,2Mtonbij afvalwaterzuiveringsinstallaties.Ook wordt met de maatwerkaanpak, naast CO2-reductie, ingezet op de verbetering van de leefomgeving, waarbij in het bijzonder aandacht is voor stikstofreductie. De maatwerkaanpak volgt een stapsgewijze aanpak. De eerste, noodzakelijke stap richting de uiteindelijke bindende maatwerkafspraken is eenExpressionofPrinciples(EoP). In eenEoPzethet bedrijfonder andere de ambitiesvandeverduurzamingsstrategie uiteen,maar ookde verbeteringenvan de leefomgeving van het bedrijf en de scope van het maatwerktraject omschreven. EenEoPis niet bindend: er worden geen juridisch afdwingbare verplichtingen aangegaan. Na ondertekening van deEoPworden de op hoofdlijnen uitgesproken ambities en daarmee samenhangende projecten concreter en gedetailleerder uitgewerkt in een Joint Letter ofIntent(JLoI). Indien nodig, worden in dit verband ook financiële, juridische en/of technischeduediligence onderzoeken door externe partijen uitgevoerd.Eenonafhankelijke adviescommissie adviseertvervolgensover de conceptJLoI(het moment dat de plannen voldoende gedetailleerd zijn uitgewerkt, maar er tegelijkertijd nog ruimte is om de overwegingen van de adviescommissie mee te nemen). In eenJLoIstaan onder meer inspanningsverplichtingen. Dit zijn juridisch afdwingbare verplichtingen, maar het zijn geen (financiële) resultaatverplichtingen. Een inspanningsverplichting verplicht dus niet tot een bepaald resultaat, maar verplicht wel tot het leveren van de overeengekomen inspanning zoals neergelegd in deJLoI. Het kan bijvoorbeeld gaan om inspanningen ten behoeve van de realisatie van de beoogde verduurzamingsplannen. Na ondertekening van deJLoIwordt deze, bijvoorbeeld in het kader van financiering, uitvoering en monitoring en borging van de afspraken, uitgewerkt in bindende maatwerkafspraken. Met bindende maatwerkafspraken worden bindende afspraken bedoeld, in de zin dat er juridisch afdwingbare verplichtingen worden aangegaan. Het kan daarbij gaan om verschillende soorten bindende maatwerkafspraken en verplichtingen, die ook van karakter en in hardheid kunnen verschillen. Dit hangt mede af van onder meer de aard, de tijdhorizon en de omstandigheden van de verscheidene projecten. Maatwerkfinanciering Wat betreft financiële verplichtingen geldt dat de overheid bijvoorbeeld inspanningsverplichtingen aangaat om een bepaald bedrag gefinancierd te krijgen, onder de voorwaarde van onder andere verenigbaarheid met geldende Europese staatssteunkaders en begrotingsregels en -procedures. Bij eventuele financiële ondersteuning van een project door de overheid wordt het daartoe opgestelde afwegingskader gevolgd (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/04/20/afwegingskader-maatwerkafspraken-verduurzaming-industrie). Ten aanzien van maatwerkfinanciering (m.u.v. hetreedsgenoemde afwegingskaderzijn) zijn de volgende kamerbrieven verstuurd: Incidentele subsidies CCS-project Yara Sluiskil (30 oktober 2023): https://www.rijksoverheid.nl/documenten/besluiten/2023/10/30/definitief-besluit-incidentele-subsidie-ccs-project-yara-sluiskil Maatwerkfinanciering CO2-reductie Verduurzaming Industrie (14 februari 2024): https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2024/02/14/45372367-kamerbrief-maatwerkfinanciering-co2-reductie-verduurzaming-industrie Verderedoelgroepen uitbreidingen In de augustusbesluitvorming van 2023, is besloten om de doelstelling voor de maatwerkaanpak te verhogen (van 3,5Mton naar 4,0Mtonadditionele CO2-reductie). Gelet op de verhoogdedoelstelling,is ookvoorbedrijven buiten de top 20 de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan de maatwerkaanpak. Dit gaat dan veelal om grotere cluster 6 bedrijven. Inmiddels zijn er tweeEoP’sgetekend met dergelijke bedrijven, namelijk metCoöperatie Koninklijke Cosun U.A.enAlcoEnergy Rotterdam B.V. Om zicht te krijgen op de interesse en het potentieel voor maatwerk bij deAVI’sis, samen metIenW, een verkenning uitgevoerd.Hieruit is gebleken dat ervoldoendereductiepotentieel bestaat.Mede hierom zalin samenwerkingmetIenWookvoor deAVI’seen maatwerkaanpak worden opgestart. Naar aanleiding van het regeerakkoord, is er een verkenning gestart naar de mogelijkhedenvooreenregionale clusteraanpak. Op basis van de maatwerkaanpak wordt hierbij verkend of er op clusterniveaubedrijfsoverstijgende uitdagingenkunnen worden verholpen, waardoor versneld investeringen kunnen plaatsvinden. Tot slotis er ook subsidie verstrekt aan waterschappen om met innovatieve processen waterzuivering te verduurzamen en de productie van duurzame energie te versnellen, waarmee invulling wordt gegeven aan de reductie van lachgasuitstoot bij de afvalwaterzuiveringsinstallaties. | | |
Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) | Industrie | Industrie (Innovatieroutes) | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het doel van deNationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI)is het reduceren van CO2- en andere broeikasgasemissies in industriële productieprocessen en productketens. Hiertoe wordt via de NIKI financiële steun geboden aan opschaling van technologieën in industriële ondernemingen die leiden tot een significante reductie van broeikasgasemissies. Het gaat hier om opschaling van technologieën die bewezen zijn op demonstratie schaal, maar in Nederland nog niet zijn toegepast op (grote) commerciële schaal.De regeling richt zich daarmee op de opschaling van innovatieve klimaattechnologieën in de industrie die niet onder de SDE++ vallen, bijvoorbeeld doordat de techniek nog niet op commerciële schaal bewezen is of omdat ze te uniek zijn. Deze maatregel beoogt een concrete en versnelde opschaling van innovatieve klimaattechnologieën in de industrie. Betreft opzet zoals in consultatie is gegaan Doelgroep De NIKI richt zich op industriële ondernemingen die vergaand willen verduurzamen in Nederland. Een NIKI-project is gericht op de significante reductie van de uitstoot van broeikasgassen in of door een onderneming die valt onder hoofdgroep C (Industrie), of E (afval- en afvalwaterverwerking). De aanvrager dient dan ook een industriële onderneming te zijn. Een aanvraag dient te worden ingediend door een individuele onderneming die een NIKI-project voor eigen rekening en risico uitvoert. Subsidievoorwaarden De NIKI richt zich op zowel directe besparing van CO2-emissies in het productieproces, door toepassing van grootschalige proces-efficiëntie, elektrificatie en waterstof, als op het vervangen van primaire fossiele koolstof in de productieketen.Door de unieke aard van de projecten kan er niet gewerkt worden met basisbedragen (zoals in de SDE++).De benodigde subsidie wordt berekend als de CAPEX die nodig is voor het projectplus de netto contante waarde van deexploitatiewinstvan de installatie (opbrengsten – OPEX).Derhalveondersteunt hetzowel de investerings- en exploitatie kosten.Installaties diemiddelsde NIKI worden gefinancierd moeten tenminste 10 jaar in gebruik blijven na het eerste moment van ingebruikname. Het minimale subsidiebedrag om in aanmerking te kunnen komen voor de NIKI is€ 30.000.000 enhet projectdient binnen de exploitatiefase van tien jaar een significante CO2-reductie teweegte brengen, doordat de subsidie-intensiteit bij aanvraag niet meer dan 300 Euro/ton CO2 bedraagt. Het subsidieplafond voor 2025 bedraagt € 211.000.000, met een beoogd gemiddeld openstellingsbudget van € 250.000.000. | | |
Verplicht aandeel recyclaat in bouwmaterialen via Rijksinkoop | Industrie | | Meer informatie | | In werkingtreding / Gerealiseerd | | | Het doel van het instrument is om via de aanbestedingen van rijksdiensten het gebruik van recy-claat in bouwmaterialen bevorderen, vooruitlopend op verplichtingen in (Europese) regelgeving. De maatregel beoogt een impuls te geven aan de markt in secundaire grondstoffen met een ver-plicht gehalte aan gerecycleerd materiaal en afvalbeperkende maatregelen voor bijvoorbeeld staal en cement. Gewenste uitkomst is een CO2-emissiereductie als gevolg van het weer inzetten van secundaire materialen in plaats van deze opnieuw te produceren waarbij gebruik wordt ge-maakt van nieuwgewonnen grondstoffen. De doelgroep is, naast de aanbestedende rijksdiensten als inkopende partij, het staal- en beton producerende bedrijfsleven en importeurs die deze pro-ducten op de Europese interne markt brengen. De maatregel is zelfbindend voor het Rijk via af-spraak/convenant/beleidsopdracht; later bindend via regelgeving. In het Coalitieakkoord is hier-voor cumulatief 30 miljoen euro gereserveerd t/m 2030, en daarna 3 miljoen euro structureel. De maatregel heeft ook een relatie met Grond- Weg en Waterbouwprojecten van Rijkswaterstaat (zie Factsheet Id nr 335). | | |
Terugdringen gebruik HFK-koudemiddelen met hoge GWP | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | | In werkingtreding / Gerealiseerd | | | De EU-verordening (EC 2014) die op 1 januari 2015 in werking is getreden moet het gebruik van HFK’s (gerekend in CO2-equivalenten) tussen 2015 en 2030 met 79% doen dalen. | | |
Circular Plastics NL (CPNL) | Industrie | Industrie (Innovatieroutes) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het voorstel Duurzame MaterialenNL ontving in april 2022 een voorwaardelijke toekenning van 220 miljoen euro uit het Groeifonds, bedoeld om circulaire plastics te bevorderen. Dit bedrag wordt verdubbeld door bedrijven in de plasticsketen. Het voorstel behelst verschillende projecten gerelateerd aan ontwerp, karakterisatie, sortering en wassing en recycling van plastics. In juli 2022 werd de voorwaardelijke toekenning van 124 miljoen euro omgezet in een definitieve toekenning; de resterende 96 miljoen bleef voorwaardelijk. Het voorstel belooft de circulariteits-doelen dichterbij te brengen en klimaatverandering te bestrijden.Het programma wordt uitgevoerd onder de naam Circular Plastics NL (CPNL). Een deel van de projecten in het programma is gerelateerd aan ontwerp en innovatie, terwijl ook een flink deel van het budget bestemd is voor industrialisatie van recycling (103 miljoen euro uit groeifonds plus 244 miljoen euro andere financiering). | | |
Systematiek Energie Vervoer (REDIII) | Industrie|Mobiliteit|Algemeen | Industrie (Projectenpijplijn 2030)|Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Als onderdeel van het ’Fit for 55’-pakket heeft de Europese Commissie in 2023 een voorstel gedaan om de RED-III te herzien. De ambities van de EC zijn vergroot met als doel meer fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare energie. Momenteel zijn bedrijven die benzine en diesel leveren voor vervoer verplicht om jaarlijks een (steeds groter) deel van die brandstoffen uit hernieuwbare energie te laten bestaan. Dit is de zogenoemde Jaarverplichting Energie Vervoer, een onderdeel van het uitvoeringssysteem Energie voor Vervoer om de CO2-uitstoot door vervoer en transport te verminderen. Daarnaast moeten de bedrijven de CO2-uitstoot van hun brandstoffen omlaag brengen.De bedrijven kunnen hun leveringen hernieuwbare energie registreren in het Register Energie voor Vervoer als zogenoemde Hernieuwbare Brandstofeenheden (HBE’s). Daarbij staat 1 HBE voor 1 gigajoule hernieuwbare energie. Die HBE’s kunnen de bedrijven gebruiken om aan hun jaarverplichting te voldoen. Daarvoor kunnen ze ook HBE’s kopen; ze hoeven dus niet per se zelf hernieuwbare energie te leveren. Hierdoor ontstaat een verdienmodel: bedrijven die wel hernieuwbare energie leveren kunnen hun HBE’s verkopen. Dat maakt het systeem een marktinstrument om klimaatverandering tegen te gaan.Vanaf 2026 wordt het systeem op twee hooflijnen hervormd. Ten eerste zullen verschillende modaliteiten dan een aparte jaarverplichting krijgen. Brandstofleveranciers in de sectoren land (weg, mobiele machines, landbouwmachines en pleziervaart), binnenvaart, zeevaart en luchtvaart krijgen elk een aparte jaarverplichting. Zo wordt verzekerd dat alle modaliteiten verduurzamen. Ook zal niet langer worden gestuurd op energie-inhoud, maar op CO2-ketenemissiereductie. Zo worden de best presterende energiedragers het best beloond. Dat bevorderd de innovatie en zorgt dat rechtstreeks op het doel wordt gestuurd. | | |
Jaarverplichting RFNBO's in industrie | Industrie | Industrie (Innovatieroutes)|Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Richtlijn (EU) 2023/2413betreffendede promotie van energie uit hernieuwbare bronnen(RED-III)bevat een verplichting aan lidstaten voor het gebruik van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO) in dewaterstofgebruikendeindustrie: 42% in 2030 en 60% in 2035 (RED-III,art. 22a). Het kabinet is voornemen seen jaarverplichtingRFNBO’sin de industrie met ingang van 1 januari 2026te introduceren waarvan een deel van de lidstaatverplichting wordt doorgelegd aan bedrijven, als een van de instrumenten om te borgen dat Nederland aandeze verplichtingkan voldoen. Op hoofdlijnen zou dejaarverplichting moeten werken als de jaarverplichting Energie voor Vervoer, waarbij bedrijven met verhandelbare rechten, zgn. hernieuwbare waterstofeenheden industrie (HWI’s),aanhunverplichting kunnen voldoen.Eind 2024 zijn twee ingroeipaden geconsulteerd: 8% en 24% in 2030.De jaarverplichting moet de eerste jaren voldoende flexibiliteit bieden aan de opstartende markt, inspelend op onder meer de beschikbaarheid van en toegang tot hernieuwbare waterstof(dragers) bij de industriële gebruikers, de gefaseerde totstandkoming van de relevante infrastructuur en het voorkomen van het verdringen van alternatieve, meer kostenefficiënte verduurzamingsroutes.Flexibiliteitsmechanismen omvatten onder meer doorschuiven van jaarverplichting, meenemen van spaartegoeden en tijdelijke versoepeling van inboekregels.Voortsis voorgesteld om naast de waterstofstromen die op basis van RED-III, art. 22a mogen worden uitgezonderd, ook het waterstofgebruik voor ammoniakproductie voor 60% uit te zonderen op basis van overwegingen (62) en (63) die in RED-III zijn opgenomen. | | |
Convenant energietransitie glastuinbouw 2022-2030 | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030 en de voorjaarsbesluitvorming Klimaat 2023 bevat de afspraken over het 4,3 Mton restemissiedoel 2030 en de instrumenten en inzet daarvoor. Het convenant is getekend door de ministeries van LNV, EZK en FIN, glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland. Het convenant bevat tevens de ambitie van een klimaatneutrale en rendabele glastuinbouw in 2040. De samenhang in het pakket omvat borging en beprijzing enerzijds en stimulering en ondersteuning anderzijds.De afspraken over de instrumenten oa voortzetten Kas als energiebron, vervangen van het bestaande CO2-sectorsysteem door een effectief, borgend beprijzingsinstrument vanaf 2025, de CO2 heffing glastuinbouw, aanpassen fiscaliteit (Belastingplan 2023, 2024, 2025); • Ophogen budget EG • Invoeren energiebesparingsplicht met terugverdientijdeis van 5 jaar voor energiebesparende maatregelen (EML onder de Wmb); Vergelijkingsdashboards voor energieverbruik en -besparing; doel is om het verbruik en energiebesparingseffect, bij voorkeur op het niveau van maatregelen, inzichtelijk te maken; vanaf 2023 hekjes in SDE++ geïntroduceerd, waaronder voor het domein lage temperatuurwarmte. De verwachting is dat daardoor duurdere technieken, zoals geothermie, eerder aan bod komen. Zie ook Factsheet Id nr 104a; • Aanwenden Klimaatfonds 200 mln. extra voor EG en 300 mln. voor de SWIG; het subsidie-instrument voor warmtenetten, gebiedsvisies voor de RES.De specifieke onderwerpen zijn in aparte factsheets opgenomen. | | |
Beperking vrijstelling aardgas voor WKK-belastingplan 2024 | Landbouw en Landgebruik|Industrie | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Fiscaal | In voorbereiding | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | In het Coalitieakkoord is aangekondigd dat de bestaande vrijstelling van de energiebelasting voor aardgas ingezet in WKK’s wordt beperkt per 1 januari 2025. Alleen de vrijstelling voor de inzet van aardgas voor netlevering van elektriciteit blijft bestaan. Hoe de monitoring en verrekening van deze beperking uitgevoerd gaat worden, is nog niet bekend en is onderdeel van het belastingplan 2024. | | |
Aanpak van de pluimveesector voor reductie van de emissie van fijnstof (PM10) en aanpassing normen fijnstof pluimveehouderij | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In het SLA is het voornemen opgenomen om de emissiegrenswaarden voor fijnstof emissies door pluimvee in het Besluit emissiearme huisvestingsystemen landbouwhuisdieren aan te scherpen (SLA maatregel 3). Als gevolg van deze aanscherping zouden de huidige generieke eisen van -30% voor nieuwbouw bij pluimvee dan vervangen worden door generieke emissie-eisen van respectievelijk 50% en -70% reductie van fijnstof bij bestaande stallen (uiterlijk in 2030) en nieuwe stallen. De sector heeft daar in juni 2021 een eigen sectorplan tegenover gesteld (LTO/NOP en NVP 2021). Hierin wordt uitgegaan van generieke emissie-eisen van -30% bij bestaande stallen en -50% bij nieuwe stallen, met daarnaast lokaal maatwerk middels een hotspot-benadering. De hotspots zijn locaties met bedrijven waar lokaal of regionaal de blootstelling aan de WHO-normen (PM10) wordt overschreden (zoals bijvoorbeeld in de gemeente Barneveld); hiervoor zou minimaal 50% reductie per locatie moeten gaan gelden (bij zowel nieuwbouw vanaf 1-1-2022 als voor bestaande stallen uiterlijk gerealiseerd per 1-1-2028). Overigens richt het sectorplan zich vooral op bestrijding van de PM10-emissies (omdat de bijdrage van landbouw aan de landelijke PM2,5 emissies beperkt is). Aanname bij de kwantificering van het effect van het sectorplan is dat de reducties die bereikt worden met maatregelen gericht op PM10 over het algemeen eenzelfde reductie-effect hebben op PM2,5. In februari 2023 is in een Kamerbrief van het ministerie van IenW (30175-437) aangekondigd dat het sectorplan pluimvee grotendeels wordt overgenomen en de normering voor fijnstof in het Bal onder de Omgevingswet zal worden aangepast. | | |
Economisch Herstel Fonds (EHF): Investeren in groen-economisch herstel landbouw | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het Economisch Herstel Fonds (EHF) geeft een eenmalige investering aan de landbouwsector en platteland naar aanleiding van de coronapandemie. In totaal is hiervoor €52,4 miljoen beschik-baar, die in Nederland wordt ingezet in twee verschillende subsidieregelingen: 1) Investeren in groen-economisch herstel en 2) Samenwerken aan groen-economisch herstel. Investeren in groen-economisch herstel Heeft een budget van €35,5 miljoen. Hierbij kunnen landbouwers subsidie krijgen voor 38 soorten investeringen in 5 categorieën: 1. Precisielandbouw en smart farming, 2. Digitalisering, 3. Water, droogte en verzilting, 4. Duurzame bedrijfsvoering en 5. Natuurinclusieve landbouw en kringloop-landbouw. Via de regeling kan voor 60% van de kosten subsidie worden ontvangen (bij jonge landbouwers is dit 75%). Op dit moment loopt de beoordelingsfase. Vanwege het hoge aantal aanvragen (23 keer hoger dan beschikbaar budget), is de verwachting dat er vooral per categorie investeringsmogelijkheden worden gehonoreerd waaraan de hoogste score is verbonden. Samenwerken aan groen-economisch herstel Heeft een budget van €15 miljoen beschikbaar voor projecten gericht op samenwerkingsverban-den. Hierbij zijn er vijf categorieën: A. Duurzame toegevoegde waardeketen, B. Innovatieve digita-lisering, C. Gebiedsgerichte pilots, D. Sectorale initiatieven en E. Samenwerking voor maatregelen die de uitstoot van ammoniak beperken. Op dit moment loopt de beoordelingsfase. Er was veel interesse, gezien het aantal aanvragen (6 keer hoger dan beschikbaar budget). De meeste aanvragen zijn gedaan voor precisiegewasbe-scherming, digitale voorzieningen weidegang, elektrische voertuigen en machines gericht op niet-kerende grondbewerking, vaste rijpaden en mechanische onkruidbestrijding (Investeringsregeling). Bij de samenwerkingsregeling zijn de meeste aanvragen gedaan in de categorie ‘Duurzame toege-voegde waardeketens’. | | |
Versnellingsvoorstellen doelen integrale gebiedsgerichte aanpak | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | | In voorbereiding | | | In de hoofdlijnenbrief uit april 2022 wordt er door de minister voor Stikstof en Natuur meer toe-gelicht over de integrale gebiedsgerichte aanpak, zoals aangekondigd in het Coalitieakkoord 2021-2025 van VVD, D66, CDA en CU. Om in de periode van voorbereiding en ontwikkeling van deze aanpak óók vooruitgang en eventueel ook versnelling te realiseren wordt er aangegeven dat er in het voorjaar van 2022 een uitvraag zal worden gestuurd naar provincies (als gebiedsautoriteit), om een inventarisatie te maken van concrete voorstellen die voor (kunnen) lopen op een ge-biedsgerichte aanpak, met daarin een focus op dezelfde doelen als aangegeven voor een integrale gebiedsgerichte aanpak: natuur, stikstof, water en klimaat. Hierbij is de focus op maatregelen of activiteiten gerelateerd aan gebiedsprocessen die in 2022 en 2023 uitgevoerd kunnen worden. Ook moeten deze maatregelen voldoen aan vier aanvullende criteria: no-regret; doelmatig, duurzaam en aansluiten bij één of meer van de doelen van de aanpak; tot zo min mogelijk lock-in effecten leiden; en zorgen voor draagvlak in de regio. In een kamerbrief van juli 2022 geeft de minister voor Natuur en Stikstof een overzicht van de huidige stand van zaken. Er zijn in totaal 90 voorstellen ingediend via de provincies, die overigens soms ook afkomstig van andere organisaties zijn (waterschappen, gemeenten en terreinbeheren-de organisaties). WEcR heeft in opdracht van LNV een quick-scan gedaan van de voorstellen. Hier-uit blijkt dat het gaat om een pakket van 52 maatregelen; 37 afkomstig uit de provinciale uitvraag en aangevuld met 15 door LNV geformuleerde perspectief-gerichte maatregelen. Uit de analyse komen verschillende clusters van maatregelen naar voren: • Versnellen aankoop landbouwgronden voor natuurdoelen; • Legaliseren PAS-melders; • Verbeteren natuurwaarden; • Bieden van perspectief door stimuleren innovaties; • Ondersteunen en flankeren van perspectief; • Meten om te weten; • Beginnen met transities van straks; • Borgen voorwaarden voor transities. De voorstellen laten duidelijk een mix zien van maatregelen gericht op natuurherstel, (grond-)opkoop, en innovatie. De beoordeling van WEcR is gebaseerd op Doelbereik, Versnelling, Per-spectief en Draagvlak en is overwegend positief, al worden er wel aandachtspunten gegeven voor de uitvoering. Hierbij geldt dat bij de maatregelen ‘Legaliseren PAS-melders’ en ‘Borgen voor-waarden voor transities’ deze aandachtspunten al voor de uitvoering moeten worden aangepakt. Op de aankoopvoorstellen uit de eerste categorie zijn geen aandachtspunten en deze worden gezien als een duidelijke en directe bijdrage aan de doelstellingen. Hierbij gaat het onder andere om plannen gericht op de extensivering van landbouwgrond en inrichting van overgangsgebie-den/landschapsgronden en/of nieuwe natuur op landbouwgrond. LNV stelde in juli 2022 voor aan het kabinet om voor de ingediende versnellingsvoorstellen 504 miljoen euro aan middelen beschikbaar te maken, die afkomstig zijn uit de middelen bestemd voor het Transitiefonds. In de miljoenennota van september 2022 wordt aangegeven dat dit in-derdaad is begroot, waarvan €229 miljoen in 2022 en €275 miljoen in 2023. Deze middelen zullen via een specifieke uitkering aan de provincies verstrekt worden. | | |
Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten van Afval | Landbouw en Landgebruik|Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Richtlijn Industriële Emissies (Rie) uit 2010 richt zich op het verminderen en voorkomen van industriële emissies en daaraan gerelateerde lucht-, water en bodemverontreiniging en effecten op de menselijke gezondheid. Naast verschillende industriële installaties, zoals elektriciteitscentrales, vallen hier ook zeer intensieve varkens- en pluimveehouderijbedrijven onder. Op dit moment vallen bedrijven met meer dan 40.000 pluimveeplaatsen, 2000 mestvarkens óf 750 zeugen onder de Rie. De bedrijven worden in Nederland ook wel aangeduid als IPPC-veehouderijen; IPPC-installaties (Integrated Pollution Prevention and Control) zijn alle industriële installaties die onder Rie vallen. De huidige Rie gaat bij vergunningen uit van de Best beschikbare technieken (BBT). Voor IPPC-bedrijven gelden hierbij BBT-richtlijnen vanuit Europa (BREF Intensieve pluimvee- en veehouderij), maar is ook het besluit emissiearme huisvesting (waarbij de maximale emissiewaarden zijn gebaseerd op de BBT), en de beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij van belang (zie InfoMil (2022) voor meer details). De Europese Commissie heeft op 5 april 2022 een wetgevingsvoorstel gepresenteerd voor de herziening van de Rie, deels volgend op een evaluatie uit 2020. Het huidige voorstel tot aanpassingen is gericht op betere aansluiting bij de EU Green Deal en bevat verschillende elementen, voornamelijk om meer innovatie en circulariteit te stimuleren en daarnaast ook de vergunningverlening efficiënter te maken. Voor landbouw is het voornamelijk van belang dat de drempelwaarde voor de omvang van varkens- en veehouderijen wordt verlaagd en daarnaast ook rundveehouderijen worden toegevoegd aan de Rie. Deze drempelwaarde wordt verlaagd tot 150 GVE (grootvee-eenheden), wat gelijk staat aan bedrijven met meer dan 150 melkkoeien, 300 zeugen of 10.000 pluimveeplaatsen. Ook zal de methaanuitstoot door veehouderijen voortaan onder Rie worden meegenomen. Daarnaast maakt de herziene Rie het lidstaten mogelijk om strengere emissie-eisen te stellen, gelijk aan de laagste emissienormen uit de BBT, en is er meer aandacht voor verschillende type landbouwbedrijven (intensief, extensief, biologisch). Voor veehouderijen zal een verlichting komen van het vergunningenregime, maar deze moet nog verder worden uitgewerkt. Het huidige voorstel is samengevat en beoordeeld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen, die het Nederlandse standpunt voorbereidt. Hierbij is het oordeel positief over de voorgenomen veranderingen van de Rie, onder andere omdat deze ondersteunend kunnen zijn voor het Nationaal Klimaatbeleid en de integrale en brongerichte reductieopgave in de veehouderij. | | |
Impulsgelden veenweidegebieden | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | In het klimaatakkoord is afgesproken dat 100 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van de emissiereductie in veenweidegebieden. De beschikbare middelen, gelabeld als impulsgelden, zijn verdeeld over de zes veenweideprovincies. Doel is dat met deze middelen ook in de opbouwfase al concrete stappen tot het tegengaan van bodemdaling en reductie van CO2-emissies worden gezet. Het doel is om met deze middelen het gebiedsproces te ondersteunen en op gang te helpen. Het geld wordt ingezet voor watermaatregelen en het opkopen van bedrijven, bedrijven verplaatsen, kavelruil en extensivering. | | |
Nationale Eiwit Strategie (NES) en Bean Deal | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Anders | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het algemene doel van de NES is om te zorgen voor een vergroot aanbod van alternatieve en plantaardige eiwitten en daarmee de zelfvoorzieningsgraad van Nederland en Europa binnen vijf tot tien jaar te vergroten. Met stakeholders uit de gehele eiwitketen is daarvoor inzet langs een vijftal sporen afgesproken.I) de teelt van eiwitrijke gewassen voor humane consumptie (Bean Deal), II) het ontwikkelen van alternatieve eiwitten voor humane en dierlijke consumptie, III) het vergroten van de benutting van insecten, en IV) een vergrote inzet van reststromen. Deze vier sporen sluiten aan bij de inzet op kringlooplandbouw, bij de kansen die Nederlandse gewassen bieden en bij de koploperspositie van de Nederlandse agrofoodsector in het ontwikkelen van alternatieven. Het vijfde spoor is gericht op een verschuiving van de balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitconsumptie passend bij de Schijf van Vijf. Dit spoor sluit aan bij de afspraken uit het Klimaatakkoord en draagt bovendien bij aan een gezonder eetpatroon.De teelt van gewassen zoals vlinderbloemigen (een rustgewas) dragen ook bij aan een minder intensieve belasting van de bodem, vergeleken met rooigewassen. Daarnaast binden deze gewassen stikstof, wat een voordeel kan zijn omdat er dan minder bemesting nodig is. Eind 2020 is de Kamer geïnformeerd (Kamerbrief 35570-XIV-70) omtrent de Nationale Eiwitstrategie (NES), zoals is aangekondigd in het Realisatieplan van de LNV-visie. Het doel is om de productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten uit reststromen en andere bronnen te vergroten. De focus ligt hierbij op de productie van gewassen die binnen dit doel passen. Deze strategie biedt daarmee tevens invulling aan de motie Moorlag om in kaart te brengen met welke beleidsinstrumenten en strategieën de verschuiving van consumptie kan worden bevorderd en versneld. Recentelijk is er geen actualisatie van dit dossier. Opmerking I: het is onduidelijk hoe de eiwitstrategie past binnen LULUCF. Het is op dit moment moeilijk de bijdrage te kwantificeren, zowel binnen de sector LULUCF als binnen de sector Landbouw. De eiwitstrategie in het algemeen en de Bean Deal in het bijzonder kan een positieve invloed hebben op gewaskeuzes. Meer vlinderbloemigen in het bouwplan geeft meer stikstofbinding uit de lucht waardoor minder (kunst)mest nodig is. Vlinderbloemingen zijn ook gunstig voor de bodemkwaliteit. Opmerking II: er is geen budget aan de NES en de Bean Deal gekoppeld. Eiwitboeren willen graag dat er meer onderzoek komt en dat er meer kwantificering mogelijk wordt. | | |
Verlaagd btw-tarief voor isolatiewerkzaamheden | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | In 2009 is een verlaagd tarief BTW op isolatie ingevoerd. Er zijn in de loop van de jaren aanpassingen in de voorwaarden doorgevoerd. Het is nog mogelijk de arbeidskosten voor het aanbrengen van het isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken bij woningen ouder dan 2 jaar onder het 9%-tarief te laten vallen | | |
WEW Verruiming hypotheek voor energiebesparende maatregelen | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerende organisatie van de NHG (Nationale Hypotheek Garantie). In de Voorwaarden en Normen voor de NHG is de mogelijkheid opgenomen om voor het treffen van energiebesparende voorzieningen tot een maximum bedrag buiten beschouwing te laten bij de berekening van de financieringslast. Deze extra financiële ruimte bestaat aanvullend op de mogelijkheid voor een (aanvullende) lening in verband met kwaliteitsverbetering van de woning. | | |
Topsector Energie TKI consortia aanpak | Elektriciteit|Industrie|Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Binnenvaart)|Mobiliteit (Logistieke Efficiëntie) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De Topsector Energie is de drijvende kracht achter innovaties nodig voor transitie naar een betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam energiesysteem. De Topsector Energie werkt via een aantal topconsortia (TKI's) rond wind op zee, nieuw gas (incl. CCU), urban energy (energie-innovaties voor de gebouwde omgeving), industrie, biobased economy (overgang naar biomassa als grondstof) e.d. ook werkt de TSE op brede thema's als systeemintegratie, maatschappelijk verantwoord innoveren rond energie, internationale export en kennisagenda, human capital agenda en de rol van digitalisering in de energietransitie. Naast de TKI-toeslag-regeling voor basisprojecten van consortia in diverse topsectoren (breder als energie) zijn er ondersteunende subsidieregelingen voor specifieke typen projecten (o.a. diverse thematische TSE subsidieregelingen voor innovatieprojecten en de meer brede MIT (voor het MKB). Ook de HER+, DEI+ en MOOI regelingen zijn mede verbonden aan de TSE aanpak. | | |
Afbouw gaswinning Groningen | Industrie | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het kabinet gaat in de komende jaren de gaswinning in Groningen helemaal afgebouwd tot nul. Aanleiding hiervoor is de geconstateerde verhoogde seismiciteit in de omgeving van Loppersum. Door de maatregelen van het kabinet is de gaswinning inmiddels tot onder de 12 miljard Nm3 gedaald; dat is het veiligheidsniveau dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) adviseert. In gasjaar 2019-2020 was de gaswinning 8,65 miljard Nm3. In de komende jaren wordt de gaswinning helemaal afgebouwd tot nul. | | |
BL/GL Borgstelling Landbouw (BL/BL-plus) & Garantstelling Landbouw | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Borgstelling Landbouw (BL), sinds januari 2017 vervanger van de Garantstelling Landbouw (GL) is een borgstellingskrediet voor de landbouw . Hierbij staat de overheid borg voor een deel van de bedrijfsfinanciering van landbouwondernemingen. De BL is bedoeld voor landbouwondernemingen die bij het afsluiten van een lening de bank niet genoeg zekerheid kunnen bieden ('onderpand', zoals grond, gebouwen of machines). Banken geven eerder een lening als de overheid voor een deel borg staat. De BL is ruimer en sneller als de GL omdat de bank aanvraagt, het borgstellingsbedrag is verhoogd en meer typen investeringen er onder vallen (nu ook planten en werkkapitaal). Voor landbouwondernemers die willen investeren in duurzaamheid of innovatie (verduurzaming kassen of stallen) is er meer borgstellingskrediet beschikbaar als BL Plus. Voor startende ondernemers is er een mogelijkheid onder voorwaarden voor lagere provisie via het VermogensVersterkend Krediet (VVK) | | |
Omgevingswet | Algemeen | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | | De Omgevingswet bundelt en moderniseert in 1 wet alle eerdere wetten voor de leefomgeving. De wet is op 1 januari 2024 ingegaan. De Omgevingswet is de basis voor het nieuwe stelsel van regelgeving voor de fysieke leefomgeving. Het stelsel is het resultaat van de Omgevingswet, Invoeringswet en aanvullingswetten en de daaronder opgenomen regelgeving in AMvB's en ministeriële regelingen. Kern van de Omgevingswet is een integrale afweging tussen alle belangen binnen de fysieke leefomgeving. De wet introduceert instrumenten als nationale omgevingsvisie (NOVI) en omgevingsplan. Hierin worden natuur, landschap en biodiversiteit als opgaven meegewogen en speelt ook een ruimtelijke verkenning stikstof, waarin naar de mogelijkheden voor realisatie van natuur inclusief areaal wordt gekeken een rol. De wet kent 4 AMvB's: Omgevingsbesluit, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Blb). | | |
Klimaatwet | Algemeen | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De Klimaatwet geefteen kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. Tegelijkertijd is het een kader voor de ontwikkeling, effectmeting en wijze van verantwoording van het beleid dat moet leiden tot het halen van de wettelijke vastgelegde klimaatdoelstellingen. De wet geeft een hoofddoel met als resultaatsverplichting 100% broeikasgasreductie in Nederland in 2050 ten opzichte van 1990 en als tussendoel een streefwaarde van 55% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990. | | |
Standaard en streefwaarden voor woningisolatie | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Op 23 juni 2021 heeft de overheid de Standaard voor woningisolatie en de streefwaarden voor bouwdelen gepubliceerd. De standaard is ontstaan uit het Klimaatakkoord en is opgesteld door een speciale commissie, bestaande uit een brede vertegenwoordiging van betrokken partijen, zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Bouwend Nederland, Techniek Nederland en de Woonbond.De standaard wordt gegeven is een advies voor de isolatiegraad van uw woning. Het getal van de Standaard geeft de netto warmtebehoefte van een woning aan in kWh/m²/jaar) volgens een berekening met de NTA8800. Dit getal wordt dus bereikt door een combinatie van isolatie, ventilatiesysteem en kierdichting.Daarnaast zijn er streefwaarden voor de isolatiewaarde van een bouwdeel. Dit kan worden gebruikt als referentie voor wanneer slechts een bouwdeel wordt aangepakt en je zeker wil weten of dit voldoende geïsoleerd is voor een toekomstige duurzame warmtebron. | | |
Voedselverspilling: gezondere balans en minder verspilling | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Voedselketen) | Meer informatie | Anders | In voorbereiding | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Bedrijven en organisaties hebben in het Klimaatakkoord afspraken gemaakt over hoe zij in de keten verspilling reduceren en consumenten gaan helpen om minder voedsel weg te gooien, alsmede afgesproken er naar streven om te komen tot een goede balans tussen duurzaam, gezond, veilig en betaalbaar voedsel, en een gezonde de juiste balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten in ons dieet | | |
DEI+ Demonstratie energie- en klimaatinnovatie | Elektriciteit|Industrie|Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het algemene doel van de subsidiemodule Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+) is het ondersteunen van pilotprojecten, demonstratieprojecten en test- en experimenteerinfrastructuurprojecten die binnen tien jaar na de start van het project direct of indirect bijdragen aan het kosteneffectief reduceren van de CO2-emissies in Nederland. DEI+-projecten dienen naast het algemene doel bij te dragen aan minstens één van de volgende programma's: missie A (hernieuwbare elektriciteit), B (gebouwde omgeving) of C (industrie) van het Klimaatakkoord; missie Circulaire Economie van het Klimaatakkoord; het Waterstofprogramma; het Nationaal Groeifondsprogramma ‘Groenvermogen van de Nederlandse economie’; de Routekaart Groen Gas; het programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving. Zie voor de werking van de DEI+: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035474/2024-05-02#Hoofdstuk4_Titeldeel4.2_Paragraaf4.2.10. In het MJP zijn middelen voorwaardelijk toegekend en gereserveerd voor de intensivering van de DEI-XL regeling (ophoging maximum subsidiebedrag van 15 miljoen naar 30 miljoen). | | |
Aanscherping emissie-eisen voor biomassastook in kleine en middelgrote installaties | Elektriciteit|Industrie | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In het Schone Lucht Akkoord (SLA) is afgesproken om na te gaan of de emissie-eisen voor biomassastook in kleine en middelgrote stookinstallaties kunnen worden aangescherpt. Deze aanscherpingen zijn in augustus 2022 is gepubliceerd (staatsblad 2022, nummer 320). De eisen zijn op 1 januari 2024 inwerking getreden, gelijktijdig met de Omgevingswet.Het gaat bij dit instrument om een aanscherping van emissie-eisen voor kleine (0,5 - 1 MWth) en middelgrote (1 - 50 MWth) stookinstallaties die biomassa als brandstof gebruiken. Het gaat om vaste en vloeibare biomassa. Buiten de beoogde wetswijziging vallen de ketels met de kleinste ( 50 MWth) vermogens. Voor biomassaketels 5 en <50 MWth. Voor ammoniak bestaat er momenteel nog geen specifieke emissiegrenswaarde bij biomassa-installaties en deze worden met dit instrument voor het eerst ingevoerd. Emissies van NH3 bij biomassa-installaties kunnen optreden als slip bij inzet van een S(N)CR-technologie om de uitstoot van NOx te verminderen. Door het gebruik van een reductiemiddel (meestal NH3 of ureum) kan NH3, als het niet (weg)reageert met NOX, direct via het rookgas worden geëmitteerd. Vanwege het sterke effect van NH3 in de vorm van stikstofdepositie, is dit ongewenst en wordt daarom ook gereguleerd bij de voorgenomen aanscherping van de emissie-eisen. In Nederland is er reeds een aantal (recent gebouwde) biomassa-installaties, die meestal met SCR (soms SNCR) zijn uitgerust. Ook bij (meestal kleinere) biomassa-installaties waren eerder al NOX-eisen van toepassing, al leidde dit niet noodzakelijk tot toepassing van SCR of SNCR. Dit betekent dat in Nederland de huidige aangescherpte eisen niet tot een heel grote NOX-reductie zullen leiden, maar veeleer de emissie van mogelijk toekomstige biomassa-installaties zullen mitigeren. Het nieuwe reguleringsregime heeft effect op nieuwe en, op termijn, ook bestaande installaties. Voor nieuwe installaties geldt dat deze per 1 januari 2024 moeten voldoen aan de aangescherpte eisen. Voor bestaande installaties geldt overgangsrecht en is er milieuwinst voor met name stofemissies vanaf 2027. | | |
Groen beleggen: regeling groenprojecten | Algemeen | | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Regeling groenprojecten wil projecten stimuleren die een positief effect hebben op natuur en milieu, maar die vanwege een laag economisch rendement of een hoog risico niet tot stand komen. Het betreft nieuwe technieken of werkwijzen (die minder dan ca 5%-10% toepassing hebben) . De regeling loopt sinds 1995. Zij vereist samenwerking tussen beleggers, banken en projectbeheerders . De overheid geeft belastingvoordeel aan 'groene' spaarders en beleggers. Daardoor kan de bank een lening voor een lager rentetarief aanbieden aan een investeerder met een groenproject. Zo'n investeerder heeft hiervoor een groenverklaring nodig. RVO toetst de aanvragen en geeft al dan niet een groenverklaring af. Er zijn twee verschillende mogelijkheden om gebruik te maken van de Regeling groenprojecten: als groene spaarder/belegger of als investeerder waarbij u gebruik maakt van groene financiering. Om geld groen te beleggen of te sparen kan men contact opnemen met een bank | | |
Systeemintegratie (Smart Multi Commodity Energy Systems) | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Systeemintegratie (SMCES) is een subsidieregeling voor onderzoek en/of ontwikkeling van vernieuwende producten en diensten die zorgen dat het toekomstige energiesysteem veilig, betrouwbaar en betaalbaar is. De regeling is voor netbeheerders, kennisinstellingen en bedrijven. | | |
Elektriciteitswet 1998 | Elektriciteit | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De Elektriciteitswet uit 1998 omvat regels met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit. Zij omvat ook regels voor het elektriciteitsnetwerk toegankelijker voor producenten, handelaren, en leveranciers van elektriciteit. Iedereen is vrij om zijn eigen leverancier te kiezen. De wet wordt regelmatig aangepast en aangevuld. Via een wijzigingswet onafhankelijk netbeheer (WON) is per 2006 geregeld hoe de netten voor elektriciteit beheerd moeten worden en hoe dit staat t.o.v. productie etc. Via netcodes zijn voorwaarden gezet voor de omgang van netbeheerders en afnemers met de netten. Daarmee is er ook een wettelijk kader waarmee de beschikbare netcapaciteit beter is te benutten. De ACM Autoriteit Consument en Markt houdt toezicht op de marktwerking rond elektriciteit.Het wetsvoorstel Energiewet moet de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet vervangen. Dit wetsvoorstel in voor de zomer van 2024 aangenomen in de Tweede Kamer en ligt sinds de zomer van 2024 voor behandeling in de Eerste Kamer. | | |
Warmtewet | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De Warmtewet regelt sinds 2014 de levering van warmte aan consumenten en midden- en kleinbedrijf voor aansluitingen tot 100kW. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) ziet toe op de uitvoering van de warmtewet. De warmtewet is geëvalueerd in 2016 en aangepast. Er wordt al geruime tijd gewerkt aan een opvolging van de wet: de wet collectieve warmte. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2025.In maart 2024 is een Nota van Wijziging Warmtewet voorgelegd aan de Tweede Kamer. De kamer heeft hier in april mee ingestemd. Met deze aanpassing wordt een correctie op de berekeningswijze van de gasreferentie voorgesteld, wat leidt tot verlaging van het maximale tarief voor vastrecht. Er is daarnaast duidelijker aangegeven dat warmtebedrijven transparanter moeten zijn over de financiële verantwoording. Via amendement Grinwis is toegevoegd dat de ACM al voor de inwerkingtreding van de Wcw een verruiming van haar informatieverzameling krijgt. | | |
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel | Industrie | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Producenten van textiel worden verantwoordelijk gehouden voor het hergebruik en recyclen van de textielproducten die ze hebben geproduceerd. | | |
Investeringsplannen netbeheerders | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In het kader van de energietransitie dient er tijdig voldoende capaciteit op het gas- en elektriciteitsnet beschikbaar te zijn om de toenemende vraag naar transport op het net voor hernieuwbare opwekinstallaties te faciliteren. Netbeheerders dienen onder de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet tweejaarlijks investeringsplannen op te stellen voor de door hen beheerde netten waarin alle noodzakelijke uitbreidings- en vervangingsinvesteringen beschreven en onderbouwd worden voor de komende tien jaren. De Nederlandse toezichthouder, de Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de marktwerking en beoordeelt de investeringsplannen. TenneT, de aangewezen landelijke netbeheerder voor het hoogspanningsnet (volledig in handen van het Nederlandse Ministerie van Financiën), en GTS, de eigenaar van het landelijk gastransportnet, hebben samen met de regionale netbeheerders (Coteq, Enexis, Liander, Rendo, Stedin, Westland Infra) een set aan toekomstscenario’s ontwikkeld met data uit de beschikbare transitieplannen zodat in alle investeringsplannen een vergelijkbare basis gehanteerd wordt voor verwachte ontwikkelingen in de Nederlandse energiemarkt.Daarnaast is in de regelgeving een kader opgesteld voor prioritering om maatschappelijk richting te geven aan de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur. De programmatische aanpak die daarvoor in samenwerking met onder meer netbeheerders is opgezet door zowel de rijksoverheid als de provincies, dient daarvoor inhoudelijk en formeel doorwerking te krijgen in de investeringsplannen van netbeheerders. Dit vergt concreet dat via het nationale meerjarenprogramma infrastructuur energie en klimaat (MIEK) getoetste en geselecteerde projecten in de investeringsplannen van netbeheerders worden opgenomen. Het uitgangspunt van het prioriteringskader is om extra gewicht en daarmee prioriteit te geven aan investeringen in projecten die zijn gericht op het transporteren van elektriciteit van windparken op zee naar het landelijk hoogspanningsnet en waarvoor een kavelbesluit als bedoeld in artikel 3, van de Wet windenergie op zee, is genomen en daaropvolgend aan MIEK-investeringen. Deze prioritering laat onverlet dat andere projecten die een netuitbreiding vereisen ook in het investeringsplan worden opgenomen en worden gerealiseerd, zij het niet met een zelfde prioriteit.In de investeringsplannen geven netbeheerders aan waar knelpunten verwacht worden en welke vervangings- en uitbreidingsopgave er ligt op landelijk en regionaal niveau (bijvoorbeeld voor de aanleg van kabels, transformatoren, schakelvelden en/of onderstations). Gezamenlijk bieden de investeringsplannen een gedetailleerd overzicht van de (verwachte) werkzaamheden aan het Nederlandse gas- en elektriciteitsnetwerk voor de komende tien jaar. | | |
Invest-NL | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | Invest-NL heeft tot doel om, indien de markt hierin onvoldoende voorziet, bij te dragen aan het financieren en realiseren van maatschappelijke transitieopgaven door ondernemingen en aan het bieden van toegang tot ondernemingsfinanciering. De focus van Invest-NL ligt hierbij onder andere op de thema’s carbonneutrale economie, biobased & circulaire economie, agrifood en deep tech. Invest-NL is additioneel aan de markt en is conform de machtigingswet verboden om ongeoorloofde staatsteun te verstrekken. Het verstrekt voor eigen rekening en risico kapitaal vanuit haar kernkapitaal om haar financieringstaak te vervullen. Voor de uitvoering van de ontwikkeltaak wordt een jaarlijkse bijdrage gegeven. Bij de oprichting stond Invest-NL hier € 1,7 mld. aan kernkapitaal voor beschikbaar. In de Miljoe-nennota 2025 is € 600 mln. beschikbaar gesteld voor versterking van het kernkapitaal van Invest-NL en € 250 mln. voor uitbreiding van de blended finance activiteiten van Invest-NL. Voor de uitvoering van de ontwikkeltaak wordt een jaarlijkse bijdrage gegeven. Zie voor een overzicht van de investeringen van Invest-NL per focusgebied de volgende link: https://www.invest-nl.nl/focusgebieden | | |
Klimaatcampagne Zet ook de knop om | Algemeen | Meerdere sectoren (Algemeen) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Onder de naam ‘Zet ook de knop om’ is de Rijksoverheid in april 2023 een meerjarige landelijke klimaatcampagne gestart. Doel is om burgers, bedrijven en overheden te informeren over klimaatverandering, wat we er tegen kunnen doen en hoe dat kan. Het betreft een koepelcampagne op drie niveaus. Het tweede niveau beschrijft de why en de how op de domeinen wonen/energie, mobiliteit, circulaire economie en voedsel. Het derde niveau is dat van concreet handelingsperspectief. | | |
GD173 ZES Zero Emission Stadslogistiek | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In 2014 werd de Green Deal Zero Emission Stadslogistiek (ZES) gesloten tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen. In het Klimaatakkoord is opgenomen dat in 2025 in 30-40 van de grootste gemeenten een zero-emissiezone wordt ingevoerd. Hier wordt duiding aan gegeven middels de Uitvoeringsagenda Stadslogistiek. | | |
SDS Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) is bedoeld voor scheepswerven die een scheepsbouwinnovatieproject willen uitvoeren dat een bijdrage levert aan duurzame ontwikkeling. De subsidie bedraagt 25% van de subsidiabele kosten. De regeling wil innovatie en duurzaamheid in de maritieme sector stimuleren en innovatierisico verlagen en marktintroductie nieuwe technologie versnellen. Het betreft technologie gericht op: verlaging schadelijke emissies, verlaging geluidsniveaus, een duurzame levenscyclus van het schip, systemen en materialen en duurzame inzetbaarheid van het schip en haar bemanning. Het maximale subsidiebedrag per aanvrager of groep waar deze toe behoort bedraagt 30% van het voor deze subsidie toepasselijke subsidieplafond. In de periode 2017 tot/met 2023 zijn 80 SDS-aanvragen gedaan waarvan 39 projecten subsidie toegewezen hebben gekregen of al volledig zijn gerealiseerd en afgeleverd bij de klant.De regeling liep 1 mei 2024 af. Doorloop van de subsidie in 2025 is nog onduidelijk. | | |
Ontzorgingsprogramma Maatschappelijk Vastgoed | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Met de Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed kunnen provincies een ontzorgingsprogramma opzetten, dat kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren ondersteunt bij het verduurzamen van de gebouwen die zij in eigendom hebben. Het ontzorgingsprogramma is in 2021 gestart en in 2022 is een tweede tranche van de regeling open gesteld voor provincies. Alle 12 provincies maken gebruik van de rijksbijdrage. Doelstelling is tot 1 mei 2027 ondersteuning bieden aan 2850 eigenaren. Inmiddels doen al meer dan 1550 eigenaren mee met een ontzorgingstraject.Kern van het programma is dat kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren worden ontzorgd in het verduurzamingsproces, bijvoorbeeld bij het opstellen van een portefeuilleroutekaart en/of het implementeren van maatregelen. Met dit programma wordt beoogd een doelgroep op weg te helpen die tot nog toe vanwege gebrek aan kennis en/of capaciteit weinig handelingsperspectief heeft.Het ontzorgingsprogramma wordt verlengd tot en met 2030. Eind 2024 hebben de provincies € 14.953.000 ontvangen voor voortzetting van het programma tot mei 2027. | | |
7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Planning | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW)|Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Nederland geeft door middel van meerjarige actieprogramma’s invulling aan de implementatie van de Europese Nitraatrichtlijn, met als doel het bereiken van nitraatgehalten in grondwater en zoet oppervlaktewater die lager zijn dan 50 milligram per liter. Naast dat de regelgeving uit het 6e actieprogramma gecontinueerd wordt, staan in Bijlage 3 van het Addendum bij het 7e Actieprogramma maatregelen waarmee Nederland wil gaan voldoen aan de doelstellingen uit de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water. Er zijn verschillende maatregelen die het stikstofgebruik kunnen beïnvloeden, zoals de verplichte teelt van vanggewassen en rustgewassen op zand- en lössgrond als onderdeel van de maatregel ’Duurzame bouwplannen’. CDM heeft begin mei 2022 een advies opgeleverd over verschillende gewaslijsten in het 7e Actieprogramma, waaronder rustgewassen. Ook de aanleg van bemestingsvrije bufferstroken langs waterlopen is onderdeel van de voorgestelde maatregelen. Verder is er sprake van een aankondiging om de melkveehouderij binnen 10 jaar volledig grondgebonden te laten worden. Dit sluit ook aan bij het Coalitieakkoord 2021-2025 van VVD, D66, CDA en CU en het voorziene toekomstige mestbeleid. Het kabinet zal daartoe een wijziging van de Meststoffenwet in procedure brengen waarmee wordt vastgelegd dat de melkveehouderij binnen 10 jaar volledig grondgebonden moet zijn. Daarbij hoort ook een aanzienlijk areaal (deels permanent) grasland. Dit wetsvoorstel is nog niet gepresenteerd, maar in het plan van aanpak voor het mestoverschot dat door het demissionaire kabinet op 7 april 2024 is voorgesteld is aangegeven dat In de rede ligt dat voor de melkveehouderij in 2032 een graslandnorm gaat gelden van 0,35 hectare grasland per GVE (grootvee-eenheid). Om hier te komen en het behoud van grasland in de tussentijd te borgen wordt voorgesteld om twee tussennormen op te nemen (0,2 hectare grasland per GVE per 1-1-2028 en 0,25 hectare grasland per GVE per 1-1-2030). Voor de norm zou in ieder geval al het grasland behorende bij het bedrijf (pacht, huur, eigendom) dat ligt binnen een bepaalde afstand van de productielocatie van het bedrijf horen, deze afstand zal zodanig gekozen worden dat deze voldoende doelbereik oplevert voor waterkwaliteit. Er is een forse overlap met het stikstofbeleid (zie addendum bij het 7e Actieprogramma). LNV & IenW (2021a), 7e Nederlandse Actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn, Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit & Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2021/11/26/7e-nederlandse-actieprogramma-betreffende-de-nitraatrichtlijn LNV & IenW (2021b), Ontwerp 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. 7e Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn (2022-2025), Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit & Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; https://open.overheid.nl/repository/ronl-5f1cbe34-ee8c-477a-baba-23596c108a47/1/pdf/Ontwerp%207e%20AP_v1.pdf.LNV & IenW (2021c), Consultatie en Milieueffectrapportage voor het 7e actieprogramma nitraatrichtlijn, Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit & Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/09/06/consultatie-en-milieueffectrapportage-voor-het-7e-actieprogramma-nitraatrichtlijn.LNV & IenW (2021d), Zevende actieprogramma nitraatrichtlijn na consultatie aangepast, Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit & Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/11/26/zevende-actieprogramma-nitraatrichtlijn-na-consultatie-aangepast.LNV & IenW (2022), Addendum op het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit & Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/02/25/addendum-op-het-7e-actieprogramma-nitraatrichtlijn. | | |
Kolenbelasting | Elektriciteit|Industrie|Algemeen | | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | Over het verbruik van kolen moet kolenbelasting worden betaald. De belasting betaalt de belastingplichtige over de uitslag uit de inrichting en de invoer van kolen met de volgende codes uit de Gecombineerde Nomenclatuur: 2701, 2702 en 2704. Het gaat om de volgende producten:steenkoolvaste brandstoffen die uit steenkool zijn gemaaktbruinkoolgeperste bruinkoolcokesEr geldt een vrijstelling voor gebruik van kolen bij elektriciteitsproductie en voor duaal en non-energetisch gebruik van kolen. Het tarief bedraagt 18,32 euro per 1000 kg kolen in 2025. Zie ook: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/overige_belastingen/belastingen_op_milieugrondslag/tarieven_milieubelastingen/tabellen_tarieven_milieubelastingen Het wetsvoorstel dat o.a. voorzag in het afschaffen van vrijstellingen voor het duaal en non-energetisch gebruik van kolen is eind 2023 door de Eerste Kamer verworpen. | | |
Demand Side Response (DSR) in eindgebruikerssectoren | Elektriciteit | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Demand Side Response (DSR) in eindgebruikerssectoren: Dit betreft het programma verlaging piekvraag naar elektriciteit van consumenten in de gebouwde omgeving, dat als doel heeft om consumenten inzicht te geven in hun elektriciteitsverbruik en ze te helpen deze te verlagen op piekmomenten. Voor uitgebreide omschrijving zie IBO Klimaat fiche Gebouwde Omgeving 2.10. | | |
Aanvullende inzet normering zon-PV | Elektriciteit|Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Aanvullende inzet voor zonne-energie op gebouwen: Aanvullende normering zon op dak via bestaande regelingen, gecombineerd met subsidie. Voor uitgebreide omschrijving zie IBO Klimaat fiche Elektriciteit 6.4. Voorwaarde: hangt samen met maatregel E1.Reservering uit Klimaatfonds is met VJB 2024 naar beneden bijgeschaafd tot €150 mln. en doorgeschoven naar MJP 2026. Update na verkennend onderzoek mbt inhoudelijke inzet. In december is gecommuniceerd dat we bijv. kijken naar agri-pv, solar carports en dakversterkende maatregel. Deze laatste gaat in de SDE 2023 mee en het is dan ook aannemelijk dat die dan ook buiten scope van dit instrument komt. | | |
Subsidie inzet batterij bij grootschalig zon-PV | Elektriciteit | Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land) | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Update 24/04/2024:We waren afgelopen tijd in afwachting van de Voorjaarsbesluitvorming over dit budget voordat we verder konden met de uitwerking in een regeling gezien de politieke onzekerheid op moment. Het is nog steeds onzeker wat een nieuw kabinet gaat vinden van deze maatregel, maar gaan nu wel een start maken met de uitwerking. De regeling is voor 2025 aangekondigd, maar openstelling in januari wordt lastig gezien het een nieuwe regeling betreft die nog volledig moet worden uitgewerkt. In de Voorjaarbesluitvorming 2023 over aanvullende klimaatmaatregelen is € 416,6 miljoen gereserveerd voor batterijen bij grootschalige zon-PV (op dak en/of op land). Deze maatregel draagt bij aan CO2-reductie door extra duurzame elektriciteitsproductie te realiseren, deze elektriciteit op te slaan in een batterij en in te voeden op momenten van tekorten aan duurzame energie en ruimte op het net. Dit wordt ook wel uitgestelde levering genoemd. Deze maatregel maakt het mogelijk fossiele elektriciteitsproductie te vervangen met duurzame elektriciteit tijdens moeilijk te verduurzamen uren. Dit speelt met name in de avond, wanneer de vraag naar elektriciteit hoog is, maar de zon niet of nauwelijks schijnt en de wind niet altijd waait. Batterijen zijn de goedkoopste en meest haalbare optie om extra CO2 te reduceren op momenten dat er minder aanbod is van duurzame elektriciteit[1]. De subsidie betreft een nieuw instrument. Er wordt voldaan aan de voorwaarde bij de reservering: samenhang met het vastleggen en committeren aan het streefdoel klimaatneutrale elektriciteitssector in 2035. Bij de uitfasering van gas- en kolencentrales is het namelijk belangrijk dat er op momenten met weinig zon en wind toch aanbod is van CO2-vrije elektriciteit. Dat kan via uitgestelde invoeding met batterijen.Met het budget in het Klimaatpakket voor deze maatregel kan 160 tot 330 MW aan batterijvermogen gerealiseerd worden bij 320 tot 660 MW grootschalige zon-PV. Dit resulteert in een CO2-reductie van 0,08 tot 0,17 Mton per jaar tijdens uren die moeilijk te verduurzamen zijn. De uitgesteld geleverde zonne-energie verdringt elektriciteit uit kolen- en aardgascentrales. Het doel is hiermee extra CO2 te reduceren om de klimaatdoelstellingen van 2030 te behalen. De maatregel past bij de doelstelling van het Klimaatfonds om de benodigde energie-infrastructuur aan te leggen voor een CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2035.[1] Kamerbrief Jetten over Batterijen, oktober 2023 | | |
Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten, stimuleringsprogramma energiehubs | Elektriciteit|Algemeen | | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten|Economisch|Informatie|Planning | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten: Deze maatregel is gericht op de verbetering van de netcapaciteit. Om meer capaciteit op het elektriciteitsnet beschikbaar te maken wordt voorgesteld een aantal maatregelen te nemen die een efficiëntere benutting van het bestaande elektriciteitsnet mogelijk te maken. - Subsidie voor de onrendabele top voor alternatieve individuele of collectieve oplossingen voor voorzien in transportbehoefte, zoals batterijen maar ook IT-systemen die ervoor zorgen dat bedrijven hun vraag- en aanbodprofielen op elkaar af kunnen stemmen achter een onderstation. - Het aanbieden van ‘fixers’ die provincies, gemeentes, bedrijven en netbeheerders begeleiden bij 1) het vinden van de juiste alternatieve oplossing voor de transportvraag en 2) opslag en flex bij RES-projecten/oplossingen. - Een stimuleringsprogramma Energy Hubs. In een Energy Hub komen diverse energiestromen samen in een decentraal netwerk, dat de opwek, de opslag en het verbruik steeds in een onderlinge balans brengt. Daarmee bieden ze een oplossing voor de volle elektriciteitsnetten die ontstaan door de toename van de productie van duurzame energie. De onafhankelijke regulerende instantie ACM is exclusief bevoegd om maatregelen te nemen over nettarieven en aansluitvoorwaarden. Op deze onderwerpen kan wel een verzoek worden gedaan om de maatregelen, met urgentie, in overweging te nemen - Aanpassing van de nettarieven van kleinverbruikers. De kostenverdeling kan worden aangepast zodat de nettarieven van kleinverbruikers beter aansluiten bij de mate dat het elektriciteitsnet wordt belast op drukke momenten. Dit geeft huishoudens en bedrijven een financiële prikkel om zuinig om te gaan met de beperkte ruimte op het elektriciteitsnet. Voor het bepalen van de hoogte van het nettarief gaan netbeheerders gebruik maken van gegevens van slimme meters. Bevoegdheid ACM. - Flexibele contracten (zogenaamde non-firm aansluit- en transportovereenkomsten) mogelijk maken waarmee netgebruikers niet op drukke momenten het elektriciteitsnet mogen gebruiken in ruil voor een verlaagd tarief. Zowel nieuwe als bestaande netgebruikers kunnen hier gebruik van maken. Bevoegdheid ACM. - Verruimen van congestiemanagement. Bij congestiemanagement betalen netbeheerders specifieke netgebruikers om op drukke momenten het elektriciteitsnet te ontlasten. De vergoedingen die netbeheerders hiervoor betalen worden verwerkt in de nettarieven. De ACM heeft onlangs de mogelijkheden voor congestiemanagement verruimd en zal dit naar verwachting verder verruimen. Bevoegdheid ACM. - In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (pdf (overheid.nl)) zijn enkele acties opgenomen in relatie tot energiehubs. Relevant in dit kader is de normerende maatregel ‘2.1.7. Mogelijk maken van het delen van gecontracteerd transportvermogen tussen partijen o.a. in energyhubs’. Deze actie wordt uitgevoerd.Het oorspronkelijke voorstel is aangescherpt. Fiche 6.2 IBO-Klimaat omvatte ook individuele oplossingen. Nu gaat het sec om energyhubs (collectieve oplossingen), zodat er geen dubbelingen zijn met andere maatregelen.Hieronder is het aangescherpte voorstel opgenomen. Op de cijfers dient nog een correctie van 8% te worden toegepast zodat het totaalbedrag uitkomt op 166,432 ipv 182 (jaarlijks 23,776 ipv 26). | | |
Negatieve emissies door oa BECCS (0-3,5 Mton) | Elektriciteit|Algemeen | | Meer informatie | | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Generieke stimulering negatieve emissies (exclusief AVI’s) tot maximaal 3,5 Mton vooruitlopend op aanpassing ETS met inachtneming van de bestaande inzet uit het duurzaamheidskader biogrondstoffen en de Renewable Energy Directive. Een einddatum wordt overwogen. | | |
Small Modular Reactors (SMR’s) programma | Elektriciteit|Industrie | Elektriciteit (Kernenergie) | Meer informatie | Informatie | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Deze nieuwe maatregel is gericht op het versnellen van de ontwikkeling van SMR’s in Nederland. In 2024 is een Programma-aanpak SMR's opgesteld die anticipeert op de komst van SMR's in Nederland. Door middel van het uitvoeren van de stappen onder de aanpak wordt de potentie van SMR's in Nederland in kaart gebracht en worden stakeholders geïnformeerd. Uiteindelijk kan op basis van de aanpak worden toegewerkt naar een nationale visie en programma voor SMR's. | | |
EBN: versnellen onderzoek CCS | Elektriciteit|Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Informatie|Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Dit instrument stelt Energiebeheer Nederland (EBN) in staat onderzoek te doen naar (nieuwe) locaties voor ondergrondse opslag van CO2 (CCS) in Nederland. | | |
Circulaireplasticnorm | Industrie | | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het wetsvoorstel voor een circulaireplasticnorm regelt dat in Nederland vanaf 2027 gevestigde polymeerverwerkers een minimumaandeel fossiele grondstoffen moeten vervangen door recyclaat of biogebaseerde polymeren. De verplichting om fossiele polymeren te vervangen door circulaire polymeren zorgt voor efficiënter gebruik van grondstoffen. Dit is een belangrijke stap in de transitie naar een circulaire economie. Daarnaast draagt de circulaireplasticnorm bij aan het behalen van de klimaatdoelen richting 2030. De verwachting is dat de circulaireplasticnorm jaarlijks 0,7 Mton CO2-reductie oplevert. | | |
Circulaireplastichub | Industrie | Industrie (Innovatieroutes) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Ondersteuning van o.a. ketenvorming en recyclingtechnieken voor circulaire plastics: Het budget uit het Klimaatfonds Ontwerp Meerjarenprogramma 2024 is bedoeld voor ketenvorming, innovatieve recyclingtechnieken en de innovatieve productie van duurzame fossielvrije kunststoffen. Voor opschaling van recyclingcapaciteit en vraagstimulering is nadere uitwerking nodig en worden middelen gereserveerd voor het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025. Voor uitgebreide omschrijving zie Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024, perceel vroege fase opschaling. Voorwaarde voor de reservering: nadere uitwerking ondersteuning en dat maatregel plasticsnormering voldoende is uitgewerkt (maatregel 12), en er zicht op is op volwaardige prikkels voor recycling door CO2-beprijzing bij AVI’s (maatregel 15). | | |
Ondersteuning cluster 6 | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Ondersteuning cluster 6 is een aanpak voor het ondersteunen vancluster-6 bedrijven (hoofdzakelijk industrie) bij de realisatie van verduurzamingsplannen. De aandacht gaat hierbij naar regionale sectoren en bedrijven (cluster 6) die concrete verduurzamingsplannen hebben en hier actief ondersteuning bij nodig hebben omdat bijvoorbeeld expertise ontbreekt of de techniek nog onvoldoende ontwikkeld is voor directe rendabele toepassing. Onder cluster 6 wordt de industrie verstaan buiten de 5 geografische clusters en veelal in de regio. Inhoudelijk bestaat de aanpak enerzijds uit het oprichten van eenprojectteamCluster 6 bijKGGen RVOen het faciliteren van de projectorganisatie Stichting Cluster 6 en anderzijds uit gerichte instrumenten om verduurzaming bijcluster 6-bedrijven te stimuleren (bedrijven incluster 6 hebben daarnaast uiteraard ook toegang tot generieke instrumenten). De aanpak richt zichprimairopcluster 6-bedrijvendieonder de energiebesparingsplicht en onder de CO2-heffing /ETS regeling vallen. Dit zijnca. 200 ETS Cluster 6 bedrijven/vestigingen. Met de casusaanpak van het Actieplan worden knelpunten van cluster 6-bedrijven in kaart gebracht en wordt gewerkt aan meer generieke oplossingen die breder toegepast kunnen worden. Om de verduurzaming bijcluster 6 te stimuleren worden middelen onder andere aangewend voor specifieke pilots en voor het oplossen van knelpunten die bij casussen naar boven komen. Ook wordt via de aanpak beoogd om bedrijven en branches te ondersteunen bij het opstellen van een concreet pad naar verduurzaming. Oplossingen kunnenrelevant zijn voor:een bedrijf afzonderlijk; gebiedsgericht in een verband met andere (cluster 6) bedrijven op een bedrijventerrein (bijv. in de vorm van een energy-hub); of via de betrokken branches. Recente wijzigingenIn 2024is de clusterregisseur voor cluster 6 aangesteld, welke deelneemt aan de stuurgroep van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI).Tevensis het regieteam cluster 6 onder de stuurgroep van het NPVI gestart om de voortgang te bewaken op lopende casussen (casusaanpak) ende in kaart gebrachteknelpunten.Bij de uitbreiding van de maatwerkaanpakbuiten de top-20zijn er een tweetal cluster6 bedrijventoegetreden.Er wordt gewerkt aan gerichte maatregelen om cluster 6 verder te ondersteunen. In Q1/2025 zalde update vanhet Actieplan Cluster 6naar de Tweede Kamer worden gestuurd. | | |
Normering fossiele warmte-opwek | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Als aanvullende klimaatmaatregel wordt gekeken naar het vollediguitfaserenvan fossiele brandstoffen bij verwarming in industriële processen. Dit wordt bereikt door een verbod op nieuwbouw, bijbouw of renovatie van fossiele stookinstallatieom warmteoptetewekken die gebruikt wordt in een productieproces. Daarbij wordt rekening gehouden met de stand van de techniek door de normering eerst in te voeren voor lagere temperatuurcategorieënen verder in de tijd steeds meercategorieëntoe te voegen aan het verbod. Ditcreëerteen logisch en voorspelbare normering waar het bedrijfsleven rekening mee kanhouden in haar investeringsplannen. Deze normering wordt techniek neutraal uitgewerkt.Daarbij wordt niet voorgeschreven of CO2 uitstoot wordt verminderd door vervangingdoor elektriciteit, waterstof, CO2 afvang of een andere CO2 neutrale techniek. | | |
Normering circulair slopen | Industrie|Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Onderzoek | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Normering circulair slopen: Het uitwerken en invoeren van een milieuprestatie-eis voor circulaire sloop en hergebruik en/of hoogwaardige recycling, op basis van de deels nog te ontwikkelen best beschikbare werkwijzen. Hierbij wordt in samenhang naar bouwregelgeving en afvalregelgeving gekeken. Er wordt gekeken naar borging in de BRL SVMS-007 en de Verificatieregeling circulair slopen. | | |
Bevorderen circulair doen en gedrag | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Bevorderen circulair doen en gedrag: Deze maatregel omvat zowel een brede gedragsaanpak gericht op burgers, leermodules voor werkenden als een subsidieregeling voor het onderwijs. Onder gedrag wordt ook verstaan de keuze voor een baan die de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale samenleving vooruithelpt omdat er nu een groot tekort is aan vakmensen. Voor uitgebreide omschrijving zie IBO Klimaat fiche 7.3. | | |
Normering biobased bouwen | Landbouw en Landgebruik|Industrie|Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Normering biobased bouwen: Aanscherping en bredere toepassing van de milieuprestatie-eis aan gebouwen en verdergaande sturing op CO2, waardoor de toepassing van biobased materialen wordt gestimuleerd. Zo kan de keten ontwikkelen en groeien als rendabel bedrijfsmodel voor boeren en bouwers, waarbij ook CO2 wordt vastgelegd in de gewassen. Er wordt budget toegekend en een reservering gemaakt voor in ieder geval het opzetten van innovatieve productielijnen, de vorming van ketens en het maken van productkaarten voor de Nationale Milieudatabase. Uitgangspunt is dat de ontwikkeling leidt tot een gezonde Nederlandse markt vanaf 2030. Voorwaarde: de uitwerking van de aanpak en de concrete normering moeten leiden tot voldoende zicht op de ontwikkeling tot een gezonde Nederlandse markt vanaf 2030. | | |
Verbeteren informatievoorziening financieringsopties verduurzaming | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Informatie | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Momenteel loopt er een onderzoek naar de integratie van duurzaamheid in de hypotheeksoftware. Doel is adviseurs ondersteunen bij het geven van financieel advies over de investering die nodig is om te verduurzamen. Het is wenselijk dat zij in hun softwarepakket eenvoudig kunnen zien welke financiële opties er zijn. Dit onderzoek loopt en eerste resultaten zijn positief. Mogelijk daadwerkelijke implementatie begin 2026. | | |
Ontzorging VvE’s | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Ontzorging VvE’s betreft het beschikbaar stellen van middelen bedoeld voor activeren, bouwbegeleiding voor verduurzaming en opstellen meerjarenonderhoudsplannen van VVE's. | | |
Aanpak kwetsbare wijken en dorpen versterken | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Betreft het beschikbaar stellen van extra middelen aan gemeenten specifiek voor kwetsbare huishoudens in energetisch slechte woningen, zodat bij deze huishoudens de woningen een hogere mate van verduurzaming kunnen bereiken. Deze middelen kunnen boven op de middelen voor de lokale aanpak worden ingezet. De middelen zijn bedoeld voor isolatie en eventueel interne voorzieningen t.b.v aansluiting op warmtenetten indien aan de orde i.h.k.v. de wijkaanpak. | | |
SPUK ontzorgingsprogramma verduurzaming mkb/bedrijventerreinen | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Ontzorgingsprogramma MKB/bedrijventerreinen: Voor kleine mkb’ers wordt een ontzorgingsprogramma ontwikkeld met een proactieve benadering die aansluit bij de energiebesparingsplicht én het uitfaseren van slechte energielabels, in samenwerking met de provincies en de brancheorganisaties. Bij bedrijventerreinen gaat het om de organisatiegraad op deze terreinen te verhogen, die als randvoorwaarde nodig is voor verdere verduurzaming en energiebesparing. | | |
Leningen via bestaande fondsen voor verduurzaming maatschappelijk vastgoed | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Momenteel is EUR 75 miljoen gereserveerd voor dotaties aan het Nationaal Restauratiefonds, BNG duurzaamheidsfonds en de Regionale energiefondsen. Deze subsidie maakt het mogelijk dat er voor het maatschappelijk vastgoed leningen komen met een eenvoudig aanvraagpad en voordelige rente. | | |
Geothermie lage temperatuur | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Geothermie, lage temperatuur: Voor uitgebreide omschrijving zie Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024, perceel Vroege fase opschaling. Voorwaarde: het voorkomen van overlap van stimulering middels de SDE++. | | |
Doe-het-zelf-voucher | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Doe-het-zelf-voucher: Dit een isolatietegoedbon voor de doe-het-zelver, zodat doe-het-zelvende burgers kosten kunnen besparen bij het isoleren van hun huis en schaarse professionals vooral kunnen worden ingezet voor complexe werkzaamheden. | | |
Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De Energy Performance of Buildings Directive EU/2010/31 is een Europese richtlijn die beleid stimuleert om:een zeer energie-efficiënte en emissieloze gebouwde omgeving te realisereneen stabiel investeringsklimaat te creërenconsumenten en bedrijven te ondersteunen bij het maken van goed geïnformeerde investeringsbeslissingenDe lidstaten dienen de richtlijnen uit de EPBD te implementeren door deze om te zetten in beleid. | | |
Energy Efficiency Directive (EED) m.b.t. art 6 Renovatieverplichting gebouwen overheidsinstanties | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Energy Efficiency Directive (EED), o.a. Renovatieverplichting gebouwen overheidsinstanties.Op grond van de nieuwe EED-richtlijn (Energy Efficiency Directive) zijn lidstaten verplicht om het energieverbruik te verminderen.Overheidsinstanties moeten een voorbeeldfunctie vervullen volgens de EU. De EED stelt verplichtingen aan de lidstaten om het energiegebruik van overheidsinstanties terug te dringen (artikel 5) en de verduurzaming van gebouwen van overheidsinstanties te bewerkstelligen (artikel 6).In artikel 6 is opgenomen dat jaarlijks 3% van de totale vloeroppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen met een vloeroppervlakte groter dan 250 m2 in eigendom van overheidsinstanties tot bijna-energieneturale gebouwen of emmissievrije gebouwen gerenoveerd moeten worden.De implementatiedatum is 11 oktober 2025. Artikel 6 EED renovatieplicht gebouwen publieke instellingen (rvo.nl) | | |
Stimuleringsregeling warmteinfrastructuur glastuinbouw (SWIG) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Stimuleringsregeling Warmte Infrastructuur Glastuinbouw (SWIG): Middelen zijn bedoeld voor warmtedistributienetten in de glastuinbouw. Zie : https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/swig. Met de toegekende middelen kan naar schatting circa 7 PJ per jaar aan alternatieve warmte beschikbaar komen voor de glastuinbouw (kamerbrief 32627, nr. 64). | | |
(Onderzoek naar) heffingen ter bevordering van duurzame productie en consumptie van voedingsmiddelen | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Voedselketen) | Meer informatie | Onderzoek | In voorbereiding | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | (Onderzoek naar) heffingen ter bevordering van duurzame productie en consumptie van voedingsmiddelen | | |
Nieuwe derogatiebeschikking (inclusief verlaging mestproductieplafonds) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Uitzondering op de gebruiksnorm voor dierlijke mest van 170 kg N/ha, afkomstig uit Bijlage III van de Nitraatrichtlijn. Hierbij worden deze uitzonderingen de komende jaren afgebouwd in de volgorde 250-240-230-200-170 kg N/ha per jaar en 230-220-210-190-170 kg N/ha per jaar in door Nutriënten Verontreinigde gebieden. Daarnaast is er per 2023 geen derogatie meer verleend in Natura 2000 gebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Hierbij gelden als belangrijkste voorwaarden:Deelnemende bedrijven dienen 80% grasland aan te houdener mag geen fosfaatkunstmest worden gebruikt op de deelnemende bedrijvenNederland wijst door nutriënten verontreinigde gebieden aan waar de stikstofgebruiksnormen per 2025 met 20% worden verlaagd.de nationale mestproductieplafonds worden verlaagd naar 489,4 miljoen kg stikstof en 150,7 miljoen kg fosfaat (in 2020 geproduceerde hoeveelheid) en in 2025 naar 440 miljoen kg stikstof en 135 miljoen kg fosfaat.Sinds 1 januari 2024 is in de grondwater beschermingsgebieden een korting op de stikstofgebruiksnorm van 10% geïmplementeerd. Langs waterlopen worden bufferstroken aangehouden waarop geen mest wordt gebracht variërend tussen de 0,5 en 5 meter, afhankelijk van het type waterloop en de omvang van het perceel. Wetswijziging: Wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie Deze wetswijziging betreft een aantal wijzigingen van de Meststoffenwet in verband met de implementatie van de derogatiebeschikking. Op 30 september 2022 heeft de Europese Commissie (EC) aan Nederland derogatie verleend van de maximale gebruiksnorm van 170 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest in de Nitraatrichtlijn. Hieraan heeft de EC voorwaarden verbonden, onder meer over de maximale hoeveelheid dierlijke mest die op nationaal niveau geproduceerd mag worden. De nationale mestproductie mag vanaf 2025 niet hoger zijn dan respectievelijk 440,0 miljoen kg stikstof en 135,0 miljoen kg fosfaat (niveau mestproductie 2020 minus ca. 10%). Met deze wetswijziging wordt dit in nationale wetgeving geïmplementeerd (wijziging nationale mestproductieplafond) en worden ook de sectorale plafonds daarmee in lijn gebracht. Daarnaast worden enkele maatregelen voorgesteld die er voor moeten zorgen dat wordt voorkomen dat de verlaagde mestproductieplafonds worden overschreden. Omdat de verwachting is dat de plafonds bij ongewijzigde mestproductie in 2025 worden overschreden, wordt in het wetsvoorstel geregeld om ook in de varkens- en pluimveehouderij over te gaan tot afroming bij de overgang van varkens- en pluimveerechten buiten familieverband, in de melkveehouderij het huidige afromingspercentage (10%) te verhogen en ook af te romen bij bedrijfsoverdrachten buiten familieverband. Voorgesteld wordt een afromingspercentage van 30% te hanteren. Tot slot zijn later inwerking tredende delegatiegrondslagen opgenomen, zodat het eenvoudiger wordt om in de toekomst de hoogte van de sectorale mestproductieplafonds en de hoogte van de afromingspercentages aan te passen aan de ontwikkelingen in de veehouderij. Memorie van Toelichting wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl Subsidie graslandnorm Door de afbouw van de derogatie bestaat het risico dat bedrijven hun grasland om gaan zetten in bouwland. Daarnaast hebben bedrijven door de afbouw van de derogatie hoge mestafzetkosten waarmee het risico ontstaat dat deze bedrijven de hogere kosten van mestafzet niet meer kunnen dragen en hun bedrijf moeten beëindigen, waarbij de grond overgenomen wordt door andere landbouwers die hier akkerbouwgewassen en uitspoelingsgevoelige gewassen op gaan telen. Met de tijdelijke subsidieregeling behoud grasland wordt deelname aan derogatie gedurende het afbouwpad (2023, 2024 en 2025) gestimuleerd met als doel het behoud van het aandeel grasland op deze bedrijven opdat de waterkwaliteit in Nederland niet achteruitgaat. Onderdeel van de derogatie is de verplichting om 80% grasland aan te houden. Daarnaast wordt met deze regeling voorzien in een tijdelijke tegemoetkoming voor de extra kosten die deze bedrijven moeten maken door de versnelde afbouw van de derogatie. Hiermee wordt voorkomen dat deze bedrijven ervoor kiezen hun grasland om te zetten in bouwland (akkerbouwgewassen) om daarmee het inkomsensverlies te compenseren (akkerbouwgewassen leveren meer rendement op dan gras). Het verbeteren van de waterkwaliteit is onderdeel van de benodigde verduurzamingstransitie en een randvoorwaarde om te voldoen aan de doelen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Meer grasland op het bedrijf zorgt voor minder uitspoeling van nutriënten, minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in vergelijking met andere gewassen en draagt tevens bij aan het behalen van andere doelen zoals natuur, stikstof en klimaat (koolstofvastlegging), het sluiten van kringlopen, biodiversiteit (waaronder ook door betere waterkwaliteit en minder aanvoer van soja), dierenwelzijn (weidegang) en behoud van het cultuurhistorische landschap Voorwaarden subsidie: - de aanvrager moet in 2020 of in 2021 een derogatievergunning hebben gehad - in het jaar voorafgaand en het jaar van aanvraag moeten de bedrijven een derogatievergunning hebben of - Indien het niet mogelijk is om nog derogatie aan te vragen omdat alle percelen gelegen zijn in een natura 2000 gebied, bufferzone rondom een natura 2000 gebied of een grondwaterbeschermingsgebied dan geldt dat de aanvrager: in het jaar voorafgaand en het jaar van aanvraag borgen dat tenminste 80 % van de landbouwgrond op hun bedrijf grasland is. Zie ook : Staatscourant 2023, 6727 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl) | | |
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Naar aanleiding van het advies van Johan Remkes is in het najaar van 2022 besloten tot de zogenoemde Aanpak Piekbelasting (APB), met als doel de stikstofdepositie van de circa 3.000 locaties (veehouderij en industrie) met de grootste impact op voor stikstof gevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden zoveel mogelijk te reduceren. Onderdeel van de aanpak piekbelasting is de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus), een subsidieregeling waarmee de circa 2.800 melkvee-, varkens-, pluimvee- en vleeskalverhouderijlocaties die tot de doelgroep van de APB behoren op vrijwillige basis onherroepelijk beëindigd kunnen worden. De met de Lbv-plus te verstrekken subsidie is staatssteun en dient om die reden te voldoen aan de voorwaarden uit het Europese steunkader. De Europese Commissie heeft de Lbv-plus onder het betreffende steunkader goedgekeurd, waarmee de met de Lbv-plus te verlenen subsidie is aangemerkt als geoorloofde staatssteun. Voor de APB alsook de subsidieregeling geldt een drempelwaarde van 2.500 mol stikstofdepositie (stikstofvracht) op overbelaste N2000 binnen 25 km. Veehouders waarvan de veehouderijlocatie voldoet aan de voorwaarden van de regeling kunnen aanspraak maken op een vergoeding van 100% van de marktwaarde van het door te halen productierecht (gebaseerd op de marktwaarde bij het openen van de regeling), 120% vergoeding voor het waardeverlies van de productiecapaciteit (gebaseerd op een forfaitaire, voor leeftijd gecorrigeerde, vervangingswaarde per vierkante meter van de dierenverblijven) en een forfaitaire bijdrage in de sloopkosten van € 45,- per vierkante meter van de dierenverblijven. De regeling is op 3 juli opengesteld met een budget van € 975 miljoen. Dit budget is in april 2024 opgehoogd tot € 1.820 miljoen. Oorspronkelijk zou de regeling per 5 april 2024 sluiten. De openstellingsperiode is, gelijk met het ophogen van het budget, verlengd tot en met 20 december 2024. Zowel de ophoging van het budget als de verlenging van de openstellingstermijn zijn door de Europese Commissie goedgekeurd. | | |
Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWiM) | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Subsidie voor waterstof in wegvervoer en binnenvaart: Er worden middelen gereserveerd voor het Meerjarenprogramma 2025 voor toepassing van waterstof in wegtransport en binnenvaart . Voor uitgebreide omschrijving zie Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024, perceel vroege fase opschaling. Voorwaarde reservering: ambitieuze uitwerking verplichting emissielabel binnenvaart en opt-in ETS-2 voor de binnenvaart. | | |
GWW Opschaling circulaire asfaltchnieken (CE) | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Opschaling infratechnieken (CE): Het doorontwikkelen van duurzame innovatietechnieken van publieke infraprojecten (grond-, weg- en waterbouw; GWW) door middel van een launching customer-programma, gericht op de eerste klant (opdrachtgever) van een nieuwe innovatie.Maatregel is voorjaar 2024 ingevuld met een subsidie van €100 miljoen vanaf 2025 voor het versneld opschalen van beschikbare duurzame innovatietechnieken in de asfaltsector door middel van een launching customer programma. In dit programma hanteert de overheid in haar aanbestedingen innovatieve asfalttechnieken, namelijk duurzame asfaltmengsel en levensduurverlengende maatregel voor asfalt.Flankerend beleid: er komt wetgeving waarbij milieuprestatie-eisen worden gesteld aan asfalt in gww-projecten. Daarnaast wordt het wettelijk verplicht voor publieke opdrachtgevers milieuprestatie-eisen te stellen bij het aanbesteden van grote gww-projecten. Dit traject staat ook bekend als 'sturende MKI in de GWW'. | | |
Verduurzaming zeevaartschepen | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart) | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Voorjaarsbesluitvorming 2024: In het Meerjarenprogramma 2025 van het Klimaatfonds wordt 111,3 miljoen Euro toegekend voor duurzame aandrijftechnieken (zeevaart). Voor uitgebreide omschrijving zie Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025, perceel vroege fase opschaling.Voorgestelde maatregel betreft een tijdelijke subsidieregeling die een CAPEX-tegemoetkoming biedt bij:- Aanschaf en inbouw van aandrijftechnieken voor varen op waterstof of methanol, eventueel aan te vullen met aanschaf van de energiebesparende techniek Wind Assisted Ship Propulsion (WASP) of een andere energiebesparende techniek. Hierbij geldt specifiek voor WASP of een andere energiebesparende techniek dat deze bijdraagt aan het behalen van een 10% lagere Energy Efficiency Design Index (EEDI) t.o.v. de EEDI-vereisten;- Aanschaf en installatie van een batterijpakket inclusief aanvullende benodigde aanpassingen aan boord. Doel is dat dit pakket in de haven via de walstroomaansluiting geladen wordt met als doel om emissieloos de (Nederlandse) haven in- en uit te kunnen varen.Het betreft een nieuw instrument gericht op zowel nieuwbouw van zeeschepen als op de ombouw van bestaande zeeschepen (retrofit). | | |
Stimulering zeevaart door walstroom | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Stimulering zeevaart door walstroom: Voor uitgebreide omschrijving zie Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024, perceel energie-infrastructuur. | | |
Routekaart en convenant Schoon en Emissieloos Bouwen | Mobiliteit | Mobiliteit (Mobiliteit in de bouw) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) bevat de aanpak voor de verduurzaming van werk-, voer- en vaartuigen ingezet de bouw (bouwmaterieel), om invulling te geven aan emissiereductiedoelstellingen voor dit bouwmaterieel. Deze emissiereductiedoelstellingen en ambities voor dit bouwmaterieel in 2030 zijn: - 60% NOx-emissiereductie t.o.v. 2018 (Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering); - 0,4 Mton CO2-emissiereductie t.o.v. 2019 (Klimaatakkoord); - 75% gezondheidswinst t.o.v. 2016 (Schone Lucht Akkoord); - Klimaatneutrale en circulaire rijksinfraprojecten in 2030 (Strategie KCI).Voor de verschillende sporen die de bouw kenmerkt, zijn in de routekaart SEB uitdagende maar haalbare transitiepaden ontwikkeld. Deze bevatten emissie-eisen voor bouwmaterieel die richting 2030 steeds verder worden aangescherpt. De emissie-eisen bevatten verschillende ambitieniveaus die in samenwerking met kennisinstellingen, medeoverheden en sectorpartijen zijn opgesteld. Naast emissie-eisen bevat de routekaart SEB ook andere onderdelen, zoals een kennisagenda voor de verduurzaming van bouwmaterieel. Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen In een bijbehorend convenant Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) verbinden partijen zich aan het uitvoeren van de maatregelen uit de routekaart SEB en daarmee de transitie naar een duurzamere bouw. Zo spreken de deelnemende opdrachtgevers af de emissie-eisen uit de routekaart SEB toe te passen bij de aanbestedingen van bouw-, onderhouds- en sloopprojecten. Ook maken partijen afspraken over procesmaatregelen, zoals prefab, digitalisering en slim bouwtransport, kennisontwikkeling, monitoring, controle op de naleving en evaluatie. Op 30 oktober 2023 hebben 78 partijen (overheden, een aantal private opdrachtgevers en sectorpartijen) het convenant SEB ondertekend (inclusief alle provincies en waterschappen). Het convenant is te vinden via: https://www.opwegnaarseb.nl/wat-is-seb/convenant-seb, en bevat ook een lijst van alle partijen die het convenant hebben ondertekend. Voor het toepassen van de emissie-eisen voor bouwmaterieel kunnen partijen kiezen uit twee niveaus: enkel het basisniveau, of het basisniveau in combinatie met het ambitieuze niveau. De emissie-eisen voor bouwmaterieel zijn te vinden in bijlage 1 van het convenant. Voor toepassing van het basisniveau geldt een resultaatsverplichting, partijen zijn dus gebonden aan het behalen van het resultaat. Voor het ambitieuze niveau geldt een inspanningsverplichting, waarbij partijen alles in hun macht moeten doen om zich voor de afspraak in te zetten. Waar het convenant niet in rechte afdwingbaar is, is het convenant wel juridisch bindend waardoor partijen gehouden zijn aan het nakomen van deze afspraken en dat zij elkaar hierop aan kunnen spreken. De jaarlijkse monitoring geeft inzicht over of partijen aan de afspraken voldoen en afgesproken is dat wanneer partijen niet voldoende aan de afspraken voldoen, de Taskforce hen hierop aanspreekt en gezamenlijk tot een aanpak komt om alsnog aan de afspraken te voldoen. Monitoring convenant Schoon en Emissieloos Bouwen De monitoring van de uitvoering van de routekaart en het convenant SEB is ingericht langs drie niveaus: uitvoering en impact op projectniveau, uitvoering en impact door partijen, impact van de routekaart. Hier zijn ook afspraken over gemaakt in het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen.Bij het eerste niveau monitoren partijen de te verwachten emissiereducties, prestaties en voortgang binnen projecten. Ook verzamelen partijen informatie over de uitvoering op projectniveau in het kader van controle op de naleving van de emissie-eisen.Bij het tweede niveau hebben partijen afgesproken jaarlijks informatie aan te leveren over de voortgang, knelpunten en ‘best practices’ rondom de uitvoering van de afspraken uit het convenant. Hierbij is ook expliciet afgesproken dat opdrachtgevers ook informatie aanleveren waaruit opgemaakt kan worden of zij de emissie-eisen uit het convenant toepassen in de projecten. Ook wordt de invulling van de belangrijkste randvoorwaarden van de inzet van emissieloos bouwmaterieel gemonitord, zoals voldoende beschikbaarheid van laadinfrastructuur en de ontwikkeling van het emissieloos materieel.Voor de algehele effecten van de routekaart SEB en het bredere programma SEB (het derde niveau) wordt onder andere de Klimaat en Energieverkenning gevolgd.Monitoring vindt ieder jaar plaats, de eerste monitoringsrapportage wordt in het tweede kwartaal van 2025 verwacht. In 2025 vindt ook de eerste evaluatie van de uitvoering van het convenant SEB plaats. Controle op de naleving Voor controle op de naleving van de SEB-eisen is in het convenant afgesproken dat opdrachtgevers er bij de aanbestedingen op toezien dat afspraken in contracten over de inzet en emissies van materieel op de bouwlocatie en bouwtransport van en naar de bouwlocatie in de praktijk worden nageleefd.Opdrachtgevers mogen zelf bepalen hoe ze de controle op de naleving doen. Ze kunnen dit bijvoorbeeld steekproefsgewijs doen of meer structureel. Ze kunnen er verder voor kiezen om zelf te controleren of om de opdrachtnemers verantwoording te laten afleggen via het rapporteren over het ingezette bouwmaterieel. Opdrachtgevers moeten de controle op de naleving zelf betalen, ook doordat opdrachtnemers extra kosten door controle op de naleving zullen doorberekenen in de opdrachtsom voor het project. De instrumenten "Specifieke uitkering Schoon en Emissieloos Bouwen medeoverheden" en "SEB-middelen aanbestedende rijksdiensten" kunnen bijdragen aan het dekken van deze kosten. Omdat SEB-opdrachtgevers mogelijk niet zelf beschikken over de capaciteit en deskundigheid om controles te doen, wordt er binnen het programma SEB gedacht aan een regeling om controles op de bouwplaats door externe controleurs te laten uitvoeren. Er wordt nu gekeken of er een pilotproject kan komen om hier ervaring mee op te doen. Het mogelijk op te starten pilotproject voorziet erin dat SEB-opdrachtgevers controles op de bouwplaats kunnen aanvragen. De controles worden door externe deskundigen namens de SEB-opdrachtgever uitgevoerd. | | |
EU ETS2 | Elektriciteit|Industrie|Mobiliteit|Gebouwde Omgeving | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Bestelauto's)|Meerdere sectoren (Algemeen)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO)|Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het tweede Europese emissiehandelssysteem (EU ETS2) is een nieuw handelssysteem voor de emissies die vrijkomen bij de verbranding van fossiele brandstoffen die geleverd worden aan het wegverkeer, de gebouwde omgeving en aanvullende sectoren (zijnde niet-ETS1 maak- en energie-industrie).Deelnemers aan EU ETS2 zijn zogenaamde gereglementeerde entiteiten: leveranciers die brandstoffen uitslaan tot verbruik binnen het toepassingsbereik van ETS2, in de zin van de Wet op de accijns en de Wet belasting op milieugrondslag. In Nederland zullen er naar schatting ca. 250 gereglementeerde entiteiten zijn.Vanaf 1/1/2025 dienen gereglementeerde entiteiten een emissievergunning te hebben van de NEa en start de plicht voor monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies op basis van een zelf opgesteld en door de NEa goedgekeurd monitoringsplan. Op het terrein van vergunningen, monitoring, rapportage en verificatie kent het EU ETS2 grote overeenkomsten met het EU ETS1. Vanaf 1/1/2027 start de veiling en de plicht voor gereglementeerde entiteiten om emissierechten in te leveren voor alle geverifieerde emissies. Gereglementeerde entiteiten moeten voor het eerst op 31 mei 2028 emissierechten inleveren, gelijk aan de geverifieerde emissies uit 2027.Het EU ETS2 kent, net als het EU ETS1, een jaarlijks dalend uitstootplafond. Het doel voor EU ETS2 sectoren om gezamenlijk 42% minder broeikasgasemissies uit te stoten in 2030 ten opzichte van 2005. De lineaire daling van het plafond zet na 2030 af zodat er naar verwachting vanaf 2044 geen nieuwe rechten meer worden geveild. Daarna blijft het wel mogelijk om bestaande rechten te gebruiken.Alle emissierechten in het EU ETS2 worden via veiling op de markt gebracht. De prijs van een EU ETS2 emissierecht is variabel en afhankelijk van de ontwikkelingen op de Europese markt. De prijs is niet gekoppeld aan de prijs van emissierechten in het EU ETS1. In het impact assessment van de Europese Commissie wordt een prijs geraamd van 48 euro per ton CO2 in 2030. Dit vertaalt zich in ca. 0,11 en 0,13 cent respectievelijk per liter benzine en diesel en ca. 0,10 cent per m3 aardgas. Het EU ETS1 en EU ETS2 behelzen naar verwachting gezamenlijk ca. 94% van de totale Nederlandse CO2-uitstoot of ca. 80% van de totale Nederlandse broeikasgasuitstoot. Het EU ETS2 bevat automatische prijsbeheersingsmechanismes om het risico van buitensporige prijsstijgingen aan te pakken en meer zekerheid te bieden aan eindgebruikers van brandstoffen. Net zoals bij ETS1, wordt er een marktstabiliteitsreserve (MSR) ingesteld om vraag en aanbod van emissierechten beter in evenwicht te houden. De MSR plaatst emissierechten in een reserve bij een overschot, en brengt emissierechten op de markt in geval van tekorten. Naast de MSR bevat ETS2 ook prijsbeheersingsmechanismen die specifiek bedoeld zijn om buitensporige prijsstijgingen te voorkomen. Als aan één van de voorwaarden in de richtlijn wordt voldaan, worden extra emissierechten geveild uit de MSR waarmee de prijs wordt gedempt. De voorwaarden kunnen worden samengevat alsde prijs is in 2027, 2028 of 2029 gedurende twee maanden hoger dan 45 euro; de prijs is in 2027 of 2028 gedurende drie maanden anderhalf maal zo hoog, of in de jaren daarna tweemaal zo hoog, als de voorafgaande zes maanden; de prijs is gedurende drie maanden driemaal zo hoog als de voorafgaande zes maanden.De start van de veiling en inleverplicht van ETS2 emissierechten kan met één jaar worden uitgesteld, van 2027 naar 2028, indien in de zes maanden vóór 30 juni 2026 ofwel (i) de gemiddelde TTF-gasprijs hoger was dan de gemiddelde TTF-gasprijs in februari en maart 2022 (106 euro/MWh), ofwel (ii) de gemiddelde prijs van ruwe Brentolie meer dan twee keer zo hoog was als de gemiddelde prijs van ruwe Brentolie in de vijf voorgaande jaren. | | |
Investeringsregeling Vergassing | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Vergassing is een thermochemisch proces waarbij (biogene) reststromen op hoge temperatuur en/of hoge druk worden gekraakt tot (kleine) gasvormige moleculen, die vervolgens kunnen worden opgewaardeerd tot verschillende energiedragers en grondstoffen. Vergassing kan een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming van de koolstofketen, doordat via vergassing heterogene restproducten kunnen worden omgezet tot homogene energiedragers en grondstoffen, die breed en flexibel inzetbaar zijn in de transitie. Mogelijke eindproducten zijn bijvoorbeeld groen gas, biobrandstoffen, of grondstoffen voor de circulaire economie. Vergassing wordt ondersteund door de openstelling van een aparte tranche van de DEI+ (Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie). De DEI+ is een innovatieregeling gericht op demonstratie- en opschalingsprojecten. In 2024 is de regeling voor een budget van 98 miljoen opengesteld. Er is daarnaast 500 miljoen euro toegekend in het Klimaatfonds voor nieuwe openstellingsrondes vanaf 2025. | | |
Stimulering elektrolyse, onshore | Algemeen | | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het kabinet wil in 2030 4 gigawatt (GW) elektrolyse realiseren. Om die opschaling te realiseren is gerichte ondersteuning van elektrolyseprojecten nodig; alleen met een directe subsidie hebben bedrijven voldoende zekerheid voor het doen van de benodigde investering. Opschaling moet zorgen voor kostprijsreductie en voldoende betaalbaar aanbod zodat normering en beprijzing effectief hun werk kunnen doen. Voor de beoogde opschaling wordt gewerkt aan een aanpassing van de OWE waarmee producenten via tenders CAPEX- en OPEX-steun kunnen aanvragen (dus investeringssteun vooraf en operationele steun gedurende de looptijd van het project). Voortbouwend op de OWE-tenders in 2023 (circa € 250 mln.) en 2024 (circa € 1 mld.) beoogt KGG in 2025 een volgende tender te organiseren. De budgetclaim voor Meerjarenprogramma 2025 is € 2,9 mld. | | |
Stimulering elektrolyse, offshore | Elektriciteit|Industrie|Algemeen | Industrie (Innovatieroutes)|Elektriciteit (Wind op Zee) | Meer informatie | Fiscaal | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Offshore elektrolyse maakt het mogelijk om met relatief eenvoudige infrastructuur (buisleidingen) grote volumes energie te kunnen aanlanden. In 2040 zou daarmee ongeveer 10 gigawatt wind op zee moeten zijn ontsloten. Het ministerie van KGG wil de noodzakelijke steun voor offshore elektrolyse vormgeven met twee demonstratieprojecten. Voor het eerste project is reeds € 380 mln. vanuit het Klimaatfonds toegekend. Inzichten vanuit de ontwikkeling van dit eerste demonstratieproject worden meegenomen in de ontwikkeling van het tweede demonstratieproject. Voor het tweede demonstratieproject wordt financiële ondersteuning uit het Klimaatfonds gevraagd. Dit betreft een investerings- en exploitatiesubsidie voor het demonstreren van offshore elektrolyse met een schaalgrootte van circa 500 MW en de integratie hiervan in een windpark op zee. De elektrolyse-installatie zal worden gekoppeld aan de tender van kavel I (reeds in de vergunning) voor windpark Ten Noorden van de Waddeneilanden (TNW). De claim betreft € 1,4 mld. | | |
Stimulering H2Global, import van groene waterstof | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In het Klimaatfonds is €300 miljoen gereserveerd voor de Nederlandse deelname aan H2Global. H2Global is een door Duitsland opgezet subsidie-instrument om de import van hernieuwbare waterstof(dragers) naar Noordwest-Europa op gang te brengen. Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei wil met de beschikbare middelen in 2025 een gezamenlijke tender met Duitsland openen voor de veiling van een meerjarig aankoopcontract van hernieuwbare waterstof(dragers). Duitsland zal hiervoor ook €300 miljoen beschikbaar stellen. | | |
Waterstofnetwerk op zee | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Er zijn vanuit het Klimaatfonds middelen toegewezen voor een subsidie voor de kosten voor de ontwikkeling van een waterstofnetwerk op zee. Hiermee kan Gasunie (de beoogd netbeheerder) de ontwikkeling starten voor de aanleg van een buisleiding. Hiervoor wordt onderzocht of de bestaande gasleidingen hergebruikt kunnen worden of dat er nieuwe leidingen moeten worden aangelegd. Het onderzoek naar de mogelijkheden van hergebruik van aardgasinfrastructuur en naar een nieuwe leiding vormt onderdeel van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Deze DAEB richt zich op de ontwikkeling van een waterstofnetwerk op zee en dus nog niet op de aanleg en het beheer ervan. Voor de uitvoering van de DAEB ontvangt Gasunie subsidie. Middelen daarvoor komen uit het Klimaatfonds. Voor het afdekken van aanloopverliezen van het waterstofnet op zee is ook subsidie nodig. Het is aan het kabinet om een besluit te nemen over de aanleg en de financiering van een waterstofnet op zee. | | |
De-risken grootschalige waterstofopslag | Elektriciteit|Algemeen | Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land) | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Er zijn 4 waterstof opslagcavernes nodig, waarvan de eerste in 2032 en 4 in 2035, oplopend tot 8 in 2040. Realisatie van opslagcavernes moet tijdig starten. De ontwikkeling van een nieuwe caverne voor waterstofopslag kost ~7 jaar. De benodigde grote investeringen zijn op dit moment voor private partijen echter nog niet aantrekkelijk (waterstofmarkt staat nog in kinderschoenen). EZK helpt om deze risico’s af te dekken zodat realisatie in deze vroege fase mogelijk wordt. Hiervoor zet de overheid meerjarig middelen uit o.a. het klimaatfonds in. Bij Hystock worden de risico’s afgedekt met middelen uit de AP (35 mln) en daarnaast voor een groot deel uit het Klimaatfonds. Nogmaals 125 mln lijkt nodig voor de ontwikkeling van de volgende 4 opslagcavernes om doelstelling voor 2040 (8 cavernes in totaal) te halen. | | |
Nationaal Emissieplafond voor ESR-sectoren | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Nationaal Emissieplafond voor ESR-sectoren: De komst van het emissiehandelssysteem ETS II – dat gaat gelden voor brandstofgebruik in de ESR-sectoren gebouwde omgeving, wegverkeer en industrie – biedt de mogelijkheid om aansluitend een nationaal emissieplafond voor ESR-sectoren in te voeren dat rekening houdt met het nationale emissiedoel in de nationale Klimaatwet. Het kabinet ziet dat een dergelijk nationaal emissieplafond kan zorgen voor meer zekerheid in het behalen van de doelstellingen en zal dit daarom verder verkennen en betrekken bij besluitvorming van het Klimaatplan 2024. Er zijn vormgevingskeuzes te maken over de invoering, o.a. de doelstelling en het toepassingsbereik alternatieve verdeling van rechten. Ook dient te worden onderzocht hoe een nationaal emissieplafond zou samenhangen met de komst van ETS II en met het bestaande beleidsinstrumentarium. De minister van Financiën en de minister voor Klimaat en Energie zullen zo snel mogelijk een gezamenlijk onderzoek instellen waarin al deze aspecten worden onderzocht. Voor onderzoek wordt € 2 mln. gereserveerd. Het onderzoek is inmiddels uitgevoerd. Invoering van een nationaal emissieplafond vergt een fundamentele politieke afweging, inclusief weging van andere beleidsinstrumenten. | | |
Geothermie, hoge temperatuur | Algemeen | Meerdere sectoren (Algemeen)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Geothermie, hoge temperatuur: Voor uitgebreide omschrijving zie Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024, perceel vroege fase opschaling. Voorwaarden: het voorkomen van overlap van stimulering middels de SDE++. | | |
Maatregel Gerichte Aankoop, 1e tranche (MGA-1) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (MGA-1) is opgezet ter ondersteuning van een extra mogelijkheid om te stoppen voor agrarische bedrijven met hoge stikstofuitstoot die dichtbij Natura-2000 gebieden gevestigd zijn. Provincies hebben budget gekregen om dergelijke bedrijven aan te kopen, op basis van vrijwilligheid. Via de regeling gerichte opkoop kunnen provincies en agrarische bedrijven een koopovereenkomst sluiten. De regeling is gericht op het kunnen opkopen van bedrijven die een relatief hoge belasting veroorzaken op nabijgelegen Natura-2000 gebieden die stikstofgevoelig én overbelast zijn. Voormalige naam: Regeling provinciale aankoop veehouderijen (Rpav) (structurele aanpak stikstof) | | |
Maatregel optimalisatie melkveevoerrantsoen | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Dit beleidsinstrument bestaat uit een afsprakenkader, gericht op voermanagementmaatregelen ter vermindering van stikstofemissies. Deze maatregel is in een Kamerbrief (20-07-2021), samen met twee andere managementmaatregelen voor de melkveehouderij ten behoeve van stikstof-reductie, verder uitgewerkt (zie ook Factsheet Id nr 678). Er zijn afspraken gemaakt met de sec-torpartijen LTO, NAJK, Biohuis en Netwerk GROND die met het versturen van de brief zijn geformaliseerd. Deze bronmaatregelen maken deel uit van het structurele stikstofmaatregelen-pakket. Hierbij is alleen invulling gegeven aan managementmaatregelen in de melkveehouderij, waarbij afspraken zijn gemaakt (inclusief geformuleerde doelstellingen) op sectorniveau.Met betrekking tot het ruw eiwitgehalte in het melkveerantsoen is de afspraak met de sector om deze de komende jaren stapsgewijs te verlagen tot maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025. Onder leiding van het NAJK en met deelname van de CTM-partijen (Coalitie Toekomstbestendige Melkveehouderij) en LNV is een technische werkgroep gestart. Ook de diervoedersector werkt mee aan het realiseren van het doel.Er is in 2021 een voerpilot opgezet, om te kijken of er kosteneffectieve maatregelen mogelijk zijn die inpasbaar zijn in de bedrijfsvoering en weinig andere negatieve effecten hebben (onder andere op diergezondheid en welzijn. In de pilot nemen 155 melkveehouders deel die streven naar 155 gram ruw eiwit. In 2024 wordt samen met de sector gekeken naar nieuwe afspraken voor verdere optimalisatie in de periode na 2025.Voor de implementatie van veevoermaatregelen is 73 miljoen euro beschikbaar (structurele aanpak stikstof). | | |
Maatregel weidegang | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Dit beleidsinstrument bestaat uit een afsprakenkader, gericht op het bevorderen van weidegang ter vermindering van stikstofemissies. Deze maatregel is in een Kamerbrief (20-07-2021), samen met twee andere managementmaatregelen voor de melkveehouderij ten behoeve van stikstof-reductie, verder uitgewerkt. Er zijn afspraken gemaakt met de sectorpartijen LTO, NAJK, Biohuis en Netwerk GROND die met het versturen van de brief zijn geformaliseerd. Deze bronmaatregelen maken deel uit van het structurele stikstofmaatregelen-pakket. Hierbij is alleen invulling gegeven aan managementmaatregelen in de melkveehouderij, waarbij afspraken zijn gemaakt (inclusief geformuleerde doelstellingen) op sectorniveau.De doelstelling is een toename van het gemiddelde aantal uren weidegang met 180 uur in 2025 ten opzichte van 2018, berekend over alle melkkoeien (inclusief jongvee) in Nederland. Voor deze maatregel is 3 miljoen euro gereserveerd, afkomstig uit de structurele aanpak stikstof.In het kader van de maatregel is het door LNV gefinancierde project ‘Grip op Gras’ van Stichting Weidegang relevant om meer uren weidegang en een lager eiwitgehalte in het rantsoen te stimuleren. Inmiddels is ook het project ‘Jong Gegraasd Oud Gedaan’ gestart. Dit betreft een kennisverspreidingscampagne waarbij melkveehouders worden aangemoedigd hun jongvee te weiden. Naast deze twee lopende projecten zullen in 2024 nog twee projecten van start gaan.Daarnaast heeft LNV in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) de mogelijkheid geopend om extra uren weidegang te belonen als groene dienst via de ecoregeling. | | |
Investeringssubsidie emissiearme stallen SBV en Aanscherpen ammoniaknormen stallen | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Een aanscherping van de emissienormen voor ammoniak voor nieuwe en bestaande stallen voor melkvee, vleeskalveren, varkens en pluimvee is in voorbereiding; geiten is nog onzeker. Het moment van publicatie en inwerkingtreding is ook onzeker. Bij het vaststellen van deze normen zal gebruikgemaakt worden van sectoranalyses en de resultaten van een evaluatie van de huidige Subsidiemodules brongerichte verduurzaming (Sbv). Het streven is om de normering voor ammoniak zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de streefwaarden van de Sbv, die tussen de 70-85% reductie zijn voor melkvee, varkens en pluimvee. Van belang is dat er stappen worden gezet in het kader van de toestemmingverlening Natura 2000-activiteiten. Verdere besluitvorming moet nog plaatsvinden. | | |
Nederlandse Batterijenstrategie | Elektriciteit|Industrie|Mobiliteit|Gebouwde Omgeving | Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Planning | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Nederlandse batterijenstrategie is een vanuit de overheid gecoördineerde aanpak om benodigde acties rondom batterijen op te pakken. Deze strategie is in 2020 van start gegaan omdat er een grote toename van het aantal batterijen in de samenleving werd voorzien. Dit maakt een gecoördineerde aanpak binnen de overheid en met kennisinstellingen en bedrijven noodzakelijk. De toename van batterijen komt doordat deze onmisbaar zijn voor de energietransitie en voor de verduurzaming van de mobiliteit. Uit het Nationaal Programma Energiesysteem (NPE) blijkt dat de mobiliteit voor personenvervoer, logistiek, de bouw en binnenvaart bijna helemaal of in een belangrijke mate zal elektrificeren. Voor deze elektrificatie zullen batterijen nodig zijn. Batterijen zijn ook nodig om vraag en aanbod van energie op elkaar af te stemmen en te balanceren. Daarnaast kunnen batterijen helpen netcongestie te verminderen. Met de batterijenstrategie laten wij de toename van het gebruik van batterijen in de samenleving veilig, verantwoord en duurzaam verlopen en willen wij de kansen ervan slim benutten. | | |
Subsidie Klimaatfonds voor waterstof in de binnenvaart en emissieloos varen | Mobiliteit | Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Bij Voorjaarsbesluitvorming 2024 is besloten tot invoering van het emissiehandelssysteem ETS2. Het Europese en nationale wet- en regelgevingstraject is in oktober 2024 volledig afgerond. Hierdoor zal vanaf 2027 de prijs van fossiele brandstof stapsgewijs stijgen. Daarmee is de eerste voorwaarde voor de in het KF gereserveerde 75 miljoen voor varen op waterstof vervuld. De tweede voorwaarde is de implementatie van REDIII voor de binnenvaart. Naar verwachting wordt deze voorwaarde begin 2025 vervuld. Tevens is een aanvullend pakket aan steunmaatregelen overeengekomen van €163,5 miljoen om ondernemers in de binnenvaart te ondersteunen. Met Prinsjesdag 2024 is het goedgekeurde voorstel voor de middelen in het KF gepubliceerd. In totaal is tot en met 2030 227,6 miljoen beschikbaar voor een meerjarige aanpak energietransitie binnenvaart. In 2025 wordt een meerjarige subsidieregeling uitgewerkt en een programma-aanpak uitgewerkt. | | |
Ruimtelijke oplossingen: doorfietsroutes | Mobiliteit | Mobiliteit (Recreatieve en overige mobiliteit)|Mobiliteit (Werkgebonden mobiliteit) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Subsidie voor de totstandkoming van een landelijk dekkend netwerk van doorfietsroutes. Hiermee wordt fietsgebruik gestimuleerd. Per 2024 is 6 miljoen euro per jaar beschikbaar. Het subsidiebedrag is een deel van het totaalbedrag aan een geplande doorfietsroute door provincie, vervoerregio en/of gemeente. Aanvragen voor de eerste tranche van de doorfietsroute subsidie zijn in het voorjaar van 2024 door de provincie worden ingediend. De aanvragen werden beoordeeld middels een afweegkader. Criteria waar op gescoord werd waren: overstappers van (fossiele brandstof) auto naar fiets en mogelijk maken van combinatie fiets met OV. Beide dragen bij aan verminderen CO2 uitstoot van vervoer. Daarnaast werd ook gescoord op bijdrage aan verkeersveiligheid. Er wordt een effectevaluatie opgeleverd. Het afweegkader zal als basis worden gebruikt voor alle tranches.De volgende provincies/routes zijn aangemerkt een bijdrage te krijgen: 1 (Bijdrage onder voorbehoud) Noord-Brabant: Eindhoven-Gemert 2 Utrecht: IJsselstein-Nieuwegein-Utrecht (brug Hollandsche IJssel) 4 Groningen: Assen-Groningen 3 Noord-Holland: Schagen-Alkmaar 5 Drenthe: Emmen-Klazienaveen 6 Limburg: Weert-Nederweert 7 Utrecht Houten-Bunnik-USP 8 Noord-BrabantHelmond-Deurne 9 (Bijdrage onder voorbehoud) Metropoolregio Rotterdam Den Haag: Delft-Rotterdam Alexander 10 Gelderland: Ede-Wageningen (Picobellopad) 11 Metropoolregio Rotterdam Den Haag: Zoetermeer-Rotterdam 12 Limburg: Sittard-AvantisDe start van de eerste tranche is na besluitvorming in het afgelopen BO MIRT van najaar 2024.Ingeschatte bijdrage CO2-doelstellingen in 2030 is tussen de 10.9 kton en 54,96 kton. Dit is berekend op basis van 12 routes die met de gelden gefinancierd kunnen worden, een besparing tussen de 456 en 916 ton CO2 per route en realisatie tussen 2025-2028 (Mobycon, 2020). | | |
City Deal Fietsen voor Iedereen | Mobiliteit | Mobiliteit (Modal shift) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW)|Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (MINVWS) | In het najaar van 2023 is de City Deal Fietsen voor Iedereen getekend. De City Deal concentreert zich op twee punten: toegang tot een veilige fiets en de vaardigheid om te kunnen fietsen. Tot en met februari 2024 worden projectteams geformeerd en een werkplan voor de City Deal gemaakt. Vervolgens wordt gestart met de uitvoering van het werkplan, daarbij ligt de focus op projecten waarbij het 'hebben' van een fiets en het 'kunnen' fietsen centraal staan. | | |
Campagne: ‘Kort ritje? Da’s zo gefietst!' | Mobiliteit | Mobiliteit (Modal shift) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De campagne “Kort ritje? Das zo gefietst!” is gestart in 2023. Deze campagne zal worden vervolgd in 2024, met als kernpunten: • vervolg en verdieping van de landelijke thematische aanpak “Kort ritje? Da’s zo gefietst?”; • Doorvertaling richting specifieke doelgroepen (waaronder studenten, forenzen en ouderen); • Focus op regionale adaptie i.s.m. regionale organisaties (waaronder gemeente, steden, provincies, werkgeversnetwerken). | | |
Programma Doortrappen, veiliger fietsen tot je 100ste | Mobiliteit | Mobiliteit (Modal shift) | Meer informatie | Anders | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Doel van het programma Doortrappen is om ouderen langer, meer en veiliger te laten (door)fietsen. Eind 2024 zijn alle provincies, twee vervoerregio’s en 290 gemeenten in verschillende fasen van implementatie aangesloten bij het programma. In 2024 wordt ingezet om nog meer gemeenten aan te haken, nieuwe interventies te ontwikkelen en de uitvoer hiervan te vergroten. | | |
Netwerk van Fietsambassadeurs | Mobiliteit | Mobiliteit (Modal shift) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het netwerk van Fietsambassadeurs bestaat uit 23 partijen waarvan 15 werkgevers die binnen hun sector, regio een voortrekkersrol hebben in het stimuleren van het fietsgebruik van hun medewerkers. Zij hebben zich gecommitteerd aan de inspanningsverplichting om 10 procent meer medewerkers te stimuleren om op de fiets naar hun werk te gaan. Bij velen is die inspanning inmiddels behaald, zonder dat daar een strak monitoringsprogramma op is gezet. Opwww.daszogefietst.nl/fietsambassadeurs is hierover meer informatie te vinden. | | |
City Deal Ruimte voor Lopen | Mobiliteit | Mobiliteit (Modal shift) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Lopen is een synergetische en kostenefficiente manier om klimaatdoelen te halen, terwijl iedereen er gezonder en gelukkiger van wordt.In de City Deal Ruimte voor Lopen hebben gemeenten, Rijksoverheid en maatschappelijke partijen zich in 2020 eraan gecomitteerd om 4 jaar lang te experimenteren met loopbeleid in een stedelijke omgeving. Met de inzet op drie centrale werklijnen wordt innovatie op stedelijk loopbeleid versterkt, versneld en vervolgens verspreid.Werklijn 1: De ideale voetgangersstad: inrichtingsprincipes, routestructuren en hoe maak je ruimte voor lopenWerklijn 2: Samen oplopen: organiseren van integraliteitWerklijn 3: Verleiden om te lopenInmiddels is in samenwerking tussen de City Deal en IenW een toolbox loopbeleid ontwikkeld en zijn loopdata in kaart gebracht. Zie de links hieronder. | | |
Subsidieregeling private laadinfrastructuur bij bedrijven (SPriLa) | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De SPriLa stimuleert investeringen gericht op versnelling van de uitrol van private laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen. Laadinfrastructuur is een cruciale voorwaarde om gebruik te maken van elektrische, zero-emissie voertuigen. Nederlandse bedrijven en OV-concessiehouders kunnen gebruikmaken van deze subsidieregeling voor het opdoen van kennis over, advies voor en realisatie van private laadinfrastructuur. Door de instroom van voldoende private laadpunten te versnellen, zal de regeling bijdragen aan een vermindering van CO2-uitstoot. | | |
Differentiatie leennormen voor hypothecair krediet | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | De leennormen voor 2024 zijn gedifferentieerd naar energielabel. Hoe beter het energielabel hoe meer geleend kan worden. Huishoudens met een beter energielabel besparen namelijk op hun energierekening, waardoor ze meer ruimte in hun budget overhouden voor bijvoorbeeld hogere hypotheeklasten. | | |
Waarborgfonds voor Maatschappelijk Vastgoed | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | In 2023 is een verkenning gestart naar een waarborgfonds voor maatschappelijk vastgoed. Een voorstel voor een waarborgfonds maatschappelijk vastgoed zonder achtervang vanuit het Rijk, is ingediend voor de voorjaarsnota welke in maart 2025 wordt behandeld. Definitieve besluitvorming dient nog plaats te vinden. EUR 175 mln is gereserveerd voor dit waarborgfonds welke tot doel heeft het verbeteren van de toegang tot financiering voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed, circulaire vernieuwbouw van maatschappelijk vastgoed, het combineren van functies en meer gebiedsgerichte maatregelen. | | |
Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het Kennis- en innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed (KIP-MV) is in 2019 opgericht op initiatief van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Economische Zaken en Klimaat (EZK), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), ter ondersteuning van de verduurzaming van gebouwen in de maatschappelijke sector.Vanuit het platform wordt energiebesparing, verbeteren van de energieprestatie en inzet van duurzame energie van maatschappelijk vastgoed gestimuleerd en innovatie bevorderd. Het platform doet dit door middel van het ontwikkelen en verspreiden van kennis.Binnen het KIP-MV bundelen kennispartijen van de sectoren zorg, sport, monumenten, musea, onderwijs en gemeenten hun krachten en wisselen ze informatie, voorbeelden, kennis en innovaties uit. De twee doelstellingen van het platform zijn:Vraag- en kennisarticulatie met betrekking tot de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed tot stand brengenSamenwerking en synergie tussen de sectoren tot stand brengen. | | |
Verduurzaming van geconditioneerd transport | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens) | Meer informatie | Planning | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het plan van aanpak voor de verduurzaming van geconditioneerd transport tot stand gekomen naar aanleiding van de motie Koerhuis heeft als doel het faciliteren van de verduurzaming van koeltransporten, in samenwerking met de sector. Koelgeneratoren zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de uitstoot van broeikasgassen, fijnstof en stikstof in het goederentransport. De uitvoering van dit plan van aanpak moet leiden tot een vermindering in energieverbruik en een emissiereductie van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen in de transportsector. | | |
Specifieke uitkering Schoon Emissieloos Bouwen medeoverheden | Mobiliteit|Gebouwde Omgeving | Mobiliteit (Mobiliteit in de bouw) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Een Specifieke Uitkering (SPUK) voor medeoverheden (gemeenten, provincies, waterschappen) die deelnemen aan het convenant SEB. SEB geeft invulling aan de doelen voor natuur, klimaat en schone lucht voor bouwmaterieel, zoals machines. De SPUK is alleen aan te vragen voor door medeoverheden aanbestede bouwwerkzaamheden waar emissieloos materieel wordt ingezet.De uitkering is een tegemoetkoming in de meerkosten waar medeoverheden door het eisen van deze inzet mee te maken krijgen. Bij de projecten moet er een koppeling zijn met infrastructuur, gezien de de middelen nu uit het Mobiliteitsfonds komen. De uitkering geeft medeoverheden een duw in de rug om bouwwerkzaamheden schoner aan te besteden, nu dat nog leidt tot hogere kosten. De hoogte van de uitkering kan in de loop der tijd worden bijgesteld om de regeling zo effectief mogelijk te houden. De regeling loopt uiterlijk tot en met 2030 (tenzij de beschikbare middelen eerder uitgeput zijn). Per aan het convenant deelnemende medeoverheid wordt jaarlijks een budget gereserveerd waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend. Om een aanvraag te kunnen doen moet de medeoverheid emissieloos materieel laten inzetten bij een bouwwerkzaamheid. Op basis van de vermogensklassen van de machines en het aantal inzetdagen wordt de hoogte van de uitkering berekend. | | |
SEB-middelen aanbestedende rijksdiensten | Mobiliteit | Mobiliteit (Mobiliteit in de bouw)|Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Financiële ondersteuning voor derijksdiensten Rijkswaterstaat, ProRail en het Rijksvastgoedbedrijf. Met deze ondersteuning kunnen de rijksdiensten de ambitie-eisen uit het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen opnemen in hun aanbestedingen, om zo de overstap naar het gebruik van schoon en emissieloos bouwmaterieel sneller tot stand te laten komen. | | |
Afsprakenkader emissieloos touringcarvervoer | Mobiliteit | Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In het afsprakenkader emissieloos touringcarvervoer is de intentie vastgelegd van brancheorganisatie, de rijksoverheid en vier gemeenten om de transitie van het besloten touringcarvervoer naar nulemissie te versnellen. | | |
Kennis-, Opschaling- en Praktijkervaringsprogramma (KOP) Schoon en Emissieloos Bouwen | Mobiliteit|Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | het Kennis-, Opschaling- en Praktijkervaringsprogramma (KOP) - voorheen het Kennis- en Innovatieprogramma SEB (K&I) - richt zich op emissiereductie van bouwmaterieel d.m.v. procesmaatregelen en het maken van impact, zowel maatschappelijk als economisch. De focus ligt hierbij op de ontwikkeling en toepassing van concepten die emissies op de meest kosteneffectieve wijze reduceren, door de inzet van schoon en emissieloos bouwmaterieel te optimaliseren d.m.v. onder andere off-site-productie (prefab), digitalisering, ketenregie en bouwhubs.Het programma bestaat uit drie programmalijnen: 1. Prefab: optimalisatie, opschaling en implementatie 2. DSGO: brede implementatie en adoptie met programma Digivaardig, DigiDeals en Digital Experience Centre 3. Slimme bouwlogistiek en emissievrije bouwplaats: optimalisatie, opschaling en implementatieLijn 1 en 2 lopen via het ministerie van Binnenlandse Zaken. Lijn 3 loopt via IenW. | | |
NGF - Maritiem Masterplan (Subsidie O&D aan boord van schepen) | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Nationaal Groeifondsproject met € 100 miljoen direct toegekend (w.v. € 85 miljoen voor demonstraties aan boord van schepen), en € 110 miljoen toegekend (w.v. € 45 miljoen voor demonstraties aan boord van schepen), gericht op de demonstratie van waterstof, methanol en LNG met (onboard) carbon capture aan boord van schepen en informatie- en kennisuitwisseling over deze technologieën via een digitaal platform en human capitalactiviteiten om een leereffect (en verdere opschaling) hieruit te bereiken. Focus op: Shortsea/binnenvaart, offshore, waterbouw en maritieme veiligheid en dienstverlening. Subsidieregeling van 85 miljoen is opengesteld in juni 2024. | | |
NGF/HVP – Zero Emission Services | Mobiliteit | Mobiliteit (Binnenvaart) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De ZES-propositie heeft als doel om in 2030 150 binnenvaartschepen emissieloos te laten varen met behulp van modulaire energiecontainers en in 2050 dit aantal te hebben verhoogd tot 400 schepen. Deze schepen zullen hoofdzakelijk varen op de belangrijkste binnenvaartcorridors in Nederland, Duitsland en België. Met een NGF-contributie kunnen 45 schepen emissieloos varen in 2025. De propositie geeft aan dat drie typen partijen in aanmerking komen voor subsidie om de gewenste doorbraak te forceren: 1. De scheepseigenaren die nieuwe schepen willen (laten) bouwen of bestaande schepen willen (laten) ombouwen naar een elektrische aandrijflijn zodat de inzet van batterijcontainers mogelijk is; 2. De exploitant van batterijcontainers die het mogelijk maakt dat klanten alleen voor het stroomverbruik betalen en niet voor de investering; en 3. De exploitanten van laadinfrastructuur, die het opladen van batterijcontainers mogelijk maken. De beoogde investeringen dienen ten behoeve van de scheep(om)bouw, de batterijen (battery packs) en de laadinfrastructuur (docking stations). Over meerdere jaren (lopend van 2021 tot 2025) zijn bepaalde investeringen ten aanzien van die drie categorieën nodig volgens het groeiplan van ZES. De Adviescommissie NGF heeft het kabinet een positief advies gegeven over het investeringsvoorstel Zero emissie Binnenvaart, batterij-elektrisch (Zero Emission Services (ZES) en de volledige bekostiging daarvan, zijnde een totale bijdrage uit het NGF van maximaal € 50.200.000,-.Dit beleidsinstrument heeft ook betrekking op de aanleg van de laadinfrastructuur en de aanschaf van energiecontainers. Voor dit doel wordt € 35.100.000,-.subsidie verleend.De ombouw van de binnenvaartschepen zal door de minister apart worden gesubsidieerd door middel van een te wijzigen, subsidieregeling die is gericht op de eigenaren van die schepen. | | |
FuelEU Maritime | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart)|Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Verplichting voor het reduceren van de broeikasgasintensiteit van de energie (in gram CO2eq/MJ) gebruikt aan boord van het schip (vracht- en passagiersschepen boven 5.000 brutoton) op reizen tussen en in EU-havens (100% meegeteld) en en tussen EU- en niet-EU-havens (50% meegeteld) met:2 % vanaf 1 januari 2025;6 % vanaf 1 januari 2030;14,5 % vanaf 1 januari 2035;31 % vanaf 1 januari 2040;62 % vanaf 1 januari 2045;80 % vanaf 1 januari 2050. | | |
Zeevaart in ETS I | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Onderdeel van de implementatie herziene richtlijn Europees emissiehandelssysteem (EU ETS) is een gefaseerde uitbreiding van het bestaande ETS naar de zeevaart. De eerste fase is per januari 2024 van kracht: over 2024 moet voor 40% van de geverifieerde CO2-emissies binnen het doelbereik emissierechten afgedragen worden. Dit wordt in 2025 verhoogd naar 70% en in 2026 naar 100%. | | |
IMO - Klimaatmaatregelen | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart)|Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De 2023 IMO strategie over reductie van BKG emissies van schepen (Resolutie MEPC.377(80)) heeft tot doel gezet om naar netto nul emissies van de scheepvaart rond 2050 toe te werken met checkpoints van 20-30% reductie in 2030 en 70-70% reductie in 2040 ten opzichte van 2008. In de strategie is afgesproken dat in 2025 afspraken gemaakt moeten worden voor een ‘pakket van maatregelen’ die de doelstellingen uit de strategie moeten verwezenlijken, zodat ze in 2027 in werking kunnen treden. De strategie benoemt twee type maatregelen die ontwikkeld moeten worden: een technische en een economische. De strategie geeft aan dat de technische matregel moet bestaan uit een doelmaatregel voor een broeikasgas intensiteit standaard op de brandstof van schepen . Er zijn meerder voorstellen gedaan voor deze maatregel waaronder een voorstel van Nederland samen met de andere EU lidstaten. Het gezamenlijke element in alle voorstellen is dat ze een graduele reductie bevatten van de broeikasgas intensiteit op de brandstof/ energie gebruikt aan boord (uitgedrukt in gr CO2/MJ) vanaf zijn huidige niveau tot 0 rond 2050. Ten aanzien van het economische element van de maatregelen geeft de strategie aan dat het een Maritieme BKG beprijzingsmechanisme moet zijn. Er zijn meerdere voorstellen gedaan die qua ontwerp en doel ver uit elkaar liggen. Nederland heeft samen met de andere EU lidstaten een voorstel gedaan voor een levy op alle BKG emissies van schepen. | | |
Aanschafsubsidie zero emissie touringcars (STour) | Mobiliteit | Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | In het afsprakenkader emissieloos touringcarvervoer is de intentie vastgelegd van brancheorganisatie, de rijksoverheid en vier gemeenten om de transitie van het besloten touringcarvervoer naar nulemissie te versnellen.Als onderdeel van het afsprakenkader start 15 oktober 2024 een meerjarige aanschafsubsidie voor batterij-elektische touringcars. De touringcar heeft als kenmerk dat deze is goedgekeurd voor een maximum snelheid van 100 km/u. Ook touringcars die in het OV worden ingezet, zoals interliners, komen in aanmerking.Het subsidiebedrag is een percentage van de meerkosten en de hoogte van het bedrag hangt af van de grootte van het bedrijf. Alleen nieuwe, batterij elektrische touringcars (M3) komen in aanmerking voor subsidie.Het budget wordt per kalenderjaar vastgesteld. Voor 2024 is het budget 2 miljoen euro. Voor 2025 is het budget 7 miljoen euro, 2026 23,4, 2027 18,4, 2028 18,5 (onder voorbehoud). | | |
Energielabel voor elektrische personenauto's | Mobiliteit | Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Aanpassing van het energielabel voor nieuwe personenauto's. Met de aanpassing wordt het stroomverbruik van een (PH)EV toegevoegd aan het label. Verder wordt aan (PH)EV een label van A tot en met G toegekend, | | |
Energielabel | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De Europese Richtlijn energieprestatie gebouwen (EPBD) heeft het energielabel verplicht gesteld. Regelgeving over energielabels staat vanaf 1 januari 2024 in Bbl en de Omgevingsregeling (vanwege de invoering van de Omgevingswet). | | |
Werkgeversaanpak: informeren en faciliteren | Mobiliteit | Mobiliteit (Werkgebonden mobiliteit) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Vergroenen van werkgerelateerde personenmobiliteit bestaat uit twee onderdelen. Beide zijn nodig om de noodzakelijke CO2-reductie te behalen met behoud van draagvlak. Ze werken als stok en wortel. 1) Besluit CO2 reductie werkgebonden personenmobiliteit. Dit besluit heeft voor werkgevers een dwingend karakter en als doel om per 2030 1,5 mton extra CO2 reductie te bereiken.2) Het faciliteren en informeren van werkgevers. Dit beleidsinstrument heeft een activerend en faciliterend karakter.De beschrijving van dit beleidsinstrument heeft betrekking onderdeel 2.Allereerst streven we ernaar werkgevers te inspireren en informeren over duurzame mobiliteit. Ons doel is om kennis van werkgevers te vergroten, zodat zij op de hoogte zijn van de diverse mogelijkheden om werkgebonden-mobiliteit te verduurzamen. Door het delen van onder meer praktijkvoorbeelden willen we werkgevers aanmoedigen om duurzame mobiliteitsbenaderingen te omarmen en van elkaars successen te leren. Speciale aandacht krijgt de fiscale informatie. Dit wordt opgepakt in samenwerking met werkgeversorganisatie AWVN, het ministerie van Financiën en de Belastingdienst.Daarnaast faciliteren we werkgevers (de opdracht om dit via de regionale werkgeversnetwerken te doen loopt per 31/12/2024 af). In 2024 en verder ligt de focus op het bereiken van achterblijvende doelgroepen en dan met name het mkb. Met organisaties voor de bedrijventerreinen en met branche organisaties lopen gerichte acties om te helpen bij het benutten van specifieke kansen om te verduurzamen.In 2024 is gewerkt aan een subsidieregeling die organisaties die zich richten op het mkb ondersteunt als ze structurele barrieres om te verduurzamen uit de weg willen ruimen (denk aan de branche organisaties of de bedrijvenverenigingen). Voor de MKB subsidie is 2,5 mln €/jaar beschikbaar voor 4 jaar. Deze subsidie komt begin 2025 onder de naam COVER beschikbaar, zie ook Subsidieregeling Collectieven mkb Verduurzaming Reisgedrag (COVER)Het jaarlijkse budget voor de andere onderdelen van werkgebonden mobiliteit, gefinancierd vanuit het programma 'Vergroenen reisgedrag', bedraagt €0,5 miljoen. | | |
Werkgeversaanpak: besluit werkgebonden mobiliteit | Mobiliteit | Mobiliteit (Werkgebonden mobiliteit) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Vergroenen van werkgerelateerde personenmobiliteit bestaat uit twee onderdelen. Beide zijn nodig om de noodzakelijke CO2-reductie te behalen met behoud van draagvlak. Ze werken als stok en wortel. 1) Besluit CO2 reductie werkgebonden personenmobiliteit. Dit besluit heeft voor werkgevers een dwingend karakter en als doel om per 2030 1,5 mton extra CO2 reductie te bereiken. 2) Het faciliteren en informeren van werkgevers. Dit beleidsinstrument heeft een activerend en faciliterend karakter en ondersteunt werkgevers en met name ook werkgeversorganisaties met informatie en concrete hulp.De beschrijving van dit beleidsinstrument heeft betrekking op onderdeel 1.Op 1 juli 2024 is het besluit ‘CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit’ in werking getreden. Dit besluit vormt de stok achter de deur voor werkgevers om ook daadwerkelijk hun mobiliteit te verduurzamen.Het besluit heeft een vastgelegd doel (1,5 mton) en het behalen van dit doel is afdwingbaar gemaakt. Daartoe zijn er twee fases. In de eerste fase (die nu is ingegaan) worden werkgevers alleen verplicht over hun CO2-uitstoot te rapporteren en zo gestimuleerd hun CO2-uitstoot te reduceren. Als ze daarin slagen wordt verder geen normstelling ingevoerd om het resultaat ook af te dwingen. Als ze er niet in slagen volgt wel een normstelling. Het meetmoment is 2026. De CO2 uitstoot dan bereikt wordt gezet naast een berekend emissieplafond nodig om de 1,5 mton in 2030 te kunnen halen.In de fase die op 1 juli 2024 is ingegaan hebben werkgevers in de doelgroep (100 of meer werknemers) alleen te maken met een rapportageverplichting. Deze rapportageverplichting is onder meer nodig om in 2026 het gerapporteerde resultaat naast het emissieplafond te kunnen leggen. De rapportageverplichting dient ook om werkgevers zelf bewust te maken en inzicht te bieden. Hier loopt een directe lijn naar het andere beleidsinstrument: informeren en faciliteren. Tenslotte dienen de rapportages ook om tot een genuanceerde normstelling te komen (indien deze normstelling nodig is). Bij het ontwikkelen van de rapportageverplichting is veel zorg besteed aan het zo laag mogelijk houden van de administratieve lasten. Dit is gebeurd door de rapportages aan te laten sluiten op bestaande administratieve systemen en door afspraken te maken met leveranciers van de data en de door werkgevers gebruikte administratieve systemen. Voor de werkgevers is een handreiking beschikbaar om hen wegwijs te maken hoe ze gebruik makend van aanwezige data kunnen rapporteren.De belangrijkste beleidsacties in aanloop naar het weegmoment in 2026 zijn:het borgen van een goede handhaving door de Omgevingsdiensten;het oplossen van knelpunten met de rapportage bij specifieke branches (oa uitzendbranche)het voorbereiden van het weegmoment.Het jaarlijkse budget voor werkgebonden mobiliteit bedraagt €0,5 miljoen. Het kabinet heeft beslotendat in het kader van het interdepartementale regeldrukreductieprogramma de aansluiting wordt uitgewerkt van de rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit op andere rapportageverplichtingen. Ook wordt in dat programma nader onderzocht of er vereenvoudigingen en verbeteringen mogelijk zijn om de regeldruk omlaag te brengen. Op 9 december heeft de minister van EZ dit kenbaar gemaakt in een brief aan de Tweede Kamer over het Actieprogramma Minder Druk Met Regels (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?did=2024D48663&id=2024Z20610). | | |
Recreatief: binnenlandse mobiliteit | Mobiliteit | Mobiliteit (Recreatieve en overige mobiliteit) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Dit beleidsinstrument gaat over mobiliteit voor recreatieve doeleinden in Nederland (binnenlandse verplaatsingen) en is onderdeel van de aanpak recreatieve mobiliteit, een onderdeel van het maatregelpakket vergroenen reisgedrag. Maatregelpakket vergroenen reisgedragDe oorspronkelijke werkgeversaanpak had een reductie doelstelling van 1 Mton, lees het besluit (zie beleidsinstrument Werkgeversaanpak: besluit werkgebonden mobiliteit). Met de voorjaarsbesluitvorming in 2023 is dat reductiedoel verhoogd tot 1,5 Mton. Met de extra maatregelen uit het maatregelpakket programma vergroenen reisgedrag wordt een extra reductie van 0,3 tot 0,5 MTon nagestreefd. Dit komt dus bovenop de 1,5 Mton van het besluit, en wordt oa. behaald door extra uitbreiding van de werkgeversaanpak (zie beleidsinstrumenten Werkgeversaanpak, bv door extra inzet op MKB, werkgevers die nu buiten het besluit vallen), deelmobiliteit en de aanpak recreatieve mobiliteit. Aanpak recreatieve mobiliteit (binnenlandse mobiliteit) De aanpak recreatieve mobiliteit in Nederland zorgt ervoor dat het verduurzamen van mobiliteit is verankerd binnen het beleid van sportbonden, evenementen organisaties, pretparken, musea, etc.. Daarover worden afspraken gemaakt met de recreatieve sector. Bijvoorbeeld over het aanbieden van geschikte reisinformatie voor bezoekers of de inzet van besloten busvervoer. Voor reizigers moet het gemakkelijker worden om op een duurzame wijze naar hun recreatieve bestemmingen te reizen. Hierdoor vinden recreatieve reizen vaker op een duurzame manier plaats. Dit leidt tot een vermindering van de CO2-uitstoot. Waar mogelijk draagt de aanpak ook bij aan het verbeteren van de bereikbaarheid van bestemmingen. Het verduurzamen van recreatieve mobiliteit wordt bereikt door middel van drie actielijnen. Met de sector worden afspraken gemaakt over het verduurzamen van mobiliteit. Afspraken gaan over wie welke rol pakt en welke acties uitvoert. Overheid en recreatieve sector gaan gezamenlijk na welke handelingsperspectieven effectief zijn. Om deze handelingsperspectieven te ontwikkelen en te verspreiden, zijn twee acties benodigd. Door middel van etalageprojecten worden maatregelen voor verduurzaming van mobiliteit ontwikkeld en geïmplementeerd. De kennis die hieruit voortkomt en kennis die wordt verkregen uit onderzoek wordt vergroot en gedeeld, zowel bij reizigers als bij bestemmingen, gemeenten en andere betrokken maatschappelijke partners. Hier hoort ook bij dat een landelijk dekkend netwerk met de recreatieve sector wordt opgebouwd en ondersteund. | | |
Recreatief: vakantie mobiliteit (buitenland) | Mobiliteit | Mobiliteit (Recreatieve en overige mobiliteit) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Dit beleidsinstrument heeft betrekking op vakantiereizen naar het buitenland en is onderdeel van de aanpak recreatieve mobiliteit, een onderdeel van het maatregelpakket vergroenen reisgedrag. Maatregelpakket vergroenen reisgedrag De oorspronkelijke werkgeversaanpak had een reductie doelstelling van 1 Mton, lees het besluit (zie beleidsinstrument Werkgeversaanpak: besluit werkgebonden mobiliteit). Met de voorjaarsbesluitvorming in 2023 is dat reductiedoel verhoogd tot 1,5 Mton. Met de extra maatregelen uit het maatregelpakket programma vergroenen reisgedrag wordt een extra reductie van 0,3 tot 0,5 MTon nagestreefd. Dit komt dus bovenop de 1,5 Mton van het besluit, en wordt oa. behaald door extra uitbreiding van de werkgeversaanpak (zie beleidsinstrumenten Werkgeversaanpak, bv door extra inzet op MKB, werkgevers die nu buiten het besluit vallen), deelmobiliteit en de aanpak recreatieve mobiliteit.Aanpak recreatieve mobiliteit (uitgaande reizen): De aanpak verduurzaming uitgaande reizen zorgt ervoor dat het aanbod van duurzame reizen groeit. Duurzaam reizen kan op verschillende manieren: het gebruikte vervoersmiddel is schoner, de afstand naar de vakantiebestemming is korter en tot slot kunnen mensen langer maar minder vaak op vakantie gaan. Voor reizigers moet het gemakkelijker worden om op een duurzame wijze op vakantie te gaan. Dit leidt tot een vermindering van CO2-uitstoot. De reissector is een private, competitieve sector. Hierdoor blijft de verduurzamingsslag bij de grote groep aanbieders uit. De aanpak richt zich op het doorbreken van deze werkwijze door in samenwerking met de sector kennis en verduurzamingsmogelijkheden te vergroten. Zo wordt inzichtelijk gemaakt wat de uitstoot van aangeboden reizen is. Daarnaast worden de mogelijkheden om duurzaam te reizen en kennis over het gedrag van de reiziger, vergroot en beter zichtbaar gemaakt. | | |
Ruimtelijke oplossingen: deelmobiliteit (samenwerkingsprogramma natuurlijk deelmobiliteit) | Mobiliteit | Mobiliteit (Recreatieve en overige mobiliteit)|Mobiliteit (Werkgebonden mobiliteit) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Nationaal Samenwerkingsprogramma Deelmobiliteit: Natuurlijk!DeelmobiliteitDeelmobiliteit is een belangrijke bouwsteen in de duurzame mobiliteitstransitie. Deze transitie kan helpen om de stedelijke verdichtingsopgave mogelijk te maken en stad en regio leefbaar en bereikbaar te houden voor iedereen. Gemeenten, regio's, provincies en het Rijk zijn daarom een Nationaal Samenwerkingsprogramma Deelmobiliteit gestart: Natuurlijk!Deelmobiliteit (N!D). Zoals ook is toegezegd aan de TK. Het samenwerkingsprogramma heeft als doel te komen tot een samenhangende aanpak en regie van overheden, in samenwerking met de markt. op het gebied van deelmobiliteit. Het programma richt zich primair op het uniformeren en harmoniseren van beleid, het doen van gezamenlijk onderzoek, het uitvoeren van projecten van gezamenlijk belang en het breed delen van kennis en kunde. Met het uiteindelijke doel om de houding van de reiziger tov deelmobiliteit te verbeteren en het aanbod en gebruik van deelvervoer op te schalen en in goede banen te leiden. Dit doen we dmv een duidelijke rolverdeling in Nederland.Een beter, groter en meer samenhangend aanbod van deelmobiliteit leidt tot:betere leefbaarheid in stedenvermindering CO2 en NOx: klimaatdoelen en schonere luchtmeer ruimte voor verstedelijkingsopgaveverbeteren bereikbaarheid: groter en flexibeler aanbod reiziger, in stad regio en landelijk gebiedStip op de horizon (2030), alle tov jaar 2022:vervijfvoudiging van het gebruik van deelmobiliteit (auto& tweewielers). Dtand van zaken van 2023: aandeel Nederlandse bevolking dat gebruik heeft gemaakt van deelmobiliteit was in 2022: 16% en in 2023: 18%.klimaatwinst van minimaal 0,3 Mton CO2. Stand van zaken 2023: nog niet gemeten.lager gemiddeld autobezit per hh in stedelijk gebied. Stand van zaken: nog niet gemeten.75% van de populatie is bekend met deelmobiliteit. Stand van zaken 2022: 46%; 2023: 46%).40% heeft weleens deelmobiliteit gebruikt. Stand van zaken 20223: 16%; 2023: 18%. groei positieve houding tav deelmobiliteit (40%). Stand van zaken 2022: 28%; 2023: 27%.Programmadoelen:sturen op zoveel mogelijk adoptie en implementatie van gestandaardiseerde (beleids)producten en diensten voor deelmobiliteit onder gemeenten in NLhet organiseren en rapporteren van een landelijk beeld en de jaarlijkse monitoring van de ontwikkeling van deelmobiliteit, dmv een gestandaardiseerde data-uitwisseling en kwantitatief en kwalitatief onderzoekvergroten landelijke bekendheid met en positieve houding van NL publiek (gebruikers en niet-gebruikers) tov deelmobiliteit | | |
SPOR - Subsidieregeling Procesondersteuning Renovatiestromen | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Voor verhuurders en andere woningeigenaren die gezamenlijk willen verduurzamen is er sinds 7 november 2023 ook de Subsidieregeling Procesondersteuning Opschaling Renovatieprojecten (SPOR)de SPOR heeft tot doel het stimuleren van opschalen van duurzame renovatieprojecten van woningen. De SPOR doet dit door een subsidie te verstrekken voor procesondersteuning van samenwerkingsverbanden om tot gezamenlijke verduurzaming te komen. | | |
Verduurzaming van huurwoningen bij renovatiemoment naar de Isolatiestandaard per 2029 | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | | In voorbereiding | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Verduurzaming van huurwoningen bij renovatiemoment naar de Isolatiestandaard per 2029Bij de besluitvorming over de voorjaarsnota 2023 is besloten dat voor huurwoningen extra normering zal worden opgesteld. De isolatie standaard voor woningen is naar aanleiding van het Klimaatakkoord opgesteld en zal in 2025 worden geëvalueerd. In het Regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet het uitfaseren van EFG-labels bij huurwoningen voortzet. In de herijking van de NPA in 2024 is bevestigd dat EFG labels uiterlijk in 2028 worden uitgefaseerd. Als huurwoningen vanaf 2029 op enig moment een (grote) renovatie ondergaan, dan zullen zij tenminste naar de Isolatie Standaard voor woningen gerenoveerd moeten worden. Dat is het idee van deze afspraak uit de voorjaarsnota. | | |
Normering utiliteitsbouw (Nationale Kop) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De Europese EPBD IV vereist een uitfasering/ renovatie van de 16 % slechtst presterende utiliteitsgebouwen in 2030 en 26% in 2033. Onderhavig beleidsinstrument betreft een extra inzet, boven op de vereisten in de EPBD IV, om te komen tot een 25% in 2030. Voor 2033 is nog geen doelstelling geformuleerd. De normering en uitfasering van 25% slechtst presterende gebouwen in 2030 is onderdeel van het programma om de doelstellingen in de klimaatwet en het Parijsakkoord te halen. Voor het halen van deze nationale doelstellingen is de ambitie van 25% in 2030 bepaald. | | |
IPCEI Waterstof golf 2 | Industrie | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Important Projects of Common European Interest (IPCEI-projecten) op het gebied van waterstof dragen bij aan de ontwikkeling van een waardeketen voor waterstof in Europa en sluiten aan bij Nederlandse beleidsdoelen. Deze projecten zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, ook wel als golven aangeduid. Golf 2 betreft waterstofproductie door elektrolyse.Golf 2 (Hy2Use, toen nog ‘Industrie-golf’) richtte zich op projecten op het gebied van waterstofproductie. Hier volgt later de subsidieregeling IPCEI Waterstof: Waterstofproductie door elektrolyse uit.De Europese Commissie heeft in golf 2 8 Nederlandse projecten goedgekeurd. 7 daarvan hebben geheel of gedeeltelijk subsidie gekregen. | | |
IPCEI Waterstof golf 3 | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Important Projects of Common European Interest (IPCEI-projecten) op het gebied van waterstof dragen bij aan de ontwikkeling van een waardeketen voor waterstof in Europa en sluiten aan bij Nederlandse beleidsdoelen. Deze projecten zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, ook wel als golven aangeduid. Golf 3 betreft waterstofimport en opslag. Golf 3 (Hy2Infra, toen nog ‘Regional Hubs and Their Links (RHATL)-golf’) richtte zich op projecten op het gebied van waterstofinfrastructuur. Hier volgt later de subsidieregeling IPCEI Waterstof: Import en opslag uit.Nederland heeft 1 project ingediend dat ook is goedgekeurd door de Europese Commissie: project Northern Green Crane van Vopak. Vervolgens heeft het project subsidie gekregen in het Nederlandse subsidietraject. | | |
IPCEI Waterstof golf 4 | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Important Projects of Common Europeans Interest (IPCEI-projecten) op het gebied van waterstof dragen bij aan de ontwikkeling van een waardeketen voor waterstof in Europa en sluiten aan bij Nederlandse beleidsdoelen. Deze projecten zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, ook wel als golven aangeduid. Golf 4 betreft waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport.Golf 4 (Hy2Move, toen nog ‘Mobility & Transport-golf’) richtte zich op waterstofprojecten in de mobiliteits- en transportsector. De Europese Commissie heeft Nederland goedkeuring gegeven om één project subsidie te geven: Pink Camel van Air Products. Daarvoor gelden de voorwaarden van de Nederlandse subsidieregeling. Het nationale traject loopt nog. | | |
Waterstofopslag in gasvelden | Elektriciteit|Industrie | Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Om te kunnen besluiten of en op welke manier waterstofopslag in gasvelden (op land of op zee) toegepast kan worden moeten de randvoorwaarden voor een eerste pilot voor waterstof opslag in gasvelden in 2024 ontwikkeld worden. | | |
Financiering Kas als Energiebron | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | In het programma Kas als Energiebron worden innovaties en kennis ontwikkeld voor vergaande energiebesparing en verduurzaming richting klimaatneutrale glastuinbouwteelten. Daarnaast is er een intensief kennisuitwisselingsprogramma met cursussen voor het nieuwe telen, tools ter ondersteuning van energiezuiniger telen, kennisbijeenkomsten, website, grote evenementen. Het programma omvat ook de EG en MEI regeling. Zie daarvoor de specifieke instrumenten. | | |
Het Nieuwe Telen (HNT) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het Nieuwe Telen (HNT) is een nieuwe manier van energiezuinig telen gebaseerd op de combinatie van natuurkundige en biologische kennis en het werken met 6 balansen. Het nieuwe telen kan zonder en met investeringen gedaan worden. De energiebesparing bij met investeringen is groter. De toepassing van HNT wordt vanuit het programma Kas als Energiebron gestimuleerd en ondersteund met cursussen en kennisuitwisseling, die ook voor teeltadviseurs toegankelijk zijn. | | |
MMIP B4 Verhogen vastleggen koolstof in Bos & Natuur | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Vanaf 2019 zijn de kennispilots Klimaatslim bos en natuurbeheer uitgevoerd. De huidige kennisprogrammering op basis van de MMIP is een vervolg hiervan en loopt van 2023 tot en met 2026. Vanaf 2024 is de MMIP ondergebracht in de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA), en valt onder programma 1C (deelprogramma nature based solutions voor klimaatmitigatie en -adaptatie). Onderzoeksprojecten die uitgevoerd worden binnen deze kennisprogrammering: actualiseren kengetallen m.b.t. klimaatmitigatiecapaciteit van diverse maatregelen in natuurgebiedenontsluiten databases ten behoeve van kengetallen en monitoring Ontsluiten kennis: gereedschapskist klimaatslim bosbeheer + communicatie algemeenRoutekaarten aanpak omgevingsfactorenVitale Bosbodems Aanvullende boomsoorten tbv revitalisering Inventarisatie data van autochtone bomen en struikenKleinschalig klimaatslim bosbeheerRevitalisering en houtoogstKengetallen klimaatmitigatie capaciteit van open wateren en kwelders Nulmeting en eerste effectrapportages en analyse pilots klimaatslim bos- en natuurbeheer Praktijkgericht onderzoek naar hoogwaardig houtgebruik | | |
Fosfaatrechten melkvee vanaf 1-1-2018 | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Fosfaatrechten zijn een instrument waarmee gestuurd kan worden op de omvang van de (fosfaatproductie van) de melkveestapel in Nederland. Dit om te borgen dat de fosfaatproductie de nationale mestproductieplafonds niet overschrijdt. | | |
Uitvoeringsbesluit verantwoorde groei melkveehouderij | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Uitvoeringsbesluit verantwoorde groei melkveehouderijDit instrument was bedoeld om bij groei van melkveehouderijen de extra fosfaatproductie in balans te brengen met een (aanvullende) hoeveelheid grond. In het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn is aangekondigd dat dit instrument zal komen te vervallen. Er wordt momenteel door RVO niet op gehandhaafd. | | |
Besluit activiteiten leefomgeving landbouwhuisdieren | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Besluit activiteiten leefomgeving geldt sinds januari 2024, waarin de normen uit het Besluit emissiearme huisvesting veehouderij zijn opgenomen. Deze normen bestaan sinds 2015 en gelden voor nieuwe en te renoveren stallen. | | |
Besluit activiteiten leefomgeving: emissiearme aanwending | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Per 2019 is in het kader van de PAS een aantal emissiearme aanwendingsmethoden (met het oog op ammoniak) verplicht. Deze waren opgenomen in het Besluit gebruik meststoffen en zijn per 2024 in het Besluit Activiteiten Leefomgeving overgeheveld. Drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib dient op bouwland op de grond te worden geplaatst in strookjes van max 5cm breed bij beteelde grond, en direct in de grond te worden gewerkt in sleufjes van max 5cm breed op onbeteelde grond. Op grasland wordt deze in sleufjes van max 5cm breed in de grond gelegd. Hierbij kan op klei- en veengrond de drijfmest in strookjes van max. 5 cm breed op de grond worden gelegd mits de mest is verdund met minimaal één deel water, twee delen mest. Sinds de derogatiebeschikking van 2020 geldt voor derogatiebedrijven, als zij gebruik maken van deze mogelijkheid, de voorwaarde dat dit alleen gebeurt wanneer de temperatuur onder de 20 graden is.Vaste mest op bouwland dient direct onder te worden gewerkt, op grasland is dit niet mogelijk en hoeft dit dus ook niet.Tevens kan runderdrijfmest onder voorwaarden (passend bij een extensieve bedrijfsvoering) bovengronds worden uitgereden. Sinds de derogatiebeschikking van 2020 is dit niet langer toegestaan voor derogatiebedrijven. | | |
Dierrechten varkens/pluimvee | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Dierrechten varkens/pluimvee 664Het is verboden op een bedrijf gemiddeld in een kalenderjaar een groter aantal varkens of pluimvee te houden dan het op het bedrijf rustende varkens- of pluimveerecht. | | |
Verplichte mestverwerking | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Op 1 januari 2014 is in Nederland het stelsel ‘verplichte mestverwerking’ ingevoerd. Deze verplichting houdt in dat alle veehouders met een ‘bedrijfsoverschot’ (mestoverschot, uitgedrukt in kg fosfaat) een deel van dat overschot verplicht moeten laten verwerken. Wanneer het overschot minder dan 100 kg fosfaat is, is dit vrijgesteld. Er zijn 2 regio’s waar gemiddeld meer mest wordt geproduceerd dan in de rest van Nederland. Dit zijn concentratiegebied Zuid en concentratiegebied Oost. De te verwerken percentages verschillen per regio en worden door de Commissie Deskundigen Meststoffenwet aanbevolen: Mestverwerkingsplicht per regio en jaar Regio202220232024Zuid59%59%59%Oost52%52%52%Overig10%10%10%Deze verplichting is opgenomen in de Meststoffenwet, waarbij de percentages zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.Aan de mestverwerkingsplicht kan ook worden voldaan met een zogenaamde driepartijenovereenkomst (DPO) of een vervangende verwerkingsovereenkomst (VVO). Hierbij kan een deel van de verwerkingsplicht worden overgenomen door een ander bedrijf.Onder de volgende voorwaarden kan het overschot in de regio worden afgezet: Het bedrijfsoverschot is dit jaar niet meer dan 25% van de hele mestproductie.De locatie waar de mest naartoe gebracht wordt ligt niet verder dan 20 kilometer van de productielocatie.De afnemer gebruikt de mest direct op zijn landbouwgrond (en slaat deze niet eerst op).Er wordt een Regionale Mestafzetovereenkomst (RMO) gemaaktHet doel van de verplichte mestverwerking is om meer evenwicht op de mestmarkt te realiseren, opdat de gebruiksnormen voor dierlijke mest overal gerespecteerd worden, en de doelstellingen van het mestbeleid beter gerealiseerd kunnen worden. | | |
Omschakelprogramma Duurzame Landbouw | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Met het omschakelprogramma ‘Duurzame landbouw’ wordt beoogd om de omschakeling naar duurzamere vormen van landbouw financieel mogelijk te maken voor agrarische ondernemers die in het kader van stikstofreductie en op basis van een levensvatbaar duurzaam bedrijfsplan willen omschakelen, maar daarbij tegen financiële belemmeringen aanlopen.Er zijn twee sporen: • Tijdelijk verlichten van de kasstroom wanneer een bedrijf wil omschakelen naar een meer duurzame bedrijfsvoering (‘omschakelspoor’). Dit spoor bestaat uit twee subsidieregelingen (Regeling Bedrijfsplan voor omschakeling en Regeling Demonstratiebedrijven) en het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) vanuit het Nationaal Groenfonds. • Een ‘overbruggingsspoor’ om agrarische ondernemers te ondersteunen in de omschakeling, door tijdelijke financiële dips tijdens de omschakelperiode te verzachten/te overbruggen. Dit spoor bestaat uit een werkkapitaalregeling. Er is voor dit instrument 175 miljoen euro beschikbaar gesteld door het Rijk (structurele aanpak stikstof). | | |
Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering op landbouwbedrijven | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De regeling(en) voor productieve investeringen worden door provincies opengesteld. Zij bepalen ook wanneer dat gaat gebeuren en welk bedrag wordt opengesteld, in de periode tussen 1 januari 2023 en 31 december 2027. De regelingen voor bedrijfsmodernisering, groen, blauw en dierenwelzijn en investeringen voor jonge boeren worden over het algemeen tegelijk opengesteld (een openstelling) | | |
Grondgebonden eco-regeling voor klimaat en leefomgeving | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Agrariërs die zorgen voor het landschap en ecosysteemdiensten leveren, worden daarvoor beloond. Zij kunnen kiezen uit een lijst met eco-activiteiten die positief bijdragen aan biodiversiteit, landschap, kwaliteit van water, lucht en bodem en het klimaat. Hoe meer eco-activiteiten een boer onderneemt, hoe hoger de vergoeding. De eco-regeling draagt eraan bij dat boeren beloond worden voor het beheren van het landschap. Er is een lijst met eco-activiteiten waaruit boeren kunnen kiezen. In 2023 zijn 22 eco-activiteiten opengesteld, in de komende jaren zal de lijst steeds worden bijgesteld en zullen de mogelijkheden toenemen. Een boer kiest activiteiten die passen bij de bedrijfsvoering of individuele interesses. Hoe meer iemand doet, hoe hoger de beloning.Om mee te doen aan de eco-regeling, moet het totaal aan eco-activiteiten dat een boer kiest evenwichtig aan alle doelen bijdragen. Iedere activiteit levert punten op en bij voldoende punten op alle doelen voldoet een landbouwer aan de zogenaamde instapeis. Iedere eco-activiteit heeft daarnaast een bepaalde waarde. Deze is gebaseerd op kosten die een boer moet maken (inclusief de inspanning) om de activiteit uit te voeren, gederfde inkomsten en soms ook het grote belang van een eco-activiteit voor natuur en milieu. De opgetelde waarde van de uitgevoerde eco-activiteiten, bepaalt voor welke premie (goud, zilver of brons) een boer in aanmerking komt. | | |
Schone Lucht Akkoord (SLA): Beleid houtstook | Gebouwde Omgeving|Algemeen | Meerdere sectoren (Algemeen) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het Schone Lucht Akkoord (SLA) beoogt een gezondheidswinst van minimaal 50 procent te realiseren in 2030 ten opzichte van 2016. De maatregelen in het Schone Lucht Akkoord voor particuliere houtstook hebben als doel om een dalende trend van emissies naar lucht ten opzichte van 2016 te realiseren. Met de verzamelbrief luchtkwaliteit (zie: Verzamelbrief luchtkwaliteit | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl) zijn er aanvullende maatregelen bijgekomen. Er zijn meerdere beleidssporen: • SLA spoor 1: Voorlichting & Informatie. Hieronder valt met name het ontwikkelen en beschikbaar stellen van voorlichtingsmateriaal. De focus ligt hierbij op de gezondheidseffecten van houtstook (fijnstof) en (vrijwillig) minder stoken/niet stoken bij ongunstige weersomstandigheden. Ook zijn er communicatiedraaiboeken ontwikkeld voor gemeenten die geïnteresseerd zijn in het instellen van een stookverbod bij code rood van de Stookwijzer. Deze communicatie stukken zijn ook geschikt voor gemeenten die (nog) niet van plan zijn om zo'n stookverbod in te stellen, maar wel aandacht willen geven aan de Stookwijzer. • SLA spoor 2: Regelgeving Uitstoot. Hieronder viel de afschaffing ISDE-subsidie voor houtpelletkachels, vervroegde inwerkingtreding Ecodesign-richtlijn, aanscherping van Ecodesign-richtlijn en Onderzoek naar aanvullende maatregelen. De vervroeging van de Ecodesign-richtlijn naar inwerkingstrede-datum in 2020 is niet geslaagd, omdat de Europese Commissie heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan. De Eco-designrichtlijn is ingegaan per 1 januari 2022. Het onderzoek naar de aanvullende maatregelen is afgerond en de vervolgstappen hiervan zijn benoemd in de Verzamelbrief luchtkwaliteit (zie link hierboven). Acties die bijgekomen zijn zijn juridische blauwdrukken die handvatten aan gemeenten bieden voor het invoeren van houtstookregels onder de Omgevingswet. • SLA spoor 3: Handhaving Houtrook. Hieronder valt het stookalert, de routewijzer houtstook en overlast, meetmethode (waaronder ook geur) en gezondheidsimpact, (code rood van) de Stookwijzer, acteren gemeenten bij herhaalde overlast en de afgeronde pilots houtstookvrije/houtstookarme wijken en houtstookverbod bij een stookalert. Tevens worden er blauwdrukken opgesteld voor gemeenten over handhaven onder de omgevingswet. | | |
Motorrijtuigenbelasting | Mobiliteit | | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | Het bezit van auto's wordt in Nederland belast via de motorrijtuigenbelasting.Voor personenauto's is het tarief afhankelijk van het gewicht. Er geldt een brandstoftoeslag voor diesel/LPG en een fijnstoftoeslag voor oudere dieselvoertuigen. Emissievrije personenauto's zijn tot en met 2024 vrijgesteld, krijgen in 2025 75% korting en betalen vanaf 2026 het volledige tarief (basispad, zie ook wijziging VJN2024). Daarnaast betalen personenauto's provinciale opcenten.Voor bestelauto's particulieren geldt hetzelfde basistarief als voor personenauto's, maar geldt geen brandstoftoeslag en een apart tarief voor de fijnstoftoeslag. Tot en met 2025 zijn emissievrije bestelauto's vrijgesteld. Ten opzichte van de bestelauto's particulieren geldt voor bestelauto's van ondernemers een verlaagd basistarief. Voor motorrijwielen geldt een apart vast tarief per kwartaal. Emissievrije motorrijwielen zijn tot en met 2025 vrijgesteld. Het tarief voor vrachtauto's is afhankelijk van de inrichting van het voertuig. Emissievrije vrachtauto's zijn tot en met 2025 vrijgesteld.Het tarief voor een autobus is afhankelijk van het gewicht. Emissievrije autobussen zijn tot en met 2025 vrijgesteld. | | |
Tarieven energiebelasting | Algemeen | | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | De levering van elektriciteit en aardgas wordt belast via energiebelasting. In de details zijn de tarieven tot en met 2035 weergegeven, zoals ze met het Belastingplan 2023 en het Belastingplan 2024 wettelijk zijn vastgelegd.Tot en met 2030 vinden er in het basispad een aantal tariefmutaties plaats. De tarieven op aardgas stijgen door afspraken over een tariefschuif in het klimaatakkoord en coalitieakkoord (1e schijf en minder degressief maken) en door stijging van de ODE-tarieven in het basispad. De tarieven op elektriciteit dalen in bijna alle schijven door tariefschuif in het klimaatakkoord/coalitiekakkoord, afspraak in het coalitieakkoord om het tarief van de (oude) 2e en 3e schijf elektriciteit te verlagen (met 500 mln.) Tegenover deze beleidsmatige verlaging staat een beperkte verhoging door de stijging van de ODE-tarieven in het basispad. De mutaties in de belastingvermindering zijn het gevolg van 1) afspraken in het klimaatakkoord over het verloop van de energierekening, 2) afspraak in het coalitieakkoord om de belastingvermindering met 225 mln. te verhogen ter compensatie voor de bijmengverplichting groen gas en 3) een amendement op het Belastingplan 2024. | | |
Afschaffen verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN)|Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | In de energiebelasting geldt een een verlaagd tarief voor aardgas voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten (artikel 60, lid 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag). Dit verlaagd tarief geldt voor de eerste twee oude schijven van de energiebelasting op aardgas, dus tot 1.000.000 m3. Het Nederlandse energiebelastingstelsel is degressief. De verlaagde energiebelastingtarieven, zijn destijds ingevoerd om voor de glastuinbouw een vergelijkbare belastingdruk als voor andere energie-intensieve sectoren te bereiken. In het Coalitieakkoord is aangekondigd dat de verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouw worden afgeschaft. Het toestaan van deze verlaagde tarieven was onderdeel van het Convenant CO2 emissieruimte 2013-2020 waarbij de sector zich verbond aan het collectief niet overschrijden van een afnemend, jaarlijks, CO2-plafond. Dit CO2-sectorsysteem is verlengd tot en met 2024. Het CO2-sectorsysteem is tevens de tegenprestatie voor de Europese Commissie.Met het pakket Belastingplan 2024 is wettelijk vastgelegd dat het verlaagd tarief stapsgewijs wordt afgeschaft. Met het amendement Grinwis is de afbouwtermijn verlengd van 2025-2030 naar 2025-2035. | | |
Beperken inputvrijstelling energiebelasting aardgasverbruik bij elektriciteitsopwekking | Landbouw en Landgebruik|Industrie|Algemeen | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | In de energiebelasting geldt een inputvrijstelling voor gebruik van aardgas bij elektriciteitsopwekking (artikel 64 Wbm). Met het pakket Belastingplan 2024 is een wetsvoorstel (Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw) aangenomen om de huidige inputvrijstelling elektriciteitsopwekking in de energiebelasting vanaf 2025 geleidelijk te beperken. Niet langer wordt al het aardgas vrijgesteld dat wordt gebruikt door installaties waarin elektriciteit wordt opgewekt. De hoeveelheid aardgas die vrijgesteld kan worden is vanaf 2025 afhankelijk van de hoeveelheid elektriciteit die op het openbare net wordt gezet. Hiermee wordt aardgas die in dezelfde installaties wordt gebruik voor de opwek van warmte, elektriciteit voor eigen gebruik of inefficiënte inzet van aardgas geleidelijk belast met energiebelasting. | | |
Bijtelling | Mobiliteit | Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Als met een auto van de zaak jaarlijks meer dan 500 privé-kilometers wordt gemaakt, dan moet bijtelling worden betaald. Het reguliere bijtellingspercentage bedraagt 22% over cataloguswaarde van het voertuig. Dit bedrag moet worden opgeteld bij het belastbaar inkomen. Voor emissievrije auto's geldt in 2024 een percentage van 16% voor het 1e deel van de cataloguswaarde tot 30.000 euro. Over het resterende deel is het reguliere percentage van 22% van toepassing. In 2025 wordt het percentage verhoogd naar 17%. Vanaf 2026 is er geen korting meer voor emissievrije personenauto's. De korting in de bijtelling is afgesproken in het Klimaatakkoord en aangepast met het Belastingplan 2022.Voor auto's ouder dan 15 jaar geldt de youngtimerregeling. Het tarief van deze regeling is 35% van de huidige verkoopwaarde van het voertuig. | | |
Individueel CO2 systeem 2025-2030 | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Fiscaal | In voorbereiding | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | CO2-heffing glastuinbouw: per 1 januari 2025 wordt een CO2-heffing voor de glastuinbouw geïntroduceerd, die als doel heeft om het restemissiedoel van 4,3 Mton te borgen. Het tarief wordt in 2024 op basis van een tariefstudie opnieuw herijkt. Zie details voor het tarief, zoals dat is het vastgesteld in het pakket Belastingplan 2024.Belastingplichtigen: Belastingplichtig voor de CO2 -heffing glastuinbouw zijn in de eerste plaats glastuinbouwbedrijven. Dit is een groep van ongeveer drieduizend ondernemers in de glastuinbouw. Deze groep komt grotendeels overeen met de huidige doelgroep van het systeem van kostenverevening. In aanvulling op de huidige doelgroep wordt ook een klein aantal glastuinbouwondernemers betrokken die een zodanig grote installatie exploiteren dat deze onderdeel uitmaakt van het ETS. Deze grote glastuinbouwbedrijven waren uitgezonderd van het kostenvereveningssysteem en gaan door middel van de CO2 -heffing glastuinbouw bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstelling van de glastuinbouw. Daarnaast worden energiebedrijven belastingplichtig die binding met één of meerdere glastuinbouwbedrijven hebben.Grondslag: Grondslag voor de heffing vormt de uitstoot van CO2 in de glastuinbouwsector. Op dit moment wordt de uitstoot van kooldioxide in de glastuinbouw veroorzaakt door de verbranding van aardgas in ketels en WKK-installaties van zowel glastuinbouwbedrijven als energiebedrijven voor de glastuinbouw.Uitvoering:Vanaf 1 januari 2025 is er een individuele CO2-heffing. Deze wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. In 2027 moeten glastuinbouwbedrijven voor het eerst aangifte doen bij de Belastingdienst. | | |
Minimum CO2-prijs elektriciteitssector en industrie | Elektriciteit|Industrie | | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN) | Per 2022 geldt een minimum CO2-prijs voor alle bedrijven die elektriciteit opwekken en onder het EU ETS vallen. De minimumprijs loopt op tot 31,90 euro/ton CO2 in 2030 (zie ook details). De nationale belasting is het verschil tussen de ETS-prijs en de nationale minimumprijs. Alleen wanneer de ETS-prijs lager ligt dan de nationale minimumprijs hoeft er op nationaal niveau een belasting te worden betaald. De verwachting is dat de ETS prijs tot en met 2030 (ver) boven de minimumprijs ligt.Per 2024 is de minimum CO2-prijs uitgebreid naar de belastingplichtigen van de CO2-heffing industrie. Het tarief is gelijk aan de minimumprijs voor de elektriciteitssector. | | |
Luchtruimherziening | Mobiliteit | Mobiliteit (Internationaal) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Luchtruimherziening richt zich op het verruimen van de militaire missie effectiviteit en het verminderen van omvliegen, uitstoot en geluid van civiel verkeer.. Het betreft een meerjarig proces met meerdere programmapartners, waar onder andere participatie, afstemming met de buurlanden en het uitvoeren van simulaties en veiligheidstoetsen onderdeel van uitmaken. Voorjaar 2025 wil het Programma Luchtruimherziening (LRH) het eerste ontwerp van de nieuwe inrichting van het luchtruim op hoofdlijnen (Schetsontwerp Hoofdstructuur) inclusief de NLR Effectanalyse en de Startnotitie Hoger Naderen publiceren. Vervolgens zal de Externe Commissie haar bevindingen over het Schetsontwerp opstellen en voorzien van een advies (Q3 2025). Ook gaan wij in 2025 uitgebreid in gesprek met de Provincies en Stakeholders. De resultaten van genoemde activiteiten worden verwerkt en resulteren in het Voorlopig Ontwerp. Eind 2025 volgt de publicatie van het Voorlopig Ontwerp van de herindeling van het luchtruim. In het voorjaar 2026 zal het politieke besluitvormingstraject dat ongeveer een jaar na publicatie van het Schetsontwerp plaatsvinden. Dit vormt dan het startpunt van het realisatietraject van de nieuwe luchtruimstructuur. | | |
Zon op Zee - Onderzoek tot realisatie 3GWp in 2030 | Elektriciteit | Elektriciteit (Wind op Zee) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Zon op zee is een innovatieve groene technologie die de potentie biedt om de hoeveelheid opgewekte elektriciteit binnen een offshore windpark te verhogen. Het opwekprofiel is complementair aan wind op zee waardoor het elektriciteitsnet op zee efficiënter benut kan worden. Zon op zee binnen windparken op zee kan bijdragen aan het verhogen van de offshore productie van duurzame energie zonder additionele ruimte in te nemen op de Noordzee buiten bestaande en toekomstige windgebieden.In de Voorjaarsbesluitvorming in 2023 is een onderzoeksopgave gesteld naar de haalbaarheid van 3 GWp zon op zee capaciteit rond 2030. Gedurende dit onderzoekstraject wordt er gekeken op welke wijze zon-op-zee binnen de huidige en toekomstige wind-op-zee kavels ingepast kan worden en op welke wijze zon op zee ontwikkelingen doeltreffend en doelmatig gestimuleerd kunnen worden.Uit recente gesprekken met marktpartijen blijkt realisatie van 3 GWp in 2030 te ambitieus voor wat betreft de gestelde termijn. Op langere termijn kan zon op zee echter nog steeds een belangrijke bijdrage leveren. Het kabinet gaat daarom door met het stimuleren van verdere ontwikkeling van zon op zee om zo een schaalbaar alternatief beschikbaar te hebben indien de inzet op andere offshore technologieën niet voldoende blijkt. Om continuïteit te bieden aan verdere zon op zee ontwikkelingen wordt een innovatieprogramma opgezet. Er dient inzichtelijk te worden gemaakt of en hoe zon op zee een volwaardige bijdrage kan leveren aan de offshore energieproductie, en op welke termijn dit mogelijk is. Hiertoe richt het onderzoekstraject zich op de wijze waarop technologische ontwikkelingen binnen zon-op-zee doeltreffend gestimuleerd kunnen worden.Het innovatieprogramma sluit onder andere aan bij een bestaand initiatief voor een offshore proefomgeving door een elektrische aansluiting te ondersteunen op deze locatie, ten behoeve van zon op zee projecten. Daarnaast wordt ingezet op het subsidiëren van demonstratieprojecten binnen windparken op zee, om zo opschaling, kostendaling en integratie met windparken op zee te stimuleren.Naast de focus op de technologische innovatie is het ook van groot belang dat de ecologische effecten van zon op zee op grotere schaal verder in kaart gebracht worden, alsmede het cumulatieve ecologisch effect van de combinatie van zon op zee met wind-op-zee. | | |
Programma Verbindingen Aanlanding Wind op Zee 2031 - 2040 (VAWOZ) | Elektriciteit | Elektriciteit (Wind op Zee) | Meer informatie | Planning | In voorbereiding | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In 2050 wil Nederland klimaatneutraal zijn. Dit betekent dat er grote hoeveelheden hernieuwbare elektriciteit en CO2-arme waterstof nodig zijn. Om dit te bereiken is de tijdige ontwikkeling van grootschalige windenergie op zee cruciaal. In een kamerbrief over windenergie op zee in de periode 2030 - 2050 heeft het kabinet de voorbereidingen van het realiseren van ongeveer 50 GW aan windenergie op zee in 2050 bekengemaakt. Dit is de bovenkant van de gehanteerde bandbreedte van de verschillende energie-scenario's om zeker te zijn van tijdige verduurzaming van de samenleving. Programma VAWOZ (Verbindingen Aanlanding Wind op Zee) 2031 - 2040 onderzoekt daarom - in nauwe samenspraak met de omgeving - hoe de energie van, nog te bouwen, windparken op zee aan land kan worden gebracht in de vorm van elektriciteit of waterstof voor de periode 2031 - 2040. Het programma geeft ook een doorkijk naar de verwachte wind op zee opgave van 2050 van 70 GW. Daarnaast kijkt het programma naar de inpassing van grootschalige elektrolyse op land, gekoppeld aan de aanlanding van wind op zee.Het Programma onderzoek het aanlanden van ongeveer 29 GW aan windenergie op zee in de vorm van circa tien elektriciteitskabels (2 GW kabels) en twee waterstofverbindingen in de periode 2041 - 2050. Dit telt op tot 50 GW met de deels gerealiseerde en deels in procedure zijnde 21 GW tot en met 2031. Daarnaast bereidt het kabinet zich voor om in de periode windenergie op zee door te laten groeien tot ongeveer 70 GW, wat betekent dat er mogelijk nog 20 GW windenergie op zee moet worden gerealiseerd na 2050. | | |
Tenders (vergunningverlening) windenergie op zee | Elektriciteit | Elektriciteit (Wind op Zee) | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Met de tenders worden vergunningen verleend voor de bouw en exploitatie van windparken op zee. Er zijn onder de huidige Wet windenergie op zee vier vergunningverleningsprocedures mogelijk: (1) procedure met subsidie; (2) vergelijkende toets; (3) vergelijkende toets met financieel bod en (4) veiling. De eerst windparken op zee zijn nog met subsidie gebouwd. Sinds 2018 worden windparken subsidievrij gebouwd en via een vergelijkende toets (en sinds 2022 inclusief financieel bod) vergund, waardoor windparkontwikkelaars worden gestimuleerd om voor zover mogelijk investeringen te doen in kwalitatieve criteria (zoals ecologie en systeemintegratie) en een financiële bijdrage te doen aan het Rijk. De eerstvolgende tenders vinden plaats in Q3 2025. De procedure wordt voor iedere tenderronde opnieuw bepaald. RVO is verantwoordelijk voor de uitvoering. | | |
NIP Actielijn 1: Lokale aanpak isoleren koopwoningen samen met gemeenten. | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De ambitie van actielijn 1 van het NIP is om tussen 2022 en 2030 ongeveer 750.000 koopwoningen en woningen in gemengde vve's te isoleren via een lokale aanpak samen met gemeenten. Gemeenten kunnen hiervoor meerjarige plannen indienen die gericht zijn op het verbeteren van woningen met de slechtste labels en lage WOZ waarden. Voor de lokale aanpak kan aangesloten worden bij de transitievisies warmte en bewonersinitiatieven. Zo versterken verschillende kanalen elkaar zoveel mogelijk. | | |
NIP actielijn 2: isolatie huurwoningen | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het doel van actielijn 2 van het NIP is het vergaand isoleren van een miljoen huurwoningen; voor sociale huurwoningen is hiervoor in de Nationale Prestatie Afspraken afgesproken dat de warmtevraag van de corporatievoorraad daalt van 108 kWh/m2/jr. naar een gemiddelde warmtevraag van 94 kWh/m2 in 2030 (en 87 kWh/m2 in 2034). Voor 325.000 private huurwoningen is de isolatiestandaard het doel voor 2030. Wanneer een woning voldoet aan de isolatiestandaard is een woning in veel gevallen klaar voor de overstap naar een duurzame warmtevoorziening. Corporaties zetten zich ervoor in dat energielabels E, F en G bij woningen die zij verhuren eind 2028 nagenoeg niet meer voorkomen. Met normering zal worden geborgd dat alle slecht geïsoleerde woningen, zowel in het sociale als het particuliere segment, in 2030 zijn verbeterd. | | |
NIP actielijn 3: Isolatie koopwoningen | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | NIP actielijn 3 heeft als doel het isoleren van 750.000 koopwoningen op eigen initiatief (en via collectieve inkoop). Dit wordt gestimuleerd met aantrekkelijke, laagdrempelige, breed toegankelijke subsidie en financiering. Woningeigenaren worden verder gestimuleerd en ondersteund met communicatiecampagnes, het landelijke platform www.verbeterjehuis.nl en energieloketten. | | |
NIP actielijn 4: Samen energie besparen met laagdrempelige maatregelen | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | NIP actielijn 4 richt zich op energie besparen en daarmee verminderen van energiearmoede bij mensen met een hoge energierekening en/of mensen die een woning met een slechte energieprestatie hebben. Het kan daarbij gaan om laagdrempelige maatregelen, zoals tochtstrips en een energiedisplay en om de inzet van energiecoaches en -fixers. Zo wordt de energierekening verlaagd ook voordat de woning goed wordt geïsoleerd.De energiebespaarcoalitie richt zich op het stimuleren van energiebesparing en isolatie. | | |
quick scan natuurgebieden | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Vanuit programma Veenweiden is een quick scan ondersteund van kansrijke maatregelen in natuurgebieden. Dit is gedaan nadat Urgenda heeft doorgerekend dat verhogen van de grondwaterstand in natuurgebieden op veengrond kan bijdragen aan reductie van CO2-emissies. Afgesproken is dat deze maatregelen met aanvullend budget (niet uit veenweideprogramma) kunnen worden opgepakt. | | |
GLB Veenweidepilots | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | GLB Pilots tot eind 2025 (oud GLB)De 6 veenweidepilots onderzoeken of en hoe beheermaatregelen in het GLB bij kunnen dragen aan reductie CO2-emissie in veenweidegebieden. In de provincies Friesland, Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht en in Noordwest Overijssel zijn deze pilots in uitvoering of bijna afgerond. Bijvoorbeeld HAKLAM (hoog als het kan, laag als het moet), greppelinfiltratie, verlengen plasdras en geringe drooglegging in combinatie met greppelinfiltratie zijn uitgebreid onderzocht op de effecten op het melkveehouderijbedrijf. In 2025 worden de GLB-pilots geëvalueerd. | | |
GLB-NSP samenwerkingsmaatregel veenweide en overgangsgebieden N2000 | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | In de regeling samenwerking in veenweiden en overgangsgebieden N2000 is een jaarlijkse vergoeding mogelijk voor geringe drooglegging (max. 40, 30 of 20 cm) en voor aanleg waterinfiltratiesysteem en digitale grondwaterpeilbuizen op veengrond in de provincies Fryslan, Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht en in Noordwest Overijssel en midden Groningen. Daarnaast kunnen melkveehouderijbedrijven meedoen met de optie extensivering, die ook in en rond stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden mogelijk is.In en rond stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden kunnen melkveehouderijbedrijven een jaarlijkse vergoeding krijgen bij extensivering naar 150 kg stikstofdierexcretie per hectare per bedrijf of naar 100 kg stikstofdierexcretie per hectare per bedrijf. | | |
onderzoeksprogramma NOBV | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De eerste fase van het onderzoeksprogramma NOBV is beschikt en daarmee is het onderhoud van bestaande meetsites en onderzoek op nieuwe maatregelen en meetsites of mobiele meetinstallaties gedurende de komende jaren geregeld. In 2024 zal de tweede fase NOBV aangevraagd worden. | | |
Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP-VP) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Pilots en onderzoeksmiddelen vanuit het programma Veenweiden zijn ingezet in het IBP-VP (Overijssel, Friesland, Hollands-Utrechts veenweidegebied en Amsterdam Wet-lands) a 10,8 miljoen euro en ten behoeve van de Regiodeal Bodemdaling. In de aanpak van het programma IBPVP staan de opgaven vanuit de gebieden centraal. Het programma vat deze opgaven samen in 4 types: verduurzaming landbouw gericht op bodem en water, natuur en samenleving, veedichte gebieden en veenweidegebieden. De gebieden gaan in de praktijk aan de slag met interbestuurlijk samenwerken en werken aan de opgaven op basis van een gezamenlijk opgesteld gebiedsplan. Het landelijk programma faciliteert de gebieden op hun expertisegebied, vooral vraaggericht. Dit doet het programma met kennis en onderzoek, het delen van leerervaringen via werkplaatsen (Community of Practice), het bieden van experimenteerruimte rond wetgeving en een financiële bijdrage voor uitvoering van het gebiedsplan vanuit de Rijksoverheid. | | |
Monitoringssystematiek veenweidemaatregelen | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Vanuit het programma Veenweiden is de monitoringssystematiek voor veenweide-maatregelen opgesteld en heeft geresulteerd in de rapportage over SOMERS. De tabellen behorende bij SOMERS 1.0 bevatten de rekenregels waarmee gebieden en percelen door kunnen rekenen wat naar inschatting het effect (met bandbreedte) van een maatregel is. De maatregelen peilverhoging, onderwaterdrainage en drukdrainage kunnen nu doorgerekend worden bij verschillende archetypen veengrond, perceelsbreedte, kwel/wegzijging en referentiepeilen.SOMERS is doorontwikkeld naar SOMERS 2.0In 2024 zijn de eerste resultaten van de monitoring (2016 - 2022) bekend geworden - berekend met SOMERS 2.0 - en deze resultaten zullen door het NOBV worden gepubliceerd. | | |
Veenplan 1e fase | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Anders | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Mede n.a.v. afspraken uit het Klimaatakkoord worden beleidsinstrumenten voor veenweidegebieden uitgewerkt via een Veenplan en onderzoeksprogramma. De maatregelen betreffen infiltratiesystemen (drukdrains, onderwater drains), peilverhoging en andere (natte) teelten. In de eerste fase van het Veenplan wil men aan de hand van pilots, communities of practice en met het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) inzicht verwerven in mogelijke maatregelen voor broeikasgasreductie door veenweidebeheer. De kennisvragen in de eerste periode richten zich vooral op gezamenlijk leren voor de uitrol. De opbouwfase is bedoeld om op basis hiervan tot een programma voor de jaren 2024-2030 te komen (veenplan fase 2) waarin een grootschaliger uitrol van kosteneffectieve werkwijzen passend binnen een lange termijn visie veenweide centraal staat. Daartoe maken de zes provincies met het meeste kustvlakte veen gebiedsplannen.Het Veenplan 1e fase is op 13 juli 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd. | | |
Provinciaal programma landelijk gebied | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In voorbereiding | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het kabinet heeft in de zomer 2024 het NPLG en Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur geschrapt. De provincies hebben de afgelopen jaren 2 miljard euro ontvangen voor landbouw- en natuurmaatregelen vanuit het transitiefonds. Dat geld kregen zij vooruitlopend op de vaststelling van hun gebiedsprogramma’s voor het NPLG. In November 2022 ontvingen de provincies van het Rijk 0,5 miljard euro voor zogeheten versnellingsmaatregelen. In juni 2024 volgde 1,5 miljard euro voor koploperprojecten. Dat geld uit het inmiddels geschrapte Transitiefonds zetten de provincies de komende jaren in om via concrete maatregelen bij te dragen aan de opgaven voor natuur, stikstof, klimaat en water.Provincies stelden als onderdeel van het NPLG een provinciaal programma landelijk gebied op. Dit programma presenteerde een samenhangende aanpak per provincie van de opgaves in natuur, water en klimaat i.r.t. ruimtelijke inrichting en de landbouw.De handreiking gebiedsprogramma's NPLG specificeerde de vereisten voor de Provinciale Programma's Landelijk Gebied (PPLG).Provincies dienden in juli 2023 een conceptversie van hun Provinciale Programma's Landelijk Gebied (PPLG's) in.In de PPLG's werden o.a. keuzes gemaakt voor het bereiken van de klimaatdoelen voor veehouderij (incl. methaanemissies), de veenweide strategieën, bomen, bossen en natuur en klimaatdoelen in minerale landbouwbodems.De PPLG's werden medio 2023 beoordeeld door het Rijk, en voorzien van een toetsadvies met verbeterpunten. Tot nieuwe (aangepaste) versies van de provinciale gebiedsprogramma's is het niet meer gekomen na afschaffen van het NPLG en Transitiefonds medio 2024.Gelijktijdig met de gebiedsprogramma's hebben provincies maatregelpakketten ingediend voor koplopertrajecten. Deze maatregelpakketten zijn begin 2024 voorzien van een beoordeling door WEcR. Provincies hebben in april 2024 nieuwe maatregelpakketten ingediend. Een deel van deze maatregelpakketten heeft het Rijk positief beoordeeld. Hiermee werd in juni 2024 ongeveer 1,5 miljard euro uit het Transitiefonds beschikbaar gesteld voor provinciale koploperprojecten. | | |
Regionale Veenweide strategieen | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De 6 Regionale veenweide strategieen 1e fase passen bij het Veenplan 1e fase. Vervolgens zijn ze vertaald naar Provinciale programma's landelijk gebied | | |
Veenplan 2e fase | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Informatie | In voorbereiding | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De actie nu is het opstellen van een veenplan 2e fase. Dat plan is voorzien gereed te zijn in 2024 voor toezending naar de Tweede Kamer. Oorspronkelijke planning in het Veenplan 1e fase was 2022, maar dat is niet gelukt door latere oplevering van:Regionale Veenweide Strategieen (nu vertaald naar PPLG's)eerste monitoring resultatenafronding van de opbouwfase van pilots en onderzoek | | |
Veenweiden Innovatie Programma Nederland (VIPNL) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Met het oog op deze opgaven is in 2022 het Veenweiden Innovatie Programma Nederland (VIPNL) van start gegaan. VIPNL heeft als doel te komen tot de ontwikkeling van duurzame en opschaalbare vormen van landgebruik, die toch een rendabele exploitatie mogelijk maken. Op de korte termijn richt VIPNL zich op praktische maatregelen. Op de lange termijn beoogt VIPNL innovaties in landgebruik. De combinatie van korte termijn- en lange termijndoelen moet ertoe leiden dat de perspectieven van de Regionale Veenweide Strategieën gerealiseerd worden. Het Veenweide Innovatie Programma NL is beschikt voor vier thema’s (hoogwaterboerderij, klei in veen, natte teelten en veenmos ) en beoogt dat er voldoende geschikte meetsites komen zodat het NOBV daar nieuwe maatregelen en kennisleemtes kan onderzoeken. In totaal is hiervoor 11,4 miljoen euro beschikbaar gekomen.In 2023 is de tweede serie thema's gehonoreerd (profielkeren, overlagen) en in 2024 is een verzoek voor 4 nieuwe aanvragen in behandeling. | | |
Programma Natuur | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Via het programma natuur kunnen maatregelen voor aanleg en herstel van bos en landschap gefinancierd worden, naast de 210 miljoen die beschikbaar is voor de bovenwettelijke compensatieopgave. Provincies kunnen financiering aanvragen via de Uitvoering specifieke uitkering Programma Natuur (SPUK) | | |
Fonds voor bos op rijksgronden | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het fonds om bosaanleg op rijksgronden mogelijk te maken wordt beheerd en mede uitgevoerd door Staatsbosbeheer, maar is ook beschikbaar voor andere rijkspartijen. Uit het fonds kan zowel bosaanleg als spontane bosontwikkeling gefinancierd worden. 10,62 mln is beschikbaar gesteld voor realisatie bos op rijksgronden 2021-2025. normkosten 20-23k euro per/ha voor aanplant en 5k euro/ha voor spontaan bos. In 2024 is het fonds uitgebreid met 4 mln voor aanleg en herstel van landschapselementen, tegen normkosten van 23k/ha voor aanleg en herstel. | | |
Eco-regeling | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De eco-regeling is dé grote verandering in het nieuwe GLB, dat vanaf 2023 in gaat. Agrariërs die zorgen voor het landschap en ecosysteemdiensten leveren, worden daarvoor vergoed. Zij kunnen kiezen uit een lijst met eco-activiteiten die positief bijdragen aan biodiversiteit, landschap, kwaliteit van water, lucht en bodem en het klimaat. Hoe meer eco-activiteiten een boer onderneemt, hoe hoger de vergoeding.De eco-regeling draagt eraan bij dat boeren onderdeel worden van de oplossing en beloond worden voor het beheren van ons landschap. Er is een lijst met eco-activiteiten waaruit boeren kunnen kiezen (zie tabel volgende bladzijde). In 2023 zijn 22 eco-activiteiten opengesteld, in 2024 en verder zullen steeds meer mogelijkheden zijn. Kijk voor de actuele mogelijkheden op de site van RVO. Een boer kiest activiteiten die passen bij zijn of haar bedrijfsvoering of interesse. Hoe meer iemand doet, hoe meer beloning.Afhankelijk van de inspanning, komt een boer in aanmerking voor een van de volgende eco-premies: • Brons: 60 euro per hectare • Zilver: 100 euro per hectare • Goud: 200 euro per hectareDeze bedragen zijn onder voorbehoud, op basis van deelnamebereidheid kunnen deze aangepast worden.Om mee te doen aan de eco-regeling, moet het totaal aan eco-activiteiten dat een boer kiest evenwichtig aan alle doelen bijdragen. Iedere activiteit levert punten op en bij voldoende punten op alle doelen voldoet een landbouwer aan de zogenaamde instapeis. Iedere eco-activiteit heeft daarnaast een bepaalde waarde. Deze is gebaseerd op kosten die een boer moet maken (inclusief de inspanning) om de activiteit uit te voeren, gederfde inkomsten en soms ook het grote belang van een eco-activiteit voor natuur en milieu. De opgetelde waarde van de uitgevoerde eco-activiteiten, bepaalt voor welke premie (goud, zilver of brons) een boer in aanmerking komt. De eco-activiteiten kunnen een relatie hebben met GLMC 8 (4% van het bouwland niet-productief laten). Wat dit betekent voor de voorwaarden, wordt verwezen naar de site van RVO. | | |
Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Deze interventie bouwt voort op het bestaande Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) en het werk van groepen van boeren en andere grondbeheerders (collectieven). Hiermee wordt het gebruik van landbouwproductiemethodes gestimuleerd die een gunstig effect hebben op het klimaat, het landschap en de kenmerken daarvan, de natuurlijke hulpbronnen, de bodem, water en biodiversiteit. Er wordt ingezet op de optimalisatie van beheer in de bestaande leefgebieden: open grasland (prioriteit weide- en watervogels), open akker (voldoende habitat voor akkersoorten), dooradering (onder andere landschapselementen) en komt er extra inzet voor water en klimaatmaatregelen. Door bovengenoemde extra inzet zal het ANLb in de komende GLB groeien van 110.000 naar 135.000 ha. De leefgebieden en de categorieën worden door de provincies begrensd in het Natuurbeheerplan. Hierin beschrijven de provincies de gebieden waar beheerders subsidie kunnen krijgen voor de ontwikkeling van natuur, natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschap. De leefgebieden zijn allen begrensd door middel van een gebiedsgerichte aanpak. De beheeractiviteiten die worden uitgevoerd in een agrarisch leefgebied hebben een functie, bijvoorbeeld het creëren van foerageergebieden, of het optimaliseren van voortplantingsmogelijkheden. Voor de categorie water gelden andere beheerfuncties, zoals waterberging of bufferzones. De ANLb activiteiten kunnen een relatie hebben met GLMC8 (4% van het bouwland niet- productief laten). Wat dit betekent voor de voorwaarden, wordt verwezen naar de site van RVO. | | |
Productieve investeringen Groen – Blauw en dierenwelzijn | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het gaat hierbij om investeringen op het landbouwbedrijf, waarbij rekening wordt gehouden met klimaat en milieu en dierenwelzijnsdoelen. Het gaat daarbij om investeringsmogelijkheden gericht op verduurzaming op en van landbouwbedrijven. Denk aan klimaatadaptatie en -mitigatie, precisielandbouw, waterhuishouding en natuur-inclusieve landbouw, waarmee eerst en vooral een rendabele(r) bedrijfsvoering mogelijk wordt. Er geldt een subsidiepercentage van maximaal 40%. Hieronder volgt een lijst met mogelijke investeringen (niet – limitatief ): • Investeringen in bedrijfsmiddelen zoals robotisering, systemen om groei van gewas te monitoren en voor een innovatieve bedrijfsvoering • Investeringen in bedrijfsmiddelen zoals investeringen ten behoeve van de bodemverbetering, precisielandbouw, vermindering van uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen, investeringen in stalsystemen en watergebruik/beheer • Aanplant van meerjarige houtige gewassen ten behoeve van agroforestry; zoals windsingels ter bescherming van het gewas, fruitbomen/struiken ten behoeve van de productie van het bedrijf • Investeringen ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn. Daarvoor zijn De volgende activiteiten voorzien): • investeringen die uitoefenen natuurlijk gedrag bevorderen (bv. wroeten, scharrelen door stalverrijking) • investeringen die zorgen dat er meer ruimte per dier is (bv. vrijloopkraamhokken voor zeug en big, vrije uitloop) • investeringen in huisvesting die leiden tot minder ingrepen, zoals staart couperen biggen, onthoornen kalveren runderen, achterste teenverwijdering hanen • investeringen die leiden tot beter stalklimaat (bv. verneveling van water in de stal) | | |
Vestigingssteun voor jonge landbouwers | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De interventie vestigingssteun voor jonge landbouwers bestaat uit het verstrekken van subsidie aan jonge landbouwers bij het overnemen of starten van een landbouwbedrijf. De prestatie die geleverd wordt voor het verkrijgen van de subsidie is de gehele, dan wel gedeeltelijke overname of bedrijfsstart. Jonge landbouwers kunnen een steunbedrag krijgen van € 80.000- als zij op basis van een ondertekende koopakte laten zien dat zij het bedrijf geheel of gedeeltelijk hebben overgenomen. De aanvraag moet vergezeld zijn van een bedrijfsplan. | | |
Niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Deze regeling heeft betrekking op het vergroten van de biodiversiteit met zoveel mogelijk koppeling aan de uitvoering van andere doelen zoals klimaat, water en energie. De investeringen hebben betrekking op de aanleg en beheer van landschapselementen en bossen, efficiënter gebruik van watervoorzieningen en stikstofreductie. Om duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht mogelijk te maken zijn niet-productieve investeringen nodig. | | |
Niet productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Met niet-productieve investeringen buiten het landbouwbedrijf bedoelen we investeringen die bijdragen aan het verhogen van de biodiversiteit (bijv. aanleg landschapselementen), inrichtingsmaatregelen ten behoeve van waterkwaliteits- en -kwantiteitsbeheer en aanpassing aan klimaatverandering.Er wordt ingezet op niet-productieve investeringen in het landelijk gebied met een aantoonbare directe link met de landbouw. | | |
Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Planning | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De interventie voor integrale gebiedsontwikkeling kent twee onderdelen: 1. Steun voor de voorbereiding voor de integrale gebiedsontwikkeling. Voor de voorbereiding van een integraal gebiedsplan kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd: • Het treffen van voorbereidingen voor en inrichten van een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group in het kader van EIP (European Innovation Partnerships). • Het formuleren van de gebiedsopgave(n) en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan. Het plan is een projectplan dat de uit te voeren activiteiten met een realistische begroting beschrijft (inclusief een beschrijving van de rollen/verantwoordelijkheden binnen het samenwerkingsverband van de verschillende partners) om een integraal gebiedsplan uit te kunnen voeren. 2. Steun voor de uitvoering van een (meerjarig) integraal gebiedsplan. Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan, door een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group, kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd: • Het organiseren van bijeenkomsten voor kennisdeling en bewustwording voor draagvlak in het gebied ten behoeve van de opgave in het gebied en de te bereiken doelen (klimaat, water, bodem en/of lucht) zoals opgenomen in het plan; • De voorbereiding en uitvoering van een eventuele ruilverkaveling (en bedrijfsverplaatsingen) voor de realisatie van de doelen; • De realisatie van specifieke productieve en niet-productieve investeringen die bijdragen aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem en/of lucht, biodiversiteit en landschap zoals opgenomen in het integrale gebiedsplan; • Het ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan (als operational group in het EIP); • Agrarische beheersactiviteiten (management) gerelateerd aan nieuwe bijvoorbeeld niet-productieve investeringen gerealiseerd gedurende dit project. Dubbelfinanciering met het ANLb wordt voorkomen. Hiervoor worden de bedragen van de verschillende beheerpakketten uit het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer gehanteerd. • Proces, administratie en verantwoording. Monitoring en evaluatie (en eventuele bijsturing). Het betreft het uitvoeren van een integraal gebiedsplan door een gebiedscoalitie. Met een integraal gebiedsplan kan maatwerk geleverd worden in het bijdragen aan de GLB-doelen. Het zwaartepunt van deze interventie zal liggen op niet-productie investeringen, maar ook productieve investeringen, kennisoverdracht en innovatie kunnen onderdeel zijn van het gebiedsplan. Deze interventie is aanvullend op de ANLb-aanpak met leefgebieden en eveneens aanvullend op de LEADER-aanpak, welke gericht is op bottom-up processen voor plattelandsontwikkeling en groenblauwe architectuur. Het zwaartepunt bij de interventie integrale gebiedsontwikkeling ligt op niet-productieve investeringen voor inrichtingsen herstelmaatregelen voor water en bodem op basis van een gebiedsplan. In dit gebiedsplan is tevens ruimte voor kennisoverdracht, innovatie en productieve investeringen. | | |
Sectorale interventie Groenten en Fruit (SIG&F) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Glastuinbouw) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Erkende producentenorganisaties hebben specifieke voordelen die telersverenigingen niet hebben, met name op het gebied van mededinging en de mogelijkheid van financiële ondersteuning middels de EU-regeling voor acties gericht op onder meer een verbeterde, marktgerichte afzet en duurzame productie. Erkende producentenorganisaties dragen daarom in het bijzonder bij aan versterking van de positie van producenten in de keten. Veel van de groenten en fruit producenten in Nederland zijn aangesloten bij een telersvereniging, maar die is niet altijd (meer) erkend als producentenorganisatie. Er is de laatste jaren sprake geweest van een afname van het aantal telers met lidmaatschap in een (erkende) producentenorganisatie. Het is van belang dat het lidmaatschap van telers van een (erkende) producentenorganisatie, het erkend zijn van telersverenigingen als producentenorganisaties in Nederland en het deelnemen aan de EU-regeling weer aantrekkelijker wordt. Daartoe wordt onder andere ingezet op een met de sector afgestemde regeling en op zoveel mogelijk vermindering van de administratieve lasten. Deze interventie draagt bij aan: • Rendabel ondernemerschap • Toegevoegde waarde voor agrariërs • Sterkere positie van landbouwers in de keten • Meer en betere samenwerking • Klimaatadaptatie • Duurzame energie en energiebesparing • Betere bodemkwaliteit • Aantrekkelijkere werkomstandighedenDe SIG&F is de opvolger van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit (GMO). | | |
Samenwerking voor plattelandsontwikkeling – LEADER | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Er ligt een opgave om samen te werken aan de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland en aan een duurzaam gebruik en beheer van de ruimte, waar de landbouw een belangrijk onderdeel van uitmaakt. De LEADER-werkwijze kan hieraan een bijdrage leveren door onder meer haar bottom-up benadering en de integrale gebiedsaanpak. De interventie LEADER kent daarvoor twee onderdelen: 1. Steun voor de voorbereiding van de samenwerking en het ontwerp van de LOS (Lokale Ontwikkelingsstrategie). 2. De steun voor de meerjarige uitvoering van de LOS. De meerwaarde van LEADER wordt vooral bereikt door de bottom-up werkwijze voor genoemde doelstellingen op gebiedsniveau. Deze werkwijze is bij uitstek nodig voor de initiatieven waarbij het van belang is dat gebiedspartijen samenwerken. LEADER is hierop gericht. Het resulteert in de betrokkenheid van bewoners, ondernemers en andere belangengroepen in een gebied om te komen tot een goede gebiedsanalyse, ideeën en vervolgens de verantwoordelijkheid voor maatregelen en projecten om de gebiedsopgaven in de LEADER-context op te pakken. De nadruk op inclusiviteit draagt bij aan sociale cohesie, begrip en samenwerking. | | |
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Lbv kleinere sectoren is een regeling voor veehouders die hun veehouderijbedrijf of een locatie van hun veehouderijbedrijf met kalveren, melkgeiten, konijnen, vleeseenden of overig rundvee (zoogkoeien en fokstieren) met subsidie definitief en onherroepelijk willen beëindigen. Doel van de regeling is het reduceren van de depositie van stikstof op overbelaste en voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden. De Regeling staat open voor veehouderijlocaties die voldoen aan de drempelwaarden van de Lbv alsook voor veehouderijlocaties die voldoen aan de drempelwaarde van de aanpak piekbelasting (2.500 mol/jaar). Veehouderijlocaties die voldoen aan een drempelwaarde van de Lbv (en aan de overige voorwaarden voldoen) kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding van 100% van het waardeverlies van hun productiecapaciteit, vastgesteld op basis van de leeftijd en oppervlakte van individuele stallen en de daarbij behorende forfaitaire vervangingswaarde. Veehouderijlocaties die voldoen aan de drempelwaarde van de aanpak piekbelasting (en aan de overige voorwaarden voldoen) kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding van 120% van het waardeverlies van hun productiecapaciteit, vastgesteld op basis van de leeftijd en oppervlakte van individuele stallen en de daarbij behorende forfaitaire vervangingswaarde en voor een bijdrage in de sloopkosten van € 45,- per vierkante meter staloppervlakte.Openstelling van de Lbv kleinere sectoren is voorzien voor najaar van 2024. Er is een budget beschikbaar van € 50 miljoen, toe te kennen op basis van 'first come, first serve'. | | |
Landelijke verplaatsingsregeling met piekbelasting (Lvvp) | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | | In werkingtreding / Gerealiseerd | | | De Lvvp is onderdeel van de aanpak piekbelasting. Het is een vrijwillige subsidieregeling, gericht op het stimuleren van vrijwillige verplaatsing van veehouderijbedrijven met piekbelasting (op basis vanAerius-check) naar een locatie waar ze geen of wezenlijk minder stikstofdepositie op kwetsbare Natura2000 veroorzaken. Hiervoor is 115 miljoen gereserveerd. | | |
Energie Prestatie Vergoeding (EPV) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De EPV (Energie Prestatie Vergoeding) is een wettelijk vastgelegde mogelijkheid voor verhuurders om via een Energie Prestatie Vergoeding bij de huurder de investeringen in (vergaande) verduurzaming van een gebouw terug te kunnen verdienen. Deze EPV is een maandelijks bedrag naast huur en servicekosten en heeft geen invloed op een eventuele huurtoeslag.De huurder heeft ten gevolge van de verduurzaming een comfortabeler en energiezuiniger woningen met een lage energierekening, waardoor deze vergoeding mogelijk is.De verhuurder informeert de huurder jaarlijks over de gemeten prestaties van de woning in het afgelopen jaar. Daaruit blijkt of de woning voldoet aan de minimale, wettelijke prestatie-eisen die aan de verhuurder het recht geven om EPV te vragen. | | |
Subsidieregeling voor Natuur en Landschap (SNL) - Onderdeel Natuur | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Natuurbeheerders met natuurgrond in het Natuur Netwerk Nederland (een door de provincie aangewezen gebied), kunnen subsidie krijgen voor natuur- en landschapsbeheer. De provincies bepalen de mogelijkheden en voorwaarden en geven in het provinciaal Natuurbeheerplan aan voor welke beheertype subsidie mogelijk is. In de provinciale Openstellingsbesluiten geven de provincies aan voor welke beheertypen en bijdragen subsidie beschikbaar wordt gesteld, en hoeveel geld zij in totaal beschikbaar stellen voor subsidies. | | |
Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Informatie | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het NPLW is een interbestuurlijk programma van het Rijk, VNG en IPO, vergelijkbaar met het Nationaal programma voor de regionale energiestrategieën (NP RES).Het NPLW heeft 3 kerntaken, namelijk het:ondersteunen van gemeenten met kennis en handelingsperspectief;signaleren en agenderen van kansen en belemmeringen bij uitvoering en beleid;monitoren van de voortgang van de lokale warmtetransitie. | | |
Financiële ondersteuning Rijk uitvoeringskosten gemeenten aardgasvrije wijken | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Gemeenten hebben de regierol in de gebiedsgerichte aanpak, aangezien deze aanpak een nauwe samenwerking en afstemming tussen diverse partijen op lokaal niveau vereist. Om hier invulling aan te geven heeft de gemeente voldoende uitvoeringscapaciteit nodig.Vanuit het rijk wordt financiële ondersteuning aan gemeenten geboden- ten behoeve deze uitvoeringscapaciteit. Zie verder de fungerende details. | | |
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | In het Besluit bouwwerken leefomgeving (voorheen het Bouwbesluit) heeft de overheid regels vastgelegd voor veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Een bouwwerk moet altijd voldoen aan die regels.Voor de klimaatdoelen zijn de eisen ten aanzien van duurzaamheid relevant. Hieronder vallen:EnergiezuinigheidMilieuprestatieLaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen | | |
Groeifondsaanvraag NieuweWarmteNu! (NWN) | Landbouw en Landgebruik|Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het Nationaal Groeifonds heeft het consortium NieuweWarmteNu! (NWN!) in 2022 een bijdrage toegekend van 200 miljoen euro. Met dit budget kunnen 10 tot 12 collectieve warmteprojecten in de gebouwde omgeving en de glastuinbouw worden ontwikkeld als vervanging voor verwarming met aardgas. https://www.nationaalgroeifonds.nl/overzicht-lopende-projecten/thema-energie-en-duurzame-ontwikkeling/nieuwe-warmte-nu In het consortium NWN! werken overheden, (warmte-)bedrijven, netbeheerders, energiecoöperaties en kennisinstellingen samen om een versnelling te geven aan de inzet van duurzame collectieve warmtesystemen. Naast de projecten die NWN! wil realiseren voor de aanleg van duurzame collectieve warmtesystemen in de gebouwde omgeving en de glastuinbouw, worden diverse innovaties in de praktijk gedemonstreerd. | | |
DEI+: Aardgasloze gebouwde omgeving | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning)|Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De subsidie uit de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) Aardgasloze gebouwde omgeving is bedoeld voor ondernemers met een innovatie die helpt woningen, woongebouwen, gebouwen zonder woonfunctie (utiliteitsbouw) of wijken aardgasloos te maken. Het is een regeling binnen de topsector Energie.Het gaat om de volgende innovaties:de overgang naar aardgasloze of aardgasloos-ready woningen, woongebouwen, utiliteitsbouw of wijken. De kosten zijn hierbij zo laag mogelijk voor de eindgebruiker en de maatschappij;het in stand houden van de technische, fysische, praktische en esthetische kwaliteiten in de woning, het woongebouw, het utiliteitsgebouw en/of de wijk. En als het kan deze kwaliteiten verbeteren;de verhoging van het tempo om bestaande woningen, woongebouwen, utiliteitsgebouwen of wijken op grote schaal en met draagvlak aardgasloos of aardgasloos-ready te maken. | | |
Ondersteunende acties NIP | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Dit instrument bevat verschillende acties en instrumenten die de uitvoering van het Nationaal Isolatieprogramma ondersteunen. | | |
Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | De subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE) is een subsidie voor (gemengde) Vereniging van Eigenaars (VvE), woonvereniging of wooncoöperaties om hun gebouw te verduurzamen. Dat kan met bijvoorbeeld het nemen van energiebesparende maatregelen of het aanschaffen van een warmtepomp. | | |
Euro 7 | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Bussen en doelgroepenvervoer)|Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Innovatie in mobiliteit)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Euro 7 is de opvolger van Euro 6/VI en stelt eisen aan alle emissies van nieuwe voertuigen, behalve CO2. Hieronder vallen niet alleen uitlaatemissies, maar ook emissies afkomstig van banden en remmen. Euro 7 zal een verwaarloosbaar effect hebben op de uitstoot van broeikasgassen. Voor uitlaatemissies van lichte voertuigen is er ten opzichte van Euro 6 niets gewijzigd in de limietwaarden of meetmethoden. Voor vrachtauto's en bussen geldt er wel een strengere limietwaarde. Het toezicht op emissies van voertuigen wordt dankzij On-Board Monitoring verbeterd. | | |
MIEK | Elektriciteit|Landbouw en Landgebruik|Industrie|Mobiliteit | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Planning | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) biedt meerdere instrumenten om regie te voeren op de verbouwing van de (energie-)infrastructuur om de klimaatdoelstellingen van 2030 en 2050 (CO2 neutrale samenleving) op tijd te behalen en een goed vestigingsmilieu en verdienmodel voor de industrie te behoudenin Nederland. Het MIEK bevat de programmering van prioritaire energie-infrastructuur-projecten.Waarbij de focus ligt op het tijdig programmeren van projecten. Het MIEK bedient alle sectoren van onze samenleving, van opwek tot afname, van industrie, gebouwde omgeving, landbouw tot mobiliteit. De eerste jaren bevatte het MIEK met name energie-infrastructuurprojecten die nodig zijn voor de grootschalige opwek van elektriciteit op zee en industriële verduurzaming. De aanpakisverbreed naar alle sectoren door ook op regionaal niveau de energie-infrastructuurprojecten in kaart te brengen die belangrijk zijn voor de brede verduurzaming van Nederland.Daarnaast wordt ook opsysteem niveaugeanalyseerdmiddeslde systeemroute welke infrastructuur, wanneer en waar nodig is.Naast het beter inzichtelijk maken van vraag en aanbod naar energie en grondstoffen en de daarvoor benodigde energie-infrastructuur, worden de mogelijkheden uitgewerkt om procedures te verkorten en vertraging van projecten te voorkomen. Daarmee is het MIEK ook een belangrijk sturend instrument in de aanpak van congestie op het elektriciteitsnet in alle regio’s in Nederland. Het Rijk heeft de afgelopen twee jaar samen met provincies,(regionale)netbeheerders en gemeenten haar regiefunctie op energie- en grondstoffeninfrastructuur versterkt door, zowel op nationaal als regionaal niveau, de MIEK-structuur in te richten. Deze structuur maakt het mogelijk dat we gezamenlijk, als overheden en netbeheerders, keuzes kunnen maken in de programmering en prioritering van energie-infrastructuurprojecten en tijdig knelpunten in de voortgang kunnen signaleren en verhelpen. De stappen die zijn gezet met betrekking tot deMIEK organisatieen de voortgang van deMIEK projectenis beschreven in de Kamerbrief Voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK): Versnellen Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de RCR vervangen door de projectprocedure. Afgelopen jaren is alconformde vereisten van Omgevingswet gewerkt in alle RCR-projecten, waardoor deze zonder vertraging kunnen doorgaan als projectprocedure. KGG heeft geïnventariseerd welke mogelijkheden er binnen de bestaande wettelijke kaders zijn om te versnellen, en welke juridische aanpassingen tot versnelling kunnen leiden. Er wordt momenteel gewerkt aan de implementatie van de meest kansrijke versnellingsopties. Deze versnellingsopties worden ook onderzocht in EU-verband. Onder meer met hetRenewableEnergy Directive (REDIII)-pakket worden mogelijkheden gecreëerd voor het versnellen van vergunningverlening voor elektriciteitsinfrastructuur. Er wordt bezien hoe deze mogelijkheden in de Nederlandse implementatie van de REDIII maximaal kunnen benutten. Met de toepassing van het prioriteringskader krijgen MIEK-projecten relatieve prioriteit in de investeringsplannen van de elektriciteitsnetbeheerders wat versnellend kan werken. In samenwerking metonder andereLVVNwordt er gewerktaan een brede aanpak op stikstof enenergie-infrastructuur. In de kamerbrief Voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) wordt hier verder op ingegaan. | | |
AdBlue | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens) | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De maatregel voor gerichte handhaving van defecte en gemanipuleerde AdBlue-systemen in vrachtwagens richt zich op het verminderen van de uitstoot van stikstofoxiden. Er zijn aanwijzingen dat bij 5 tot 10% van de moderne vrachtwagens het AdBlue systeem niet meer goed werkt of is gemanipuleerd om de kosten voor AdBlue en de kosten voor onderhoud en reparatie van het AdBlue systeem uit te sparen. Het doel is om deze manipulatie en defecten aan te pakken en zo bij te dragen aan een stikstofdepositiereductie van 2,0 mol/ha/jr in 2030.De ILT zet hiervoor drie snuffelbussen in, waarmee jaarlijks ongeveer 15.000 vrachtwagens gecontroleerd kunnen worden. Deze gerichte aanpak wordt ondersteund door een budget van 20 miljoen euro en is bedoeld om een afschrikwekkend effect te creëren, zodat vrachtwagenchauffeurs en eigenaren hun AdBlue-systemen correct gebruiken. De uitvoering ligt bij de ILT, met ondersteuning van de politie voor incidentele zaken die aan het OM worden voorgelegd. Door deze maatregel wordt de handhaving structureler en effectiever, wat uiteindelijk leidt tot minder stikstofuitstoot door vrachtwagens. De uitvoering van de maatregel is pas mogelijk zodra wetgeving aangepast is, dit zal na goedkeuring van de bewindspersonen ca. een jaar duren. Tot die tijd staan de bovengenoemde acties on-hold. | | |
Actieplan groei biologische productie en consumptie | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Voedselketen)|Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Planning | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | In maart 2021 heeft de Europese Commissie (EC) een Organic Action Plan gepubliceerd.2 Met dit Organic Action Plan geeft de EC invulling aan de Europese Green Deal, de Boer-tot-bord-strategie en de Biodiversiteitsstrategie. De Commissie streeft naar 25% biologisch landbouwareaal in de Europese Unie in 2030. Aan elke lidstaat is gevraagd een nationale strategie op te stellen, waarin de bijdrage aan de Europese ambitie uitgewerkt wordt binnen de eigen nationale context.In december 2022 is een actieplan voor Nederland naar de kamer gestuurd: Met dit actieplan stuur ik aan op een versnelling van de groei van het biologische landbouwareaal van 4% (in 2021), naar 15% in 2030. Dat betekent een groei van ca. 80.000 hectare nu naar ca. 300.000 hectare in 2030. Dit is een forse ambitie. De groei zal voornamelijk moeten komen van de melkveehouderij en akkerbouw, sectoren met veel areaal die grondgebonden zijn en met omschakeling kunnen bijdrage aan de grote opgaven die er zijn op natuur, stikstof, water, biodiversiteit en dierenwelzijn. Hiermee kan ook de kringlooplandbouw en de natuur-inclusieve landbouw een extra impuls krijgen.Opmerking: het is onduidelijk hoe het actieplan groei biologische productie en consumptie past binnen LULUCF. Het kan een positieve invloed hebben op bijvoorbeeld een toename van bodemkoolstof en gewas-keuzes. Ook kan het leiden tot meer inzet van vlinderbloemigen in het bouwplan en daardoor tot minder inzet van kunstmest. Het is op dit moment moeilijk de bijdrage te kwantificeren. De WUR heeft opdracht om het actieplan te monitoren en zal daarvoor ook indicatoren ontwikkelen. | | |
MOOI regeling Gebouwde Omgeving | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning)|Gebouwde omgeving (Aanpak utiliteitsgebouwen)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO)|Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Subsidie met de regeling MOOI (Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie): Gebouwde omgeving is beschikbaar voor consortia die werken aan innovatieve oplossingen met een multidisciplinaire aanpak, ten behoeve van het halen van de klimaatdoelen voor de gebouwde omgeving. Rekening moet worden gehouden met technische, sociale en andere factoren die de slagingskans vergroten. | | |
Groeifondsprogramma Toekomstbestendige Leefomgeving | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning)|Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Onder regie van de TKI Bouw en Techniek is in 2023 de uitvoering gestart van het het Nationaal Groeifonds programma Toekomstbestendige Leefomgeving. Het programma richt zich op industrialisatie en verduurzaming van (ver)bouwketens en datagedreven beheer en onderhoud, levensduurvelenging en toekomstbestendig vervangen van infra en loopt tot 2028, met een tussentijdse evaluatie in 2026. | | |
Meerjarige Experimenten Effectieve Renovatiestromen (MEER) subsidie | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Individuele aanpak woning) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Via het programma Verbouwstromen wordt sinds eind 2022 gewerkt aan bundeling en opschaling van de vraag en standaardisatie en industrialisatie van het aanbod. Door deze schaalvergroting kunnen de productie- en organisatiekosten van verduurzaming omlaag. In het kader van het programma Verbouwstromen zijn de twee subsidies opengesteld, de SPOR en de MEER. De Subsidie voor Meerjarige Experimenten Effectieve Renovatiestromen (MEER) is een maatwerksubsidie voor een beperkt aantal samenwerkingsverbanden die grootschalige renovatieprogramma’s met een gestandaardiseerde en industriële aanpak gaan uitvoeren. | | |
Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB) | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO)|Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW)|Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het doel van de Nationale Aanpak is om bij te dragen aan nationale klimaat- en natuurdoelstellingen – en wettelijke verplichtingen – door de transitie van de nu nog gangbare (abiotische) bouwpraktijk naar een duurzame (biobased) bouwpraktijk te stimuleren. De opschaling van een markt voor biobased bouwmaterialen vereist tegelijkertijd veranderingen in meerdere sectoren (landbouw, industrie en bouw). De ervaring leert dat deze transitie niet vanzelf van de grond komt en een grote mate van coördinatie vereist. Daarom onderneemt de rijksoverheid actie om de transitie in de (land)bouwsector te faciliteren totdat de markt voor de teelt, verwerking en toepassing van biogrondstoffen zelfstandig functioneert. | | |
Aanpassing generieke eisen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) | Industrie|Algemeen | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Aanscherpen emissiegrenswaarden paragraaf 5.4.4 Bal In het Schone Lucht Akkoord (SLA) is afgesproken om na te gaan of emissie-eisen in algemene regels kunnen worden aangescherpt. Dit heeft onder andere geresulteerd in een aanscherping van emissie-eisen in paragraaf 5.4.4 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal). Deze aanscherpingen zijn in augustus 2022 is gepubliceerd (staatsblad 2022, nummer 320). De eisen zijn op 1 januari 2024 inwerking getreden, gelijktijdig met de Omgevingswet. Voor nieuwe installaties gelden de nieuwe emissie-eisen per direct. Voor bestaande installaties geldt overgangsrecht van 4 jaar. Dat betekent dat bestaande installaties uiterlijk op 1 januari 2028 moeten voldoen. Het gaat bij dit instrument om een aanscherping van emissie-eisen voor een diversiteit aan milieubelastende activiteiten. Deze eisen gelden als er geen specifieke emissiegrenswaarden zijn gesteld elders in het Bal of via een BAT-BREF document onder de Europese Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Als er elders in het Bal of via een BAT-BREF document wel eisen zijn gesteld aan een installatie dan treden de generieke eisen terug, en gelden de eisen zoals opgenomen elders in het Bal of via de BAT-REF documenten. Ook onder de Omgevingswet blijft het mogelijk om met maatwerk in specifieke gevallen gemotiveerd af te wijken van de generieke emissie-eisen in het Bal. Als een initiatiefnemer (bedrijf) kan onderbouwen dat een maatregel om aan de generieke eisen te voldoen niet kosteneffectief is, kan een verzoek tot maatwerk worden ingediend. Het is dan mogelijk dat het bevoegd gezag aan een activiteit toch een hogere emissiegrenswaarde vergunt. Een aanscherping van de generieke emissie-eisen is voorgenomen voor de stoffen NOx, totaal stof en NH3. Daarnaast zijn er met dit instrument aanscherpingen voorgenomen voor de stoffen HCl, HF en Extreem Risicovolle stoffen (ERS). Ook wordt de stofklasse S.A3 aangescherpt en komt de stofklasse g.O3 te vervallen. De zes stoffen die onder de laatste categorie vallen, worden ingedeeld in g.O2.Actualisatie rentepercentage kosteneffectiviteitsmethodiek Het is mogelijk om voor emissiegrenswaarden in algemene regels bij maatwerkvoorschrift niet van toepassing te verklaren en andere (minder strenge) emissiegrens-waarden vast te stellen. Minder strenge emissiegrenswaarden kunnen worden vastgelegd bij hoge kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met de kosteneffectiviteit van een maatregel. Deze kosteneffectiviteit wordt berekend volgens een vastgelegde rekenmethode. Deze rekenmethode hanteert vastgelegde parameters zoals rentepercentage en afschrijvingstermijnen (10 jaar voor het elektromechanische deel van de milieu-investering en 25 jaar voor het bouwkundig deel van de milieu-investering). In het Schone Lucht Akkoord (SLA) heeft de Rijksoverheid aangegeven ernaar te willen streven om de berekening van de financiële haalbaarheid van emissie reducerende maatregelen voor luchtverontreinigende stoffen (waaronder NOx, totaal stof en NH3) aan te passen, door rekening te houden met een reëel rentepercentage. Dit streven volgde uit de signaalrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Op basis van onderzoek is de rentevoet aangepast van 10% naar 5% in bijlage XXX van de Omgevingsregeling. De oude rentevoet van 10% is vastgesteld in 1995, toen de rentes op de kapitaalmarkt aanmerkelijk hoger lagen dan nu het geval is. Door de wijziging (Staatscourant 2022, 26085) van het rentepercentage in de kosteneffectiviteitsmethodiek daalt de berekende kosteneffectiviteit voor een maatregel (€/kg) waardoor deze zich anders verhoudt tot de vastgelegde referentiewaarden. Voor vier stoffen (NOx, totaal stof, NH3 en SO2) is een afwegingsgebied voor kosteneffectiviteit met concrete referentiewaarden (€/kg) vastgelegd in de regelgeving. Zijn de kosten lager dan de hoogste waarde van de range, dan zijn de kosten in beginsel kosteneffectief. Een maatregel is niet kosteneffectief als de berekende waarde, hoger is dan de hoogste waarde van het afwegingsgebied. De waarden in het afwegingsgebied voor kosteneffectiviteit (zie tabel 11.1; artikel 9.7 omgevingsregeling) zijn met het wijzigingsvoorstel voor de kosteneffectiviteitsmethodiek niet aangepast. De nieuwe rentevoet van 5% is op 1 januari 2024 inwerking getreden, gelijktijdig met de Omgevingswet. | | |
Strenger vergunnen zoveel mogelijk aan onderkant BREF-range | Industrie|Algemeen | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Binnen het Schone Lucht Akkoord (SLA) is in 2020 door de overheid met provincies en gemeenten afgesproken dat in “nieuwe of geactualiseerde vergunningen die vanaf 2020 worden afgegeven, emissie-eisen staan die zo dicht mogelijk aan de onderkant van de BREF-range liggen (zo weinig mogelijk uitstoot)”. Daarnaast is er in april 2024 een akkoord bereikt over de herziening van de Industrial Emissions Directive (IED) (Richtlijn Industriële Emissies), waarin bevoegde gezagen verplicht worden om aan de strenge kant van de BBT-bandbreedte te vergunnen. Indien bedrijven een soepelere vergunning willen krijgen, moeten zij overtuigend aantonen waarom hun installaties redelijkerwijze niet aan de onderkant van de BBT-bandbreedte zouden kunnen voldoen. In de herziene IED wordt opgelegd dat bedrijven een assessment moeten doen voor de hele bandbreedte van BBT.In de RIE is voorgeschreven dat vergunningen van IPPC installaties moeten voldoen aan eisen overeenkomstig de beste beschikbare technieken (BBT). Deze eisen zijn vastgelegd in een groot aantal BBT-referentiedocumenten (BREF's en bijbehorende BBT conclusies) die met enige regelmaat geactualiseerd worden. In het Schone Lucht Akkoord is in 2020 door de overheid met provincies en gemeenten afgesproken dat in “nieuwe of geactualiseerde vergunningen die vanaf 2020 worden afgegeven, emissie-eisen staan die zo dicht mogelijk aan de onderkant van de BREF-range liggen (zo weinig mogelijk uitstoot)”. In principe gaat het om het gebruik van mogelijkheden die er ook al voor 2020 waren. De toepassing hiervan in de praktijk bleek echter lastig. In het kader van het Schone Lucht Akkoord is er nu een rapport van KokxDeVoogd met aangrijpingspunten voor dit beleid, lopen er pilots met scherper vergunnen en zijn er voor een zestal BREFs inmiddels oplegnotities gemaakt die het bevoegd gezag bij het opstellen van strengere eisen kunnen helpen. In de oplegnotities worden voorstellen gedaan voor aangescherpte eisen. Deze zijn gebaseerd op de verwachting dat Nederlandse installaties kunnen presteren op een niveau van 30% van de best presterende Europese referentie-installatie. In 2024 zijn voor zes BREF's oplegnotities beschikbaar (BREF WGC, BREF FDM, BREF LCP, BREF WI, BREF FMP en BREF STS).In april 2024 is een akkoord bereikt over het voorstel van de Europese Commissie om de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) te herzien. Dit akkoord sluit aan op de ambitie van het Schone Lucht Akkoord. De herziene RIE betekent onder meer een steun in de rug voor de maatregel om in vergunningen emissie-eisen op te nemen die zo dicht mogelijk aan de onderkant van de BREF-range liggen (zo weinig mogelijk uitstoot). In het aanpassingsvoorstel van de Commissie stond: ”BBT’s worden op heterogene wijze toegepast in de verschillende lidstaten, industriesectoren en zelfs tussen afzonderlijke industriële installaties; tussen 75 % en 85 % van alle emissiegrenswaarden in vergunningen zijn vastgesteld op het minst strenge eind van de bandbreedte van de BBT-gerelateerde emissieniveaus (GEN). Daarom moeten de bevoegde autoriteiten de emissiegrenswaarden vaststellen op het laagste niveau van de relevante BBT-GEN-bandbreedte, tenzij de exploitant aantoont dat het met de toepassing van de BBT’s zoals beschreven in de BBT-conclusies alleen mogelijk is aan minder strenge emissiegrenswaarden te voldoen.” In voetnoot 50 van het voorstel wordt aangegeven dat de BBT-GEN’s betrekking hebben op een diversiteit aan installaties en dat landen binnen de bandbreedte zelf BBT’s moeten vaststellen voor een specifieke installatie. In Nederland is hiervoor informatie in de oplegnotities opgenomen. Geconstateerd wordt dat het doel en het middel van de herzien IED en het Schone Lucht Akkoord hetzelfde zijn. De haalbaarheid van het vergunnen van installaties aan de onderkant van de BBT-bandbreedte wordt geholpen door de herziene Richtlijn omdat bedrijven verplicht de hele BBT-bandbreedte moeten onderzoeken en een bedrijf moet aantonen, als zij een soepelere vergunning willen krijgen, waarom zij de onderkant van de bandbreedte niet zouden kunnen halen. Dat is positief omdat nu de bewijslast bij het bevoegd gezag wordt gelegd in jurisprudentie. | | |
GLB-kennisvouchers | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik)|Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Onderwijs | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Kennisvouchers zijn voor agrariërs die meer willen leren over duurzame landbouw. De vouchers kunnen gebruikt worden om advies in te winnen over omschakelen naar extensieve, natuurinclusieve, kringloop- of biologische landbouw. Verder helpt het agrariërs om duurzamer te werken? Met een kennisvoucher van het nieuwe Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) kan een agrariër subsidie krijgen voor een cursus, advies, bedrijfsplan of opleiding. | | |
Invoering nieuwe APK-test voor controle roetfilter van dieselauto's | Mobiliteit | Mobiliteit (Vrachtwagens)|Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Met ingang van 1 januari 2023 is in de APK voor dieselauto's een nieuwe test ingevoerd voor controle van de werking van roetfilters. Bij de nieuwe test, die in de plaats komt van de verouderde opaciteitstest, wordt de werking van een roetfilter gecontroleerd door meting van het aantal roetdeeltjes in de uitlaat van een dieselauto met een deeltjesteller. Nederland behoort samen met België, Duitsland en Zwitserland, tot de eerste landen die deze nieuwe APK-test heeft ingevoerd. Invoering van deze nieuwe test is onderdeel van het Schone Lucht Akkoord (SLA). | | |
Aanpak Piekbelasters Industrie (API) | Industrie | | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Met de aanpak piekbelasters industrie (API) beoogt het kabinet de depositie die industriële piekbelasters op stikstofgevoelige en overbelaste N2000-gebieden versneld en/of meer te doen reduceren. De API bestaat uit drie sporen: 1) het aanscherpen van de vergunningen, 2) het creëren van win-winsituaties door reductie van CO2- en NOx-emissies aan de hand van verduurzaming van het productieproces en 3) aanjagen van bovenwettelijke reductiemaatregelen voor ammoniakemissies. De aanpak richt zich op de piekbelasting veroorzakende bedrijven uit de basisindustrie; de afvalverbrandingsinstallaties en energiecentrales vallen onder ander, sectorbreed beleid. | | |
Slim Landgebruik | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik (SL) wordt vanuit het Nationaal Programma Landbouwbodems ingezet als beleidsinstrument voor de benodigde kennisontwikkeling.Het doel van het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik is vanaf de start in 2018: het leveren van kennis die nodig is om te komen tot een vastlegging van 0,5 Mton CO2 aan de bodem per jaar vanaf 2030 of eerder voor minerale landbouwbodems in Nederland én bijdraagt aan de realisatie van het duurzaam beheren van alle landbouwbodems in Nederland.Om dit doel te bereiken zijn er zes thema's vastgesteld op basis waarvan in de periode 2018-2023 onderzoek is verricht. Deze thema's zijn:· effectiviteit van koolstofvastleggende maatregelen, inclusief afwenteling naar lachgasemissies· inpassing in de praktijk, inclusief kosten en baten· monitoring· incentives voor koolstofvastlegging· eenduidige en duidelijke kennisverspreiding· integratie van resultaten Belangrijke resultaten die zijn opgehaald tot nu toe: dat in potentie het mogelijk is om het klimaatdoel van 0,5 Mton extra CO2-eq vastlegging per jaar in minerale landbouwbodems te behalen, mits de maatregelen in voldoende mate worden toegepast op agrarische bedrijven. Voor de implementatie van de vanuit Slim Landgebruik onderbouwde maatregelen wordt gebruik gemaakt van de versterkte kennisverspreiding via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Deze kennisverspreiding vindt plaats door onder andere de inzet van bodemteams en gratis adviezen, en is daarmee op basis van vrijwilligheid. | | |
Wet collectieve warmte (Wcw) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Wcw vervangt de Warmtewet[1]. Het beoogt de groei en verduurzaming van collectieve warmtesystemen in de gebouwde omgeving te faciliteren. Gemeenten krijgen sturingsmogelijkheden om uitvoering te geven aan hun regierol in de verduurzaming van de gebouwde omgeving, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord. Er worden duurzaamheidsnormen opgenomen die aansturen op een efficiënte verduurzaming van de warmtevoorziening. De leveringszekerheid en de consumentenbescherming worden beter geborgd, en daar waar mogelijk in lijn gebracht met de bescherming bij E&G. Tot slot worden nieuwe tariefregels opgenomen, die de transparantie verhogen en stapsgewijs de warmtetarieven baseren op de werkelijke gemaakte kosten, i.p.v. de huidige gasreferentie. Hiermee stuurt het wetsvoorstel op eerlijkere warmtetarieven voor verbruikers en duidelijke inkomsten voor warmtebedrijven.Om de realisatie van warmtenetten door publieke partijen te stimuleren wordt gewerkt aan de publieke realisatiekracht. Het Kabinet heeft april 2024 besloten om (onder voorwaarden) een Waarborgfonds Warmtenetten in te richten met achterborgstelling en 215 mln risicobuffer. Dit verlaagt de eigen vermogenseis van 30-50% van totale investering naar 10%. Daarnaast vraagt de organisatorische realisatiekracht de oprichting van regionale en lokale warmtebedrijven waar decentrale overheden, private partijen en Rijk in samenwerken. EBN is door de Minister K&E begin 2024 verzocht om uit te werken wat er voor nodig is om de rol van nationale deelneming voor warmte in te vullen. | | |
MRB (motorrijtuigenbelasting) korting of vrijstelling voor EV's | Mobiliteit | Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Fiscaal | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Financiën (MINFIN)|Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Elektrische auto's zijn in de jaren 2020-2024 vrijgesteld van MRB. In 2025 gaan EV's 25% betalen, 75% in 2026 tot en met 2029 en vanaf 2030 gaan EV’s 100% MRB betalen gebaseerd op het gewicht van de auto. | | |
Regeling provinciale maatregelen PAS-melders (RPMP) | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Veehouderij) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De Regeling provinciale maatregelen PAS-melders (Rpmp) heeft als doel het legaliseren van PAS-melders te versnellen. Provincies kunnen via deze regeling een specifieke uitkering aanvragen om de situatie van bedrijven die een melding hebben gedaan tijdens het Programma Aanpak Stikstof (PAS-melding) van een oplossing te voorzien. Daarbij kan gedacht worden aan het aankopen van bedrijven met het oog op gehele of gedeeltelijke sluiting om depositieruimte te creëren voor PAS-meldingen. De uitkering kan ook gebruikt worden om de PAS-melder helpen te stoppen met de gemelde activiteit of te stoppen met het hele bedrijf. Tenslotte kan de uitkering ook gebruikt worden voor het financieren van de aankoop van grond voor bufferzones of technologische oplossingen om de stikstofdepositie te minderen tot de grenzen van de bestaande vergunning (LNV 2023). De essentie is dat met de maatregel een volledige en structurele oplossing wordt geboden voor een PAS-melder.Het benutte budget van deze regeling is € 14,8 mln. Zowel Drenthe, Gelderland, Zuid-Holland en Flevoland hebben gebruik gemaakt van deze regeling. Provincies mogen voor het oplossen van een PAS-melding niet meer budget besteden dan de waarde van het bedrijf van de PAS-melder tot een maximum van €3,5 miljoen. Op 1 mei 2023 is de Rpmp open gegaan, is gesloten op 31 augustus 2023 (LNV 2023). Omdat ook de behoefte bestaat om in de toekomst maatregelen te nemen voor het bieden van een oplossing aan PAS-melders, wordt de regeling opnieuw opengesteld. Vanaf september 2024 kunnen provincies opnieuw met hetzelfde doel maatregelen treffen. Dit is mogelijk tot 2026. In totaal is daarvoor € 250 mln. beschikbaar. | | |
Isolatie woningen Groningen en Noord-Drenthe (maatregel 28 en 29) | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Op 25 april 2023 presenteerde het kabinet zijn reactie op de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen (PEAG). Twee van de maatregelen uit de kabinetsreactie hierop zijn maatregel 28 en maatregel 29.Maatregel 28: Versterken en isolerende maatregelen combinerenMaatregel 29: Isolatieaanpak voor woningen in Groningen en Noord-DrentheWoningeigenaren in de provincie Groningen en Noord-Drenthe kunnen subsidie aanvragen om hun woning te isoleren. Er is in totaal € 1,65 miljard beschikbaar om woningen te isoleren. | | |
Elektrificatie van het spoor tussen Zutphen-Oldenzaal en Almelo-Mariënberg | Mobiliteit | Mobiliteit (Duurzame energiedragers) | Meer informatie | Vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Momenteel rijden op verschillende regionale spoorlijnen in Nederland nog dieseltreinen, welke CO2 en stikstof uitstoten. Het dieseltreinmaterieel op de spoorlijnen Almelo-Mariënberg en Zutphen-Oldenzaal is (bijna) einde levensduur. Om met de nieuwe vervoersconcessie(s) met zero emissie materieel te kunnen rijden, is elektrificatie (aanbrengen van bovenleiding) van deze spoorlijnen noodzakelijk. In 2023 is na uitgebreid onderzoek besloten dat elektrificatie voor deze lijnen de beste verduurzamingsoptie is en bijvoorbeeld niet batterij- of waterstoftreinen. Met het beschikbaar gekomen budget bij het Rijk en het al gereserveerde/nog te reserveren budget bij de provincies Overijssel en Gelderland kan ProRail de planuitwerkingsfase voor deze projecten doorlopen, waarna, na een gezamenlijk realisatiebesluit(en), de beide trajecten geëlektrificeerd kunnen worden door ProRail in de periode tot in principe uiterlijk 2033. De maatregel is aangekondigd bij de voorjaarsnota 2024. | | |
Klimaatenvelop 2019 | Landbouw en Landgebruik | Landbouw en Landgebruik (Landgebruik) | Meer informatie | Onderzoek | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | De beschikbare middelen uit dit instrument zijn te beperkt om de realisatie van het doelbereik te realiseren. Daarom is de klimaatenvelop gericht op het initiëren van initiatieven waaronder de gereedschapskist klimaatslim bosbeheer en financiering van het fonds voor bos op rijksgronden. De kennisprogrammering valt hieronder en gaat door onder het Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP) B4: Bomen, bos en natuur als onderdeel van de Kennis en Innovatieagenda Landbouw, Water en Voedsel. | | |
Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen (stikstof) | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Deze regeling heeft 2 doelen.Het verminderen van de stikstofdepositie (het neerslaan van stikstof) op stikstofgevoelige en met stikstof overbelaste Natura2000-gebieden en voor ruimtelijke ontwikkelingen die gebruik maken van het Stikstofregistratiesysteem (SSRS).Het verminderen van het geluid en verbetering van de luchtkwaliteit door het stimuleren van de aanleg van walstroomvoorzieningen in Nederlandse zeehavens voor de energievoorziening van zeeschepenDeze regeling is bedoeld voor in Nederland gevestigde natuurlijke of rechtspersonen die van plan zijn een walstroomvoorziening te gaan aanleggen in een Nederlandse zeehaven voor de energievoorziening van zeeschepen. | | |
Pilots stikstof vermindering in havens | Mobiliteit | Mobiliteit (Zeevaart) | Meer informatie | Economisch | In voorbereiding | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Pilot batterij-elektrisch varen in havengebieden (€13 mln.)Pilot waterstof bevoorradingsschepen (€20 mln.)Pilot elektrificatie havenmaterieel (€13 mln.)Regelingen zijn in voorbereiding. | | |
Investeringssubsidie maakindustrie klimaatneutrale economie (IMKE) | Elektriciteit|Industrie | Elektriciteit (Hernieuwbaar op Land) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het doel van de IMKE isfinanciële ondersteuning voor de opschaling van productielijnen voorelektrolysers, batterijen en zonnepanelen.De IMKE is opgezet vanuit de NGF-programma’sGroenvermogenNL,SolarNLenMaterialIndependenceandCircularBatteries, dat innovatie voorziet op de gebiedenelektrolysers, zonnepanelen en batterijen.Met de IMKE wordtbeoogdom de opschalingsstap vanscale-ups te ondersteunen. De IMKE betreft een CAPEX-subsidie dat valt onder het verruimde staatssteunkader (Tijdelijke Crisis Steun kader;TemporaryCrisisTransitionFramework; TCTF). De werking van de IMKE betreft een FirstComeFirstServedsubsidie, waarbij aanvragers projectplannen in kunnen dienen voor de opschaling of uitbreiding van productielijnen voorelektrolysers, zonnepanelen of batterijen.Alle kosten die op de balans gezet worden, zijn subsidiabel onder de IMKE. Dit houdt bijvoorbeeld in dat ook FEED-studies subsidiabel zijn. Subsidie De subsidie valt onder het TCTF staatssteunkader, wat inhoudt dat er over het algemeenmaximaal15%steun gegeven mag worden. Dit percentage kan nog verruimd worden, afhankelijk van het geografische gebieden het type bedrijf (grootbedrijf of mkb). De budgetten van de subsidie betreffenvoorelektrolysersmaximaal50mlneuro in 2025;25mlneuro voor zonnepanelen; en 20mlneuro voor batterijen. | | |
Ontwikkelkader Windenergie op Zee | Elektriciteit | Elektriciteit (Wind op Zee) | Meer informatie | Planning | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het doel van het ontwikkelkader windenergie op zee is vooral om -op hoofdlijnen- kaders te stellen aan de vormgeving, aanleg, beschikbaarheid en levensduur van het net op zee. Dit geeft vooraf duidelijkheid aan ontwikkelaars van windparken op zee over de planning van en randvoorwaarden aan de ontwikkeling van windenergie op zee in Nederland.Het ontwikkelkader beschrijft op hoofdlijnen de functionele eisen en het technische concept van het net op zee waarop de windparken worden aangesloten. Het uitgangspunt en beoogde doel zijn daarbij telkens het minimaliseren van de totale kosten van windenergie op zee, dus de kosten van de windparken en het net op zee samen.Het ontwikkelkader bakent tevens de taak voor de netbeheerder van het net op zee, TenneT, af. Op grond van artikel 16e van de Elektriciteitswet 1998 is TenneT verplicht om tweejaarlijks een document op te stellen waarin ze aangeeft welke investeringen noodzakelijk zijn voor het net op zee ter uitvoering van dit ontwikkelkader. Dit om ervoor te zorgen dat TenneT tijdig de aansluiting van de windparken gereed heeft. | | |
Vraagsubsidies hernieuwbare waterstof | Industrie | Industrie (Projectenpijplijn 2030) | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Richtlijn (EU) 2023/2413 betreffende de promotie van energie uit hernieuwbare bronnen bevat een verplichting aan lidstaten voor het gebruik van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO) in de waterstofgebruikende industrie: 42% in 2030 en 60% in 2035 (REDIII art. 22a). De voorkeur subsidieregeling maakt gebruik van de methodiek van de verhandelbare rechten (de HWI’s) van de jaarverplichting. Het voorstel is niet om bedrijven subsidie te geven met als doel om hun normering te halen, maar om bedrijven die onder de normering vallen te stimuleren om méér te doen dan nodig is om aan hun bedrijfsverplichting te voldoen. Voor de regeling is 767 mln. gereserveerd in het Klimaatfonds (na bezuiniging op waterstof n.a.v. HLA).De werking van subsidieregeling is als volgt:1. Producent(en) en gebruiker(s) van hernieuwbare waterstof vormen een consortium.2. Het consortium doet mee aan de HWI-tender, en dient hierbij 3 parameters te specificeren:H: HWI-prijs die overheid betaalt voor HWI’s onder contract;n: looptijd contractA%: Deel HWI’s dat afnemer mag houden3. Gunning vindt plaats op de basis van het laagste rangschikkingsbedrag (R). Formule rankschikkingsbedrag: R = H x n x (100%-A%) Alternatieve SubsidievariantenNaast bovenstaande subsidievariant (HWI-opkoop regeling) worden er ook andere opties in overweging genomen (CfD, Dubbelzijdige veiling, Ruimere OWE). Al deze opties zijn recent onderzocht door Trinomics. De werkgroep buigt zich momenteel over de resultaten hiervan. | | |
Subsidieregeling circulair implementeren en opschalen | Industrie | Industrie (Innovatieroutes) | Meer informatie | Economisch | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De subsidie richt zich op midden- en kleinbedrijven (mkb) of samenwerkingsverbanden van mkb met grootbedrijf die circulaire activiteiten willen ondernemen in de productgroepen: • elektronische en elektrische apparatuur; • textiel; • luier- en incontinentiemateriaal; • herbruikbare bekers en maaltijdverpakkingen; • meubilair.Beoogd is een jaarlijkse besparing van 0,1 Mton CO2-eq.Gebaseerd op artikel 29 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. | | |
Raffinageroute | Industrie | | Meer informatie | | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Inzet van hernieuwbare waterstof(RFNBO’s)in raffinaderijen voor de productie van conventionele transportbrandstoffen en biobrandstoffenals onderdeel van de systematiek Energie Vervoer om aan de RFNBO-subverplichtingenin de sectoren land, binnenvaart, zeevaart en luchtvaart te voldoen. Raffinaderijen krijgen voor de inzet van hernieuwbare waterstof zgn. raffinage reductie-eenheden (RARE’s) die ze kunnen verhandelen aan brandstofleveranciers die onder de jaarverplichting Energie Vervoer vallen en onder meer aan de RFNBO-subverplichtingmoeten voldoen. Via een correctiefactor wordt de directe inzet van RFNBO’sin mobiliteit lonend gemaakt ten opzichte van indirecte inzet via de raffinageroute.Reden om directe inzet te stimuleren is omdat hiermee de CO2-winst ten goede komt aan klimaatdoel mobiliteit in plaats van klimaatdoel industrie. | | |
Verhoging maximumsnelheid rijkssnelwegen naar 130 km/u overdag | Mobiliteit | Mobiliteit (Bestelauto's)|Mobiliteit (Personenauto's) | Meer informatie | Regelgevend | In werkingtreding / Gerealiseerd | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Deze maatregel richt zich op het verhogen van de maximumsnelheid naar 130 km/u op autosnelwegen in beheer van het rijk, waar dit binnen de wettelijke kaders mogelijk is. Invoering van 130 km/u overdag op alle trajecten waar dit voor 2020 het geval was, is door de regels waaraan voldaan moet worden, zoals voor stikstof en geluid, niet realistisch. Voor drie trajecten zijn ontwerp-verkeersbesluiten vastgesteld, die vanaf 22 januari 2025 ter inzage worden gelegd: • A6 tussen aansluiting Lelystad Noord en de Ketelbrug; • A7 Afsluitdijk tussen Stevinsluizen en de Lorentzsluizen; • A7 tussen aansluiting Winschoten en de grens met Duitsland; Het onderzoek voor de A37 tussen knooppunt Holsloot en de aansluiting Zwartemeer is nog niet afgerond.Na vaststelling van de verkeersbesluiten voor de eerste vier trajecten zal van start worden gegaan met het onderzoek naar andere mogelijke trajecten waar de snelheid overdag naar 130 km/u verhoogd kan worden. Vooralsnog geldt als randvoorwaarde dat gekeken wordt naar trajecten waar de maximumsnelheid nu al in de avond en nacht 130 km/uur is èn waar geen extra maatregelen voor stikstof en geluid nodig zijn voor het verhogen van de maximumsnelheid. | | |
Gebiedsinvesteringen voor ruimtelijk inpassen hoogspanningsnet | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Lokale investeringen t.b.v. draagvlak voor hoogspanningsinfrastructuur. De doelgroep betreft de medeoverheid in de regio, waarbij investeringen ten goede komen aan de (toekomstige) inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden, die worden geconfronteerd met de impact van een hoogspanningsproject in het gebied. | | |
Opschaling innovatieve lange termijn elektriciteitsopslag | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het voorstel ‘Opschaling innovatieve flex’ uit MJP 2025 is door de indiener ingetrokken en vervangen door de maatregel ‘Opschaling innovatieve lange termijn elektriciteitsopslag’. Deze nieuwe maatregel richt zich op innovatieve technologieën voor (middel)lange-termijn opslag binnen de elektriciteitsketen. Voor de opslag van elektriciteit zijn Lithium-ion batterijen nu de gangbare technologie. Deze technologie kent echter beperkende eigenschappen. Lithium-ion batterijen hebben een beperkte opslagcapaciteit (MWh) ten opzichte van het vermogen (MW). Dit maakt Lithium-ion batterijen niet geschikt voor (middel)lange-termijn elektriciteitsopslag. Volgens de Routekaart Energieopslag moeten er technieken ontwikkeld worden die beter geschikt zijn voor midden- en lange termijn opslag en anders dan Lithium-ion technologie. Dit is tevens in lijn met het NPE dat stelt dat verbreding nodig is van het huidige technologische innovatie- en opschalingsbeleid naar innovatieve vormen van energieopslag. De maatregel omvat de technologieën die in de Routekaart Energieopslag genoemd worden, zoals Pumped Hydro Storage, vliegwielen, LAES, CAES, ondergrondse pomp accumulatiecentrale, zwaartekracht-gebaseerde opslag en flowbatterijen. Dit zijn verschillende innovatieve technologieën met een hoog-TRL die beter geschikt zijn voor midden- en langetermijnopslag. Daarnaast kunnen deze technieken ook specifieke voordelen kunnen hebben bijvoorbeeld toepassing in combinatie met andere energiedragers (zoals hybride batterijen), minder CO2-uitstoot bij het productieproces, minder afhankelijk van (zeldzame) aardmaterialen en/of veiliger zijn in gebruik. De totale budgetclaim is € 200 mln., gebaseerd op zowel de toekenning van € 40 mln. die was toegekend voor innovatieve flex (die al op de begroting van KGG staat) en een reservering van € 160 mln. uit het MJP 2025 voor innovatieve flex. Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2025: 1. In de regeling is kennisdeling opgenomen als voorwaarde voor subsidie (voldoet nog niet); 2. Duidelijkheid over welk instrument gebruikt wordt (voldoet nog niet); 3. Projecten voor batterijen die vanuit de maatregel verplichtingen batterijen bij zonneparken onder energie-infra subsidie krijgen, kunnen niet ook uit deze regeling subsidie krijgen als dat tot overstimulering leidt (voldoet nog niet); 4. Bij beoordeling van de reservering voor MJP 2026 wordt bezien of o.b.v. de reflectie van PBL voor het MJP 2025 of 2026 het verstandig is aanvullende voorwaarde(n) te stellen t.a.v. de prikkels voor flexibiliteit in de elektriciteitsmarkt (voldoet nog niet). Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2027: de maatregel is ingetrokken en een herzien voorstel is ingediend. De voorwaarden komen daarom te vervallen en worden voor de reservering van € 158,4 mln. voor het MJP 2027 vervangen door de volgende voorwaarden: 1. Projecten voor batterijen die vanuit deze of vanuit deze in combinatie met andere maatregelen, subsidie ontvangen, worden niet overgestimuleerd (voldoet); 2. Aanpassingen in het voorstel op basis van de ervaringen met de eerste tranche (nu al beschikbaar op de KGG-begroting via de DEI+) worden ter goedkeuring voorgelegd aan fondsbeheer (voldoet nog niet). Toelichting: De maatregel is ingediend in een pakket met in totaal drie elektriciteitsmaatregelen. Dit specifieke voorstel richt zich op technologieën voor opslag die die nog verder ontwikkeld moeten worden. De maatregel betreft een herziend uitgewerkt voorstel voor de reservering uit het perceel VFO genaamd 'Flex (opschaling innovatieve flex)'. Het gaat hierbij zowel om de toekenning van € 40 mln. (die al op de begroting van KGG staat) en een reservering van € 160 mln., waarvan 158,4 mln. wordt opgevraagd. Het belang van voldoende elektriciteitsopslag voor zowel de middellange als lange termijn wordt gezien. PBL ziet de nut en noodzaak van verdere ontwikkeling van innovatieve langetermijnopslag, en stelt dat deze maatregel niet door normering vervangen kan worden. PBL bevestigt dat de DEI+ het geëigende instrument lijkt. De eerste tranche wordt op dit moment uitgevoerd (€ 40 mln.). Resultaten van die tranche zijn nodig voor het vervolg van het voorstel. Daarom wordt de resterende € 158,4 mln. opgenomen als reservering. Ook moeten de uitkomsten van de eerste tranche nog bezien en verwerkt worden. | | |
Expertpool energie-infrastructuur: vliegende brigade voor een snellere ruimtelijke inpassing | Elektriciteit | | Meer informatie | Informatie | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Een van de hoofdkeuzes uit het Nationaal Plan Energiesysteem is om maximaal in te zetten op aanbod van duurzame energie en energie-infrastructuur. Daarom moet snel en veel extra energie-infrastructuur worden aangelegd. Eén van de problemen hierbij is dat decentrale overheden onvoldoende capaciteit en kennis hebben om de nodige ruimtelijke ordeningsprocedures snel en zorgvuldig te doorlopen. Dit vertraagt de uitvoering, en daarmee verdwijnen ook de klimaatdoelen voor onder andere de verduurzaming van de industrie uit zicht. Daarom is er op dit moment ondersteuning voor decentrale overheden voor ruimtelijke ordeningsprocedures voor energie-infrastructuur die van nationaal belang is. Dit gaat om kennis en capaciteit van de Expertpool MIEK-PEH, die sinds 2023 operationeel is. Om netcongestie op te lossen moeten er echter ook energie-infrastructuur projecten worden gerealiseerd die geen nationale MIEK-status hebben of die van regionaal niveau zijn (middenspanning). Ook hier is vaak te weinig kennis en capaciteit bij decentrale overheden, en is er behoefte aan flexibele inzet van kennis en capaciteit. Het voorstel betreft een continuering en intensivering van een bestaande maatregel. De bestaande maatregel heeft financiering tot en met 2025. De indiener van het voorstel wil deze maatregel in 2026 voortzetten én uitbreiden qua scope. Het geclaimde budget is € 22,5 mln. Toelichting beoordeling: Maatregel is goed onderbouwd en eerdere resultaten worden inzichtelijk gemaakt. Normaliter worden dergelijke voorstellen vanuit reguliere begroting gedekt, echter gezien de krapte op het elektriciteitsnet en de behoefte aan capaciteit om de problemen daar aan te pakken wordt deze maatregel positief beoordeeld. De claim wordt daarom toegekend. Met dit geld kan de expertpool die bij decentrale overheden procedures versnelt vanuit RVO doorgang vinden. Dit leidt tot concrete versnelling van infraprojecten in het land. Het PBL bevestigt de doelmatigheid van de voortzetting en uitbreiding. | | |
Waarborgfonds Warmtenetten | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Dit voorstel gaat over het oprichten van een waarborgfonds voor warmtenetten. Dit waarborgfonds zal garant staan voor de rente- en aflossingsverplichtingen van warmtebedrijven mits deze aan de selectiecriteria voldoen. Een garantstelling stelt warmtebedrijven in staat meer vreemd vermogen aan te trekken tegen gunstigere voorwaarden. Beoordeling voorwaarden MJP 2025: 1. Het aansluiten bij de nationale subsidieregeling warmtenetten (WIS) door het opnemen van dezelfde kwaliteitseisen als van de WIS (voldaan). 2. Een onafhankelijke toets op de risicoregeling, inclusief risicomodellering, instrumentkeuze (waarborgfonds of andere vorm) en de risico-inventarisatie. Deze moet bevestigen dat het 99%-scenario is geborgd conform maatstaven die ook gelden bij andere waarborgfondsen (WSW, WEW, WFZ). Hierbij wordt uitgegaan van 500.000 aansluitingen (voldoet nog niet); 3. Nu de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (WGIW) is aangenomen, is de gemeentelijke inzet van de WGIW (d.w.z. het gebruik van de aanwijsbevoegdheid) randvoorwaardelijk om een beroep op het fonds te kunnen doen (voldoet nog niet); Beoordeling voorwaarden ontwerp-MJP 2026: de voorwaarden 2 t/m 4 voldoen nog niet. Deze worden vernummerd naar nummer 1 t/m 3. Toelichting: Dit betreft een toekenning onder voorwaarden. Het proces om aan de gestelde voorwaarden te voldoen loopt nog. Nut en noodzaak voor de warmtetransitie worden nog steeds gezien. Naar aanleiding van politieke besluitvorming is het bedrag van € 215,5 met € 41 mln. verlaagd tot € 174,5 mln. ter dekking van het generale beeld voor de Voorjaarsnota 2025. | | |
Normering zakelijke lease per 2027 | Mobiliteit | | Meer informatie | Fiscaal | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Het kabinet versnelt de ingroei van elektrische auto’s door per 2027 de zakelijke leasemarkt te normeren. Uitgangspunt is dat alle auto’s die vanaf dat moment door een werkgever ook voor privégebruik ter beschikking worden gesteld aan de werknemer, volledig emissievrij zijn. De normering wordt vormgegeven via een pseudo-eindheffing in de loonbelasting, met een belastingtarief van 52% over de grondslag voor de bijtelling privégebruik van de auto. De pseudo-eindheffing moet per jaar worden betaald door de werkgever als deze vanaf 2027 een fossiele (niet volledig emissievrije) auto ter beschikking stelt aan de werknemer. Om uitwijkeffecten te voorkomen wordt in de uitwerking van de pseudo-eindheffing tevens bezien of aanpassing van de youngtimerregeling nodig is. De benodigde wetgeving voor de pseudo-eindheffing wordt opgenomen in het pakket Belastingplan 2026.Naar aanleiding van de politieke besluitvorming wordt een deel van de dekking van deze maatregel gefinancierd uit het Klimaatfonds en is opgenomen in het ontwerp-MJP. Eind 2025 wordt een voorstel verwacht van de EC voor Europese normering van de leasemarkt. Indien richting Voorjaarsnota 2026 blijkt dat een deel van de nationale normering hiermee kan vervallen, zal de technische dekking nader worden bezien en eventuele wijzigingen in het Belastingplan 2027 worden meegenomen. Mochten er hiertoe minder middelen nodig zijn, dan vloeien deze terug naar het Klimaatfonds (met een maximum van € 85 mln.) en blijven deze beschikbaar voor verduurzaming van de mobiliteit. | | |
Electric Road Systems | Mobiliteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Electric Road Systems (ERS) maken het al rijdend opladen van elektrische vrachtwagens mogelijk. De financiële middelen voor deze maatregel zullen worden gebruikt om twee ERS-trajecten aan te leggen in Nederland, Daarbij wordt gebruik gemaakt van dynamisch laden door middel van een geleidende bovenleiding (TRL-niveau 8). In oktober 2023 is er in opdracht van het ministerie door TNO een haalbaarheidsstudie gestart naar de aanleg van twee concrete ERS-trajecten (corridors) in Nederland, namelijk Rotterdam – Antwerpen en Rotterdam – Duitsland (A15/Betuweroute). De claim was € 20 mln. Beoordeling voorwaarde MJP 2025: 1. Afronding en positieve uitkomst van de haalbaarheidsstudie van TNO, waaruit ook moet blijken dat er voldoende prikkels zijn voor vervoerders om ook ERS-compatibele vrachtwagens aan te schaffen (voldoet nog niet). Beoordeling voorwaarden ontwerp-MJP 2026: de voorwaarde wordt vervangen door de volgende voorwaarde: 2. Appreciatie van de haalbaarheidsstudie van TNO, waaruit ook moet blijken dat er voldoende prikkels zijn voor vervoerders om ook ERS-compatibele vrachtwagens aan te schaffen en buurlanden ook de benodigde infrastructuur aanleggen op het traject zodat de lijnen internationaal doorlopen (voldoet nog niet). Toelichting: Het rapport dat TNO heeft opgesteld over de ERS is inmiddels ontvangen. Hieruit blijkt dat de kosten voor de aanleg van het systeem terug te verdienen zijn in de tijd, onder voorwaarden. Het rapport gaat niet uitgebreid in op financiële prikkels voor bedrijven om de vrachtwagens aan te schaffen. Het aanschaffen van ERS-materieel aan de vrachtwagen kan mogelijk ook worden gerealiseerd met een uitbreiding van de subsidieregeling ten bate van aanschaf zero-emissietrucks. Hierbij is wel een mogelijk risico dat de aanleg van de infrastructuur later gerealiseerd wordt dan de aanschaf van trucks. De uitwerking van de maatregel en de verkenning van o.a. afhankelijkheid van omliggende landen is namelijk nog niet afgerond. Het is daarom te vroeg om nu al een besluit te nemen over de voorwaarde. De toekenning onder voorwaarden wordt daarom behouden, waarbij de voorwaarde wordt aangescherpt. | | |
Elektrisch aangedreven Friese Waddenveren | Mobiliteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De maatregel betreft een investeringssubsidie voor de realisatie van elektrische netaansluitingen en elektrische laadinfrastructuur in de havens van de veerboten tussen de Friese Waddeneilanden en het vaste land: Harlingen, Vlieland, Terschelling, Holwert, Ameland en Lauwersoog (een aansluiting op Schiermonnikoog is naar verwachting niet nodig). Met deze aansluitingen kunnen de veerboten tussen de Friese Waddeneilanden en het vasteland door de reders geëlektrificeerd worden, hetgeen leidt tot zero emissies. De nieuwe concessies, waarin de directie OV en Spoor emissiereductiedoelen wil opnemen waarvoor batterij-elektrisch de beste oplossing lijkt, moeten in 2029 ingaan. Zonder deze versterking van de laadinfrastructuur kan in de concessies, die in 2029 in moeten gaan, niet reëel zero-emissie worden uitgevraagd. De budgetclaim bedraagt € 75 mln. Beoordeling voorwaarden ontwerp-MJP 2026: 1. Een nadere uitwerking van de financiële PxQ-onderbouwing (voldaan); 2. Duidelijkheid over de vergoeding van de structurele kosten die niet uit het Klimaatfonds worden gedekt (voldaan). Toelichting beoordeling: De maatregel ziet op het verduurzamen van (een deel van) de Waddenveren. Het gaat om aanleg van de laadinfra. Het was initieel onduidelijk wat de exacte claim was. en de alternatieven voor financiering waren nog niet volledig uitgewerkt. Het PBL beoordeelt de maatregel positief door de mogelijkheid van elektrificatie (zodat biobrandstoffen voor moeilijker elektrificeerbare trajecten beschikbaar blijven) en de bijdrage aan reductie van NOx- en fijnstofemissies. Nadere informatie van de indiener geeft aan dat € 50 mln. als minimaal bedrag benodigd is om alle Waddenveren te elektrificeren. Daarom wordt € 50 mln. toegekend. | | |
Normeren en stimuleren van slimme energie-intensieve apparaten | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Normeren van slimme apparaten, stimuleren van de technische ontwikkeling door de markt en vergroten van bewustzijn over flexibel elektriciteitsverbruik bij huishoudens. | | |
Stopcontact op land | Mobiliteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Bij Stopcontact op land gaat het om het realiseren van een aansluiting op de verzorgingsplaatsen (tankstations langs de snelwegen) zodat uit de laadinfrastructuur ook stroom komt om voertuigen op te kunnen laden. Vanuit efficiencyoverwegingen en ten behoeve van het voorkomen van extra netverzwarende activiteiten dient daarbij de aanleg en het beheer van het stopcontact door het Rijk te gebeuren. Rijkswaterstaat is de uitvoerder van deze maatregel. Deze maatregel is nodig en randvoorwaardelijk om invulling te kunnen geven aan de verwachte vermogensvraag op de verzorgingsplaatsen. Tevens wordt met deze maatregel invulling gegeven aan de Europese regelgeving (AFIR). Laadinfra is randvoorwaardelijk voor de aanschaf van elektrische voertuigen, om zo deze CO₂-reductie mogelijk te maken. Het betreft bij Stopcontact op land alle snellaadinfrastructuur langs het hoofdwegennet. Beoordeling voorwaarden ontwerp-MJP 2026: 1. Voldoende voortgang met invoering normering lease en aanpassing en implementatie van jaarverplichting in het Besluit Energie Vervoer zodat in totaal 1,5 Mton aanvullende reductie wordt gerealiseerd (voldoet nog niet); 2. De middelen worden in een passend kasritme gezet (voldoet nog niet). Toelichting: De maatregel is oorspronkelijk afgewezen in deze vorm. Er wordt momenteel nog een pilot uitgevoerd, waardoor het te vroeg lijkt om al op te schalen naar direct honderd plekken. De uitkomsten van deze pilot dienen eerst afgewacht te worden zodat een doelmatig vervolg uitgewerkt kan worden. Naar aanleiding van de politieke besluitvorming wordt de maatregel voor een lager bedrag (€ 65,5 mln.) alsnog opgenomen in het ontwerp-MJP 2026, zodat gestart kan worden met de aanpak. Er worden voorwaarden gesteld, die zien op voldoende voortgang op de afgesproken mobiliteitsmaatregelen bij de Voorjaarsbesluitvorming 2025. | | |
Pakket noodmaatregelen netcongestie | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Versnellingsmaatregelen die knelpunten wegnemen in de realisatie van laag-, midden- en hoogspanningsprojecten. De doelgroep betreft de Rijksoverheid waarmee het Rijk extra personeel aan kan nemen t.b.v. regie op het versnellen van vermindering van netcongestie. | | |
Projectaanpak netcongestie | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Om netcongestie aan te pakken zet het kabinet in op sneller bouwen, naast beter benutten en slimmer inzicht. Op basis hiervan zet het ministerie van KGG in op een generieke aanpak én een projectaanpak. Het kabinet wil voor in totaal 25 projecten met landelijke dekking meer regie én aanvullende gebiedscompensatie om tot een aanvullende versnelling (bovenop de generieke aanpak) te komen. De ambtelijke inschatting van het beoogde effect van deze projectaanpak is een aanvullende tijdswinst van tot 18 maanden voor de 25 meest prangende netcongestieprojecten. De gebiedscompensatie is aanvullend op de maatregel gebiedsinvesteringen. Voor de projectaanpak zijn aanvullende middelen voor gebiedscompensatie voor de 25 projecten (110-150KV) nodig die urgent zijn vanwege netcongestie. Het kabinet wil op 2 á 3 projecten per provincie een projectaanpak t.b.v. aanpak netcongestie. Nadere toewijzing van de € 50 mln. aan de personele capaciteit en gebiedsinvesteringen, nadere onderbouwing van de PxQ’s, de additionaliteit van de middelen vanuit het Rijk en een doelmatige verhouding met financiering vanuit de medeoverheden (voldoet nog niet). | | |
Onderwegpas openbaar vervoer | Mobiliteit | | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De Onderwegpas is een nieuw landelijk reisproduct en biedt kwetsbare huishoudens de mogelijkheid om gedurende de daluren betaalbaarder van alle openbaar vervoer in Nederland gebruik te maken. De Onderwegpas is geldig in bus, tram, metro én trein. De pas levert een positieve bijdrage aan de mogelijkheid voor kwetsbare groepen om te blijven functioneren in een samenleving in transitie naar klimaatneutraliteit, omdat ze in substantiële mate geldelijk gecompenseerd worden in hun mobiliteitsbehoefte. Daardoor kunnen zij volwaardig (blijven) participeren in de samenleving en worden ze niet door de ETS2-richtlijn benadeeld. Beoordeling voorwaarden MJP 2027: 1. Nadere uitwerking en afstemming van de maatregel met daarin een duidelijke P*Q-onderbouwing en realistische reeks van de middelen (voldoet nog niet); 2. De middelen komen niet vrij als de middelen in het Social Climate Fund niet vrijkomen (voldoet nog niet). Toelichting: Naar aanleiding van de politieke besluitvorming wordt deze maatregel gereserveerd voor het MJP 2027. De pas zorgt ervoor dat ook kwetsbare huishoudens gebruik kunnen (blijven) maken van het openbaar vervoer. Op deze manier wordt een duurzaam vervoersoptie bereikbaarder voor alle mensen. Er dient nog verdere uitwerking plaats te vinden. Dit wordt opgenomen als voorwaarde. Ander aandachtspunt betreft de samenhang met het Social Climate Fund. Als de maatregel daar geen doorgang vindt, worden de middelen uit het Klimaatfonds ook niet vrijgegeven. IenW kan hier voor een volgend Meerjarenprogramma een nieuw voorstel voor indienen voor het verduurzamen van mobiliteit. | | |
Uitvoeringskosten provincies | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Provincies en gemeenten dragen actief bij aan een zekere, betaalbare energievoorziening. De berekening van de op de begroting van het ministerie van KGG beschikbare uitvoeringsmiddelen voor gemeenten en provincies is gebaseerd op het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur van 25 januari 2021. De taken voor gemeenten en provincies op het gebied van klimaat en energie zijn afgelopen jaren fors toegenomen. In een evaluatie in 2024 berekende de ROB een toename aan benodigde capaciteit van 45%. En met name bij provincies zijn relatief veel nieuwe taken ontstaan op het gebied van het aanpakken van netcongestie, opstellen van energievisies, afstemmen vraag en aanbod van energie, integraal programmeren en opstellen provinciale Meerjaren Investeringsprogramma’s Energie en Klimaat. Deze middelen dragen bij aan de uitvoering door provincies. | | |
Duurzame luchtvaartbrandstoffen (E-fuels) | Mobiliteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De maatregel betreft een investeringssubsidie voor (pre-)commerciële fabrieken voor de productie van e-fuels voor de luchtvaart. Dit is een uitwerking van een voorstel uit het MJP 2024. Vorig jaar is reeds een innovatiesubsidie toegekend voor € 60 mln. Voorwaarde voor toekenning is kennisdeling en het uitsluiten van overlap met de NIKI, alsmede een evaluatie van het innovatieprogramma en waar nodig aanpassing aan de regeling voor de investeringssteun. De budgetclaim is € 150 mln. Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2025: 1. In de regeling is kennisdeling opgenomen als voorwaarde voor subsidie (voldoet nog niet); 2. Projecten die in aanmerking komen voor stimulering kunnen niet voor dezelfde claim gebruikmaken van de NIKI (voldoet nog niet). Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2027: Voorwaarden 1 en 2 worden gehandhaafd. Een derde voorwaarde wordt toegevoegd: 1. In de regeling is kennisdeling opgenomen als voorwaarde voor subsidie (voldoet nog niet); 2. Projecten die in aanmerking komen voor stimulering kunnen niet voor dezelfde claim gebruikmaken van de NIKI (voldoet nog niet); 3. Een evaluatie van het innovatieprogramma en eventuele aandachtspunten daaruit verwerken in de opvraging van de reservering (voldoet nog niet). Toelichting: Het voorstel betreft een verzoek tot behoud van de reservering. De eerste toekenning van € 60 mln. is echter nog niet uitgevoerd. Ook is er nog veel onduidelijk over de verdere uitvoering van de maatregel en de uiteindelijke productie die in Nederland gerealiseerd kan worden. Deze duidelijkheid lijkt niet op korte termijn te komen. Naar aanleiding van de reflectie van het PBL wordt indiener geadviseerd het innovatieprogramma te evalueren en eventuele aandachtspunten te verwerken in de opvraging van de reservering. | | |
Hervorming ASB | Industrie | | Meer informatie | Fiscaal | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | Hervorming afvalstoffenbelasting (met een taakstellende opbrengst): hierbij wordt onder andere gekeken naar afschaffen van vrijstellingen en verhoging van het tarief voor storten met ontheffing. (deze maatregel wordt opgenomen in het pakket Belastingplan 2026). Tevens wordt de ASB verhoogd (in combinatie met aanscherping van de CO2-heffing voor AVI's) om het resterende deel van de voor de polymerenheffing ingeboekte inkomsten te realiseren, tenzij de Plastictafel voor aanvang van de augustusbesluitvorming van 2025 tot een uitvoerbaar en gedragen alternatief beprijzend voorstel is gekomen dat past binnen de afgesproken randvoorwaarden. | | |
Opschaling nieuwe aandrijftechnologieën luchtvaart | Mobiliteit | | Meer informatie | Onderzoek | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De maatregel richt zich op het verstrekken van subsidies om opschaling van innovatieve aandrijftechnologieën in de luchtvaart te ondersteunen, zoals batterij-elektrisch, waterstof-elektrisch en waterstofverbrandingsmotoren. De maatregel sluit aan op het advies van PBL om een plan te maken voor beleid omtrent ontwikkeling en commercialisatie van waterstofvliegtuigen, bijvoorbeeld door middel van stimulerende maatregelen. Zowel voor de toepassing van de nieuwe aandrijftechnieken als de daarbij behorende infrastructuur op luchthavens. Deze technologieën hebben het potentieel om een aanzienlijke klimaateffect (zowel CO2 alsook een niet-CO2 klimaateffect) te realiseren, vooral op korte en middellange afstanden. De maatregel beoogt opschalingsbarrières weg te nemen en de marktpenetratie van duurzame vliegtuigtechnologie te versnellen. Het doel is om vanaf 2026 de luchtvaartsector klaar te maken voor de introductie van deze nieuwe schone innovatieve vliegtuigtypen. De maatregel is opgesplitst in 2 fases. De eerste fase betreft fieldlabs op luchthavens, waar innovatie-infrastructuur beschikbaar wordt gesteld voor de samenwerking tussen maakindustrie, kennisinstellingen, luchthavens en luchtvaartmaatschappijen. Het biedt ruimte voor testen van de nieuwe aandrijftechnieken en vergt een investering van ongeveer € 20 mln. Mits de fieldlabs succesvol blijken zou vervolgondersteuning in fase 2 kunnen starten, waarvoor naar schatting € 180 mln. nodig is; wanneer de eerste toestellen commercieel beschikbaar zijn (verwachting ca. 2030), is de subsidie gericht op het stimuleren van luchtvaartmaatschappijen, luchthavens en eigenaren in de GA/BA sector om deze nieuwe technologieën te kunnen adopteren. De totale budgetclaim is € 200 mln. Toelichting beoordeling: PBL constateert dat het verstandig is te beginnen met een plan voor de ontwikkeling van toepassing van waterstof in de luchtvaart. Dit ziet dan op de pilotfase van het voorstel. Een onderbouwing voor de gevraagde € 65 mln. voor de gehele fase 1 ontbreekt. Daarom wordt alleen de gevraagde € 20 mln. t.b.v. de subsidieregeling voor pilots toegekend. Hierbij geldt dat de pilot, mede naar aanleiding van het advies van PBL, idealiter zo veel mogelijk internationaal moet worden opgepakt, omdat de luchtvaart ook een internationale sector is. | | |
iDSR incl. subsidievoorwaarde flexcontract | Elektriciteit|Industrie | | Meer informatie | Onderzoek | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het doel van het voorstel is om de totale capaciteit van industrial Demand Side Response (iDSR) te verhogen. iDSR houdt in dat industriële partijen worden gestimuleerd om flexibiliteit te creëren aan de vraagkant van het elektriciteitssysteem. De beoogde regeling is een combinatie van subsidies voor kennisontwikkeling en een CAPEX-subsidie. Er wordt subsidie verleend voor flexibiliteitsscans, ontwerp voor procesflexibiliteit en CAPEX-subsidie voor het realiseren van de flexibiliteit. Er wordt hiervoor € 256 mln. gevraagd (€ 64 mln. per jaar gedurende vier jaar) waarmee met € 300.000 per project in totaal 425-1700 MW flexibiliteit gerealiseerd zou moeten worden. Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2027: 1. Het voorstel dient ten aanzien van de hoogte en vormgeving van de subsidie verder uitgewerkt te worden. Dit wordt afgestemd met fondsbeheer (voldoet nog niet); 2. In de regeling wordt de voorwaarde opgenomen dat de subsidieontvanger een flexibel elektriciteitscontract heeft. De regelingstekst wordt voorgelegd aan fondsbeheer (voldoet nog niet). Toelichting: De maatregel is een herzien voorstel voor de toekenning en reservering uit MJP 2025 uit het perceel Energie-infrastructuur genaamd 'batterijverplichting bij zonneparken'. De maatregel is ingediend in een pakket met in totaal drie elektriciteitsmaatregelen. De maatregel moet nog verder worden uitgewerkt in zowel vormgeving als financiële onderbouwing. Dit voorjaar wordt een soortgelijke subsidieregeling opengesteld bij de RVO (subsidie Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e)). Deze subsidieregeling zou na 2026 – in aangepaste vorm – mogelijk kunnen dienen als vehikel om deze maatregel uit te voeren. Daarvoor zouden de uitkomsten van deze openstelling kunnen worden meegenomen in de verdere uitwerking van deze maatregel. Dit wordt dan ook als voorwaarde opgenomen. Hierbij dienen de overwegingen van het PBL ten aanzien van de verdeling tussen kennisdeling en CAPEX, hoogte van het subsidiebedrag en de potentiële overlap met de SDE++ meegenomen te worden. Naar aanleiding van de politieke besluitvorming wordt er een subsidievoorwaarde opgenomen die verplicht tot flexibel contract met de netbeheerder (bijvoorbeeld een capaciteitsbeperkend contract, tijdsblok-gebonden contract, met afspraken over maximaal verbruik). Dit verlicht netcongestie en zorgt ervoor dat het bedrijf ook daadwerkelijk de gecreëerde flexibiliteit inzet. Deze voorwaarde verhoogt dus de doelmatigheid van de subsidie. De middelen worden gereserveerd (€ 218,5 mln.). De dekking van deze maatregel komt uit de vervallen toekenning en reservering van de maatregel ‘batterijverplichting bij zonneparken uit het perceel energie-infrastructuur. Naar aanleiding van politieke besluitvorming is de toekenning van € 218,5 mln. met € 19,6 mln. verlaagd tot € 198,9 mln. ter dekking van het generale beeld voor de Voorjaarsnota 2025. | | |
Aramis volloop | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het voorstel vraagt om financiering om het vollooprisico te mitigeren van de CCS projecten Aramis en CO2next. Omdat de markt nog in een vroege fase van ontwikkeling is, zijn er risico’s die marktpartijen als een barrière zien om de investeringsbeslissing te nemen. Het voorstel betreft een nog niet uitgewerkte garantieregeling of lening om deze risico’s weg te nemen. Er wordt voor dit voorstel in totaal € 412 mln. geclaimd voor Aramis en CO2next. Beoordeling voorwaarden toekenning ontwerp-MJP 2026: 1. Er moet duidelijkheid zijn over de precieze deelname van EBN (en Gasunie) in Aramis (voldoet nog niet); 2. Instrumentering van het voorstel is goed afgewogen (garantstelling of lening) en er is goed onderzocht voor welk bedrag het vollooprisico minimaal moet worden afgedekt (voldoet nog niet); 3. Er komt een integraal overzicht van de verschillende overheidsmiddelen ten behoeve van Aramis (inclusief SDE++), waarbij de doelmatigheid van middelen vanuit het Klimaatfonds ten opzichte van het beoogde doel worden afgewogen (voldoet nog niet). Toelichting: Het Aramis project kan substantieel bijdragen aan de reductiedoelstelling voor 2030 voor de industrie. Er is daarom besloten om een toekenning onder voorwaarden op te nemen voor het afdekken van het vollooprisico om doorgang van Aramis te borgen. Er zijn nog enkele openstaande zaken met betrekking tot de invulling. Zo is er nog geen duidelijkheid over hoe de deelname van EBN en Gasunie er precies uit gaat zien. Er zijn mede daarom een aantal voorwaarden geformuleerd, bij Miljoenennota 2026 zal bezien worden of hieraan voldaan is en de middelen kunnen worden toegekend. Het PBL is expliciet gevraagd te reflecteren op de afruil tussen de reserveringen voor Aramis en de daarvoor omgebogen middelen voor de maatwerkafspraken, NIKI en DEI+, ook in het licht van inzet op emissiereductie op korte termijn en op lange termijn. Het PBL stelt dat deze afweging lastig te maken is, onder andere omdat het nog onduidelijk is hoe de middelen voor maatwerk worden ingezet en of deze doelmatiger zijn. PBL geeft aan dat bij de maatwerkafspraken kosteneffectievere maatregelen kunnen zitten die bovendien sneller CO2-reductie kunnen bereiken, maar dat het ook zou kunnen dat deze maatregelen pas op langere termijn effect bereiken. Met betrekking tot de CO2-opslagprojecten van Aramis en CO2Next geeft PBL aan dat deze al in ontwikkeling zijn en enige mate van zekerheid bieden over de hoeveelheid en tijdigheid van de beoogde CO2-besparing. PBL stelt dat de verwachte CO2-reductie van het Aramis project plausibel is, maar kent geen zelfstandig reductie-effect toe aan dit voorstel omdat het voorstel zich op infrastructuur richt en daarmee randvoorwaardelijk van aard is. | | |
Verkenning pilot stimuleren verduurzaming via Nationale Hypotheek Garantie | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Een experiment met de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) zal worden uitgevoerd, waarbij woningeigenaren die gebruik maken van de NHG bij aankoop van een woning of aanpassing van een bestaande hypotheek gestimuleerd worden met een rentekorting wanneer zij hun woning met slecht (EFG) label verduurzamen.Voorwaarden voor doorgang van dit experiment zijn: i) een analyse door de actuaris van NHG die aantoont dat de gevolgen geen significant negatief effect hebben op het risicoprofiel van NHG, omdat er anders een dekkingsprobleem ontstaat. De wens is namelijk dat het niet leidt tot een verhoging van de provisie van de NHG. ii) dat het toetsingskader risicoregelingen wordt doorlopen. | | |
Deelname EBN in CCS-infrastructuur (CO2-transport en -opslag) | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De maatregel betreft het zeker stellen van de financiële uitvoerbaarheid van de mede-investering door de beleidsdeelneming EBN in grootschalige CO2-afvang, -transport en -opslagprojecten. Het voorgestelde middel hiervoor is een kapitaalstorting van € 823 mln. voor EBN. EBN kan hiermee deelnemen in de Aramis CO2-transportbuis, Aramis CO2-opslagprojecten en toekomstige CO2-opslagprojecten. Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2027: 1. Er moet duidelijkheid zijn over de precieze deelname van EBN (en Gasunie) in Aramis en over de vormgeving van eventueel benodigde ondersteuning. Indien EBN niet deelneemt, of de ondersteuning minder middelen behoeft, komt de reservering te vervallen of wordt deze verlaagd (voldoet nog niet); 2. Alleen het deel dat noodzakelijk benodigd is voor het deel van de realisatie van Aramis wordt toegekend (voldoet nog niet); 3. Er wordt kapitaal gedekt voor maximaal een A-(minus) rating van EBN (conform nota deelnemingenbeleid) (voldoet nog niet); 4. Er komt een integraal overzicht van de verschillende overheidsmiddelen ten bate van Aramis (inclusief de SDE++), waarbij de doelmatigheid van middelen vanuit het Klimaatfonds ten opzichte van het beoogde doel worden afgewogen (voldoet nog niet). | | |
Verkenning borging warmtepompen | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Onderzoek | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Op het moment dat mensen hun cv-ketel moeten vervangen, is en blijft de (hybride) warmtepomp een zeer aantrekkelijke optie die de energierekening omlaag brengt en de woning niet meer/beperkter afhankelijk maakt van aardgas. De opschaling van warmtepompen blijven we daarom stimuleren met de ISDE. De ISDE wordt verder geoptimaliseerd op basis van de aanbevelingen uit de recente evaluatie en het rapport van de Algemene Rekenkamer. Warmtepompen in warmtenetgebieden worden uitgesloten van subsidie (indien uitvoerbaar en juridisch houdbaar). Nu de normering warmtepomp niet doorgaat, onderzoeken we hoe we aanvullend in de toekomst kunnen borgen dat er op natuurlijke vervangingsmomenten van de cv-ketel zoveel mogelijk wordt overgestapt op een duurzaam alternatief. Hiermee wordt de warmtepomp de nieuwe standaard bij vervanging van de cv-ketel. De middelen voor de ISDE die waren gekoppeld aan eerder voorgenomen normering van de warmtepomp blijven gereserveerd. | | |
Algemene reservering energie-infrastructuur | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Naar aanleiding van de politieke besluitvorming wordt een algemene reservering gemaakt voor infrastructuurprojecten van € 445 mln. Het doel van deze reservering is om infrastructurele projecten te financieren die bijdragen aan het energiesysteem. | | |
Normering van gebouwen met een industriefunctie | Industrie|Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het normeren van de industriefunctie voor gebouwen (de zogeheten minimale energieprestatie-eisen) is onderdeel van de implementatie van EU-regels (EPBD IV), waarbij richting 2050 voor alle gebouwtypen eisen aan de energieprestatie gesteld moeten worden. Het is belangrijk om ook voor eigenaren van deze gebouwen duidelijkheid te bieden. In de praktijk gaat het hier in veel gevallen om bedrijfshallen. Bij de invoering zal worden geborgd dat de maatregel niet leidt tot onnodige regeldruk of dubbele lasten. Dit betekent onder andere dat bij de invoering van deze eisen in overleg met het ministerie van KGG harmonisatie zal plaatsvinden met de bestaande energiebesparingsplicht. Daarnaast zal een uitzondering worden opgenomen voor die situaties waar de investering relatief hoog is, terwijl er maar weinig bespaard kan worden op de energierekening. Verder is het van belang dat er voldoende flankerend beleid is om MKB-bedrijven te ondersteunen. | | |
Meetstandaard waterstof | Elektriciteit | | Meer informatie | Informatie | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De realisatie van een primaire meetstandaard voor waterstof zodat waterstof die wordt ingevoed in het transportnet en onttrokken wordt aan het transportnet eenduidig kan worden gemeten. Dit is een randvoorwaarde voor het functioneren van de waterstofmarkt, de ontwikkeling van een duurzame waterstofketen en ook voor het uitkeren van productiesubsidies. Zonder deze meetstandaard is er onzekerheid over het meten van waterstofvolumes en kunnen de andere investeringen in waterstof uit het Klimaatfonds hierdoor vertraging oplopen. | | |
Subsidieregeling Schone en emissieloze Landbouwwerktuigen (voorheen: aanvullende maatregelen ter verduurzaming van de landbouw) | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Naar aanleiding van de politieke besluitvorming bij Voorjaarsnota 2024 is een nieuwe maatregel opgenomen in het ontwerp-MJP 2025 voor de verduurzaming van de landbouw, bijvoorbeeld van landbouwvoertuigen, naar aanleiding van de opt-in ETS2 voor de landbouw. Het betreft een subsidieregeling voor de verduurzaming van landbouwwerktuigen. Hierbij kunnen ondernemers een subsidie aanvraag doen voor aanschaf of ombouw tot een duurzaam, toekomstbestendig landbouwwerktuig. De opties waar deze regeling zich op richt zijn elektrificatie en gasmotoren geschikt voor biogas of waterstof. Beoordeling voorwaarden MJP 2026: 1. Goedkeuring van de opt-in ETS2 voor de landbouw door de Europese Commissie (voldoet). 2. Uit de eerste tender van de regeling blijkt voldoende animo, dat wil zeggen dat RVO bevestigt dat toekomstige rondes van de tender succesvol kunnen zijn (voldoet nog niet); 3. Voorwaarde voor de resterende middelen is dat de resultaten van de eerste tender worden gebruikt voor verbetering van de volgende tenders. Hierbij worden in ieder geval de toekenningspercentages per route (elektrificatie en biogas) betrokken (% toegekende subsidies t.o.v. het totaal aangevraagde bedrag per route). De regeling wordt evt. herzien om deze zo doelmatig mogelijk (€/CO2-reductie) in te richten. Hierbij zal worden gekeken naar de verdeling van het budget over de twee routes en het subsidiepercentage per route (voldoet nog niet). Toelichting: De eerder toegekende € 10 mln. wordt overgeheveld naar de begroting van LVVN. De toekenning onder voorwaarden blijft staan. Na het uitvoeren van de pilot (de € 10 mln.) wordt bezien of aan de voorwaarden voor de resterende € 67 mln. wordt voldaan. De EC is in de zomer van 2024 akkoord gegaan met de opt-in. Indien het kabinet, na afronding akkoord van de EC, besluit de opt-in niet door te voeren, vloeien alle middelen terug naar het fonds. | | |
Randvoorwaarden glastuinbouw | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Naar aanleiding van de politieke besluitvorming wordt een reservering gemaakt voor van € 200 mln. voor randvoorwaarden om de glastuinbouw verder te helpen in de transitie met onder andere warmte en betaalbare elektriciteit. Dit randvoorwaardenpakket wordt verder uitgewerkt met de sector en met Prinsjesdag 2025 gepresenteerd. | | |
Maatregelen Ministeriële Commissie Economie en Natuur (MCEN) | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | In de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel wordt gewerkt aan een maatregelenpakket om de stikstofproblematiek op te lossen. De maatregelen die in de landbouw een stikstofreductie realiseren, hebben veelal ook een klimaateffect. De besluitvorming over deze maatregelen loopt via de MCEN waarover de Kamer [op korte termijn] wordt geïnformeerd. In het Regeerprogramma is afgesproken dat het kabinet vasthoudt aan de bestaande klimaat- energieafspraken. Onderdeel van de eerder gemaakte afspraken zijn de sectorale restemissiedoelen voor landbouw (17,9 Mton in 2030 inclusief Glastuinbouw) en Landgebruik (1,8 Mton in 2030). | | |
Aanpassing tarief CO2-heffing conform convenant | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Fiscaal | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Vanwege het brede belang van de bijmengverplichting voor een robuust toekomstig energiesysteem, het verdienvermogen en stikstof- en methaanreductie in de landbouw en het aanbod van duurzame CO2 gaat het kabinet door met de reeds afgesproken bijmengverplichting. Om tegemoet te komen aan de lastenstijging wordt de verplichting wel verlaagd (met 25%) en pas vanaf 2027 ingevoerd. Daarbij stelt het kabinet zichzelf de voorwaarde dat de glastuinbouw volledig gecompenseerd wordt voor de extra lasten met staatssteungoedkeuring en binnen de grenzen van het herstel- en veerkrachtplan én stelt het € 200 mln. uit het Klimaatfonds beschikbaar voor randvoorwaarden om de glastuinbouw verder te helpen in de transitie met o.a. warmte en betaalbare elektriciteit. Dit randvoorwaardenpakket wordt verder uitgewerkt met de sector en met Prinsjesdag 2025 gepresenteerd. Omdat de glastuinbouw niet uitgezonderd kan worden van ETS2 wordt het CO2-heffingssysteem per 2027 vervangen door een ETS2 opt-in, waarvoor de sector ook gecompenseerd wordt tot de hoogte van het nieuwe tarief voor de CO2-heffing die nodig is om het 2030 restemissiedoel van de sector (4,3 Mton) met voldoende zekerheid te halen (42,5 euro/ton CO2, definitieve doorrekening in augustus). Bij uitzondering wordt voor de glastuinbouw binnen de SDE voor bestaande projecten niet gecorrigeerd voor de ETS2 opt-in, omdat bedrijven hier rekening mee hebben gehouden bij het aanvragen van subsidie.Ruim voor 2030 gaat het kabinet in gesprek met de sector over nieuwe afspraken voor na 2030 om de balans in stimuleren, normeren en beprijzen voort te zetten. | | |
Envelop compensatie glastuinbouw | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Vanwege het brede belang van de bijmengverplichting voor een robuust toekomstig energiesysteem, het verdienvermogen en stikstof- en methaanreductie in de landbouw en het aanbod van duurzame CO2 gaat het kabinet door met de reeds afgesproken bijmengverplichting. Om tegemoet te komen aan de lastenstijging wordt de verplichting wel verlaagd (met 25%) en pas vanaf 2027 ingevoerd. Daarbij stelt het kabinet zichzelf de voorwaarde dat de glastuinbouw volledig gecompenseerd wordt voor de extra lasten met staatssteungoedkeuring en binnen de grenzen van het herstel- en veerkrachtplan én stelt het € 200 mln. uit het Klimaatfonds beschikbaar voor randvoorwaarden om de glastuinbouw verder te helpen in de transitie met o.a. warmte en betaalbare elektriciteit. Dit randvoorwaardenpakket wordt verder uitgewerkt met de sector en met Prinsjesdag 2025 gepresenteerd. Omdat de glastuinbouw niet uitgezonderd kan worden van ETS2 wordt het CO2-heffingssysteem per 2027 vervangen door een ETS2 opt-in, waarvoor de sector ook gecompenseerd wordt tot de hoogte van het nieuwe tarief voor de CO2-heffing die nodig is om het 2030 restemissiedoel van de sector (4,3 Mton) met voldoende zekerheid te halen (42,5 euro/ton CO2, definitieve doorrekening in augustus). Bij uitzondering wordt voor de glastuinbouw binnen de SDE voor bestaande projecten niet gecorrigeerd voor de ETS2 opt-in, omdat bedrijven hier rekening mee hebben gehouden bij het aanvragen van subsidie.Ruim voor 2030 gaat het kabinet in gesprek met de sector over nieuwe afspraken voor na 2030 om de balans in stimuleren, normeren en beprijzen voort te zetten. | | |
Afschaffen CO2-heffing glastuinbouw per 2027 | Landbouw en Landgebruik | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (MINLVVN) | Vanwege het brede belang van de bijmengverplichting voor een robuust toekomstig energiesysteem, het verdienvermogen en stikstof- en methaanreductie in de landbouw en het aanbod van duurzame CO2 gaat het kabinet door met de reeds afgesproken bijmengverplichting. Om tegemoet te komen aan de lastenstijging wordt de verplichting wel verlaagd (met 25%) en pas vanaf 2027 ingevoerd. Daarbij stelt het kabinet zichzelf de voorwaarde dat de glastuinbouw volledig gecompenseerd wordt voor de extra lasten met staatssteungoedkeuring en binnen de grenzen van het herstel- en veerkrachtplan én stelt het € 200 mln. uit het Klimaatfonds beschikbaar voor randvoorwaarden om de glastuinbouw verder te helpen in de transitie met o.a. warmte en betaalbare elektriciteit. Dit randvoorwaardenpakket wordt verder uitgewerkt met de sector en met Prinsjesdag 2025 gepresenteerd. Omdat de glastuinbouw niet uitgezonderd kan worden van ETS2 wordt het CO2-heffingssysteem per 2027 vervangen door een ETS2 opt-in, waarvoor de sector ook gecompenseerd wordt tot de hoogte van het nieuwe tarief voor de CO2-heffing die nodig is om het 2030 restemissiedoel van de sector (4,3 Mton) met voldoende zekerheid te halen (42,5 euro/ton CO2, definitieve doorrekening in augustus). Bij uitzondering wordt voor de glastuinbouw binnen de SDE voor bestaande projecten niet gecorrigeerd voor de ETS2 opt-in, omdat bedrijven hier rekening mee hebben gehouden bij het aanvragen van subsidie.Ruim voor 2030 gaat het kabinet in gesprek met de sector over nieuwe afspraken voor na 2030 om de balans in stimuleren, normeren en beprijzen voort te zetten. | | |
Nationale deelneming Warmte | Gebouwde Omgeving | Gebouwde omgeving (Gebiedsgerichte aanpak) | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In het wetsvoorstel voor de Wet collectieve warmte (Wcw) is opgenomen dat een meerderheid van de aandelen van een warmtebedrijf in publieke handen moet zijn. De regie voor de warmtetransitie ligt bij de gemeenten, maar naar verwachting ontbreekt het veel gemeenten aan kapitaal, capaciteit en kennis om zelfstandig warmtebedrijven op te richten. Met de inzet van een nationale deelneming kunnen medeoverheden worden ondersteund. Er is hiervoor € 1,4 mld. tot € 4,2 mld. nodig, afhankelijk van of het voorstel wordt gecombineerd met een Waarborgfonds of niet. De middelen tot 2030 worden nu gevraagd uit het Klimaatfonds, dit bedraagt € 225 mln. tot € 675 mln. waarvan € 180 mln. kan worden herverdeeld vanuit de middelen voor de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS). Hierbij wordt uitgegaan van een maximale deelneming van 40% door het Rijk. Beoordeling voorwaarden ontwerp-MJP 2026: 1. De WCW waarin de mogelijkheid staat om een deelneming op te richten dient door beide Kamers aangenomen te zijn (voldoet nog niet); 2. Een nieuwe PxQ-onderbouwing, waarbij inzichtelijk wordt wat de verhouding kapitaal-personeelskosten is (die is geaccordeerd door Fondsbeheer en FIN) (voldoet nog niet); 3. Er worden afspraken gemaakt over de verhouding tussen Rijk en andere publieke investeerders bij investeringen in warmteprojecten (voldoet nog niet); 4. Na de verdere uitwerking van de maatregel (voorwaarde 1 tot en met 3) vindt er nog een check plaats op de samenhang met de andere warmtemaatregelen, waaronder de verdere uitwerking van het Waarborgfonds (hier vindt op dit moment namelijk nog verwerking van de evaluatie plaats). Het Waarborgfonds heeft namelijk invloed op het benodigde eigen vermogen van de deelneming. Na de verdere uitwerking van het Waarborgfonds dient daarom te worden getoetst of de budgettaire claim voor de deelneming nog volstaat t.a.v. het beoogde doel en of de beoordeling als gevolg daarvan moet worden herzien (voldoet nog niet). Toelichting: Voorstel ziet op deelname van EBN in warmtebedrijven, waarin op grond van de WCW een publiek meerderheidsbelang moet zijn. Zo worden decentrale overheden ontlast en ondersteund terwijl zij de regie behouden. Het is onduidelijk hoe de doelen van de WCW om de regie bij lokale overheden te leggen strookt met het voornemen om de nationale deelneming voor maximaal 40% te laten participeren in warmtebedrijven. Het oplossen van knelpunten in de warmtetransitie is prioritair, al is de vraag hoe een nationale deelneming de warmtetransitie zal versnellen ten opzichte van ander instrumentarium (bijvoorbeeld een reguliere subsidie). De middelen zijn alleen bedoeld voor nieuwe investeringen. Aandachtspunt is dat de dekking nu tot 2030 is geregeld met deze toekenning en dat bij deze toekenning ervan uitgegaan wordt dat de toekenning onder voorwaarden voor het waarborgfonds warmte uiteindelijk doorgang vindt. De dekking voor na 2030 zal dus elders gezocht moeten worden. Uit nieuwe informatie blijkt dat er ook uitvoeringskosten bij EBN nodig zijn. Het wordt daarom toegestaan dat deze uit de bestaande toekenning onder voorwaarden worden gedekt. Hierbij geldt de voorwaarde dat er eerst een nieuwe PxQ-onderbouwing wordt aangeleverd van deze uitvoeringskosten, waarbij inzichtelijk wordt wat de verhouding kapitaal- tot personeelskosten is. Tot slot worden er afspraken gemaakt met fondsbeheer en het Ministerie van Financiën over de verhouding tussen Rijk en andere publieke investeerders bij investeringen in warmteprojecten. Indien nodig kan er voor dekking ook naar het restant van de reservering voor uitvoeringskosten in perceel VFO gekeken worden. | | |
Extra verhoging brandstoftransitieverplichting | Mobiliteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (MINIW) | De brandstoftransitieverplichting (ook bekend als: jaarverplichting energie vervoer) wordt vanaf 2028 geleidelijk verhoogd zodanig dat deze in 2030 1,5 Mton extra CO2-reductie realiseert. Van de 1,5 Mton is 0,3 Mton nodig om te voorkomen dat de afgesproken normering van leaseauto’s leidt tot een kleiner effect vanuit de jaarverplichting. De extra inzet van biobrandstoffen zal voornamelijk plaatsvinden in het zwaardere vervoer. Uitgangspunt is dat deze maatregel niet leidt tot een prijsstijging van benzine of diesel aan de pomp. Omdat de jaarverplichting pas vanaf 2028 wordt verhoogd, leidt deze maatregel niet tot een prijsstijging in 2026 en 2027. Daarnaast zal het kabinet het lasteneffect meewegen in de augustusbesluitvorming in de lopende discussies over de accijnzen. | | |
Social Climate Fund: fixteams voor bedrijven | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Er worden middelen gevraagd voor leningen voor het mkb, waarbij met een rentekorting van 50% een lening kan worden aangevraagd voor verduurzamingsmaatregelen. De middelen uit het Klimaatfonds zijn bedoeld om de verlaagde rente mogelijk te maken. De overige middelen worden door Qredits opgehaald middels private financiering. In het MJP 2025 is voor deze maatregel reeds € 10 mln. toegekend en de overige € 15 mln. euro die gevraagd was is gereserveerd voor het MJP 2026 onder de voorwaarde dat er voldoende voortgang zou zijn ten aanzien van de aangescherpte energiebesparingsplicht en verdere uitwerking van het voorstel. Beoordeling voorwaarden MJP 2025: 1. Voldoende voortgang t.a.v. de aangescherpte energiebesparingsplicht (voldoet nog niet). Beoordeling voorwaarde toekenning ontwerp-MJP 2026 en reservering MJP 2027: voorwaarde (1) uit het MJP 2025 wordt vervangen door de volgende voorwaarde en voorwaarde (2) wordt toegevoegd: 1. De ophoging van de terugverdientijd in de energiebesparingsplicht is - na de internetconsultatie - door de MR of een relevante onderraad goedgekeurd (voldoet nog niet); 2. Uit evaluatie van de eerste tranche van € 10 mln. blijkt dat Qredits de doelstellingen in voldoende mate behaald heeft in ieder geval met betrekking tot aantal verstrekte leningen en aangetrokken externe funding (voldoet nog niet). Toelichting: Er wordt € 5 mln. toegekend en € 10 mln. gereserveerd, beide onder voorwaarde van goedkeuring door de MR of een relevante onderraad van de ophoging van de terugverdientijd en positieve evaluatie van de eerste tranche van € 10 mln. die reeds is toegekend voor Qredits. De € 5 mln. wordt op z'n vroegst overgeboekt bij Miljoenennota 2026 om vanaf 2026 uitgegeven te kunnen worden, bij Voorjaarsnota 2026 wordt bezien of de overige € 10 mln. kan worden overgeboekt. Op deze wijze kan in 2026 met een deel van de middelen zo snel mogelijk worden begonnen met het bieden van financiering voor energiebesparingsmaatregelen voor mkb'ers die niet onder de energiebesparingsplicht vallen. | | |
Energiefonds, Warmtefonds en ontzorging vanuit één loket | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het kabinet heeft besloten om de middelen uit het Social Climate Fund voor Nederland (€ 720 mln.) onder andere in te zetten voor maatregelen in de gebouwde omgeving om energiearmoede te beperken. In het plan dat het kabinet uiterlijk juni 2025 in moet dienen bij de Europese Commissie zal worden ingezet op het beschikbaar stellen van € 174,5 mln. uit het SCF voor een publiek Energiefonds en € 350 mln. uit het SCF voor de verlenging/uitbreiding van het Warmtefonds en ondersteuning voor huishoudens via één loketfunctie. Hiermee helpt het kabinet mensen met een laag inkomen met structurele verduurzaming in combinatie met ontzorging en tijdelijke ondersteuning bij het betalen van de energierekening. Ook wordt € 25 mln. ingezet voor fixteams ter ondersteuning van de verduurzaming van micro-ondernemingen (zie ook IC6). Toekenning vanuit het Social Climate Fund is afhankelijk van de definitieve uitwerking van het Klimaatplan dat Nederland voor 1 juli 2025 bij de Europese Commissie indient, en van het daaropvolgende oordeel van de EC. | | |
Verbetering toezicht F-gassen | Algemeen | | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In 2024 zijn de Europese regels voor het gebruik van fluorhoudende gassen (F-gassen) aangescherpt. Dit type gassen wordt gebruikt in onder andere warmtepompen en koelinstallaties en hebben een sterk broeikaseffect. Er worden in dit voorstel middelen gevraagd om extra toezicht en handhaving te kunnen doen op het gebruik van deze gassen omdat volgens het voorstel de afname van gebruik staat of valt met toezicht en handhaving. De middelen worden niet alleen gebruikt voor personele kosten maar ook voor bijvoorbeeld nieuwe meetapparatuur en het opzetten van een databank van logboeken. De maatregel kost € 4 mln. tussen 2026 en 2030. Toelichting beoordeling: De handhaving en toezicht op F-gassen is nodig om de daarvoor getroffen beleidsafspraken zo goed mogelijk ten uitvoer te laten komen. F-gassen zitten in velerlei apparaten en machines door alle sectoren heen. F-gassen zijn zeer schadelijk voor het klimaat, nog veel meer dan vergelijkbare hoeveelheden CO2. Er is een groot effect te verwachten als meer F-gassen uit roulatie komen, bevestigt ook PBL. Het voorstel is goed uitgewerkt en lijkt uitvoerbaar. De maatregel wordt opgenomen voor € 4 mln. | | |
Wind op zee inpassingskosten en Doordewind II (t/m 2030) | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Er is aanvullende dekking nodig voor de inpassingskosten voor wind op zee en windpark Doordewind II. Deze kosten zijn tot en met 2030 € 44,7 mln. en zorgen voor ruimtelijke inpassing en doorgang van de ontwikkelingen voor wind op zee. Toelichting beoordeling: Naar aanleiding van de politieke besluitvorming is besloten om in het Klimaatfonds dekking te zoeken voor de aanvullende inpassingskosten. Het belang van voldoende middelen ten behoeve van wind op zee wordt gezien. Er wordt € 44,7 mln. toegekend. | | |
Algemene reservering uitvoeringskosten | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Deze middelen zijn bedoeld voor uitvoerings- en handhavingskosten voor normerende en beprijzende maatregelen die zijn afgesproken in de voorjaarsbesluitvorming klimaat 2023. In onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt voor welke uitvoeringskosten middelen zijn toegekend in het MJP 2024, het MJP 2025 en het MJP 2026. Voor deze kosten is onderbouwd dat ze nodig zijn om tijdige voortgang te maken met de uitvoering van de betreffende normerende of beprijzende maatregel. Ook is inzichtelijk gemaakt voor welke uitvoeringskosten middelen worden gereserveerd voor het MJP 2027 en onder welke voorwaarden de middelen kunnen worden toegekend.In het MJP 2026 is een nieuwe toekenning opgenomen voor verbetering van het toezicht op F-gassen. Voor de normering met betrekking tot het bijmengen van plastic recyclaat en biogebaseerd plastic is een reservering opgenomen. Deze nieuwe maatregelen worden mogelijk gemaakt doordat enkele reserveringen vrijvallen voor normerende en beprijzende maatregelen die geen doorgang vinden. Ook zijn reserveringen opgenomen voor de normering met betrekking tot uitfasering van slechte energielabels voor huurwoningen en voor de utiliteitsbouw.Naar aanleiding van politieke besluitvorming is de algemene reservering uitvoeringskosten met € 2,4 mln. verlaagd ter dekking van het generale beeld voor de Voorjaarsnota 2025. | | |
Subsidieregeling praktijkleren | Algemeen | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Dit voorstel ziet toe op het creëren van extra praktijkleerplaatsen in sectoren die benodigd zijn voor de klimaat- en energietransitie. Dit wordt bereikt door bovenop het reguliere subsidiebedrag van maximaal € 2.700, een aanvullende subsidie van circa €1.000 extra beschikbaar te stellen voor werkgevers per nieuw gerealiseerde praktijkleerplaats. Daardoor kunnen de komende jaren circa 8.000 extra vakmensen worden opgeleid. De totale claim is € 22 mln. Daarvan is reeds € 7 mln. naar de OCW-begroting overgeheveld. Er was in het MJP 2025 een reservering van € 15 mln. gemaakt voor het restant. Beoordeling voorwaarde reservering MJP 2025: 1. In de regeling wordt geborgd dat de middelen geoormerkt zijn voor alleen beroepen die relevant zijn voor de klimaat- en energietransitie, door een lijst van opleidingen die in aanmerkingen komen voor de subsidie voor de leerplaatsen, die afgestemd is met FIN, EZ/KGG (voorheen EZK), SBB en UWV (voldaan). Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2027: Voorwaarde 1 wordt gehandhaafd voor de resterende reservering. Een tweede voorwaarde wordt toegevoegd. 1. In de regeling wordt geborgd dat de middelen geoormerkt zijn voor alleen beroepen die relevant zijn voor de klimaat- en energietransitie, door een lijst van opleidingen die in aanmerkingen komen voor de subsidie voor de leerplaatsen, die afgestemd is met FIN, EZ/KGG (voorheen EZK), SBB en UWV (voldaan); 2. Een positieve monitoring en evaluatie van de eerste toekenning (voldoet nog niet). Toelichting: In het MJP2025 is een reservering voor deze maatregel van € 15 mln opgenomen. Deze additionele subsidie is voor bedrijven die praktijkleerplaatsen aanbieden voor bbl-studenten in opleidingen die nodig zijn voor de klimaat- en energietransitie. De reservering wordt na een positieve evaluatie van het pilotjaar 2025-2026 overgemaakt. De subsidie praktijkleren werkt met studiejaren. Het pilotjaar loopt dus van september 2025 tot en met augustus 2026. Pas na afloop van dat studiejaar kan de additionele subsidie aangevraagd worden en in december 2026 vindt de uitbetaling plaats. Om die reden wordt de reservering gehandhaafd, met voorwaarde dat er positieve monitoring en evaluatie is van de eerdere toekenning. | | |
Versnelde opbouw CO2-vrij regelbaar vermogen n.a.v. streefdoel CO2-vrije elektriciteitssector in 2035 | Elektriciteit | | Meer informatie | Regelgevend | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Het kabinet introduceert een oplopende bijmengverplichting van CO2-vrije energiedragers (bijvoorbeeld waterstof) in gascentrales van 1% in 2030 en 2031 en 5% van 2032 t/m 2035. Administratieve verrekening is, indien uitvoerbaar, mogelijk en er komt een boeteclausule bij niet voldoen aan de norm. Er is subsidie voor centrales die bovenop de norm extra bijmengen vanuit de subsidieregeling CO2-vrije gascentrales. | | |
IenW en Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en RIVM (uit instrument uitvoeringslasten) | Elektriciteit | | Meer informatie | Onderzoek | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Dit voorstel bestaat uit vijf verschillende onderdelen. IenW vraagt middelen aan voor beleidsfte’s, voor stelselonderzoek en -actualisatie en voor het onderzoeksprogramma voor eindberging van radioactief afval. De ANVS en RIVM vragen middelen voor intensivering van de dienst benodigd voor de bouw en exploitatie van vier kernreactoren. Beoordeling voorwaarden reservering MJP 2027: 1. De gereserveerde middelen voor de meet- en ongevalorganisatie RIVM worden toegekend mits voldoende zekerheid kan worden gegeven dat een derde en vierde kerncentrale gebouwd zal worden (voldoet nog niet); 2. De gereserveerde middelen voor kennisopbouw stralingsbescherming IenW en Onderzoeksprogramma eindberging radioactief afval worden toegekend mits de onderbouwing van de kosten (pxq) voor beide claims nader wordt toegelicht, er wordt toegelicht hoe de kosten na 2030 zullen worden gedekt, en er aansluiting wordt gezocht met de bredere kennisopbouw voor kernenergie vanuit de directie Kernenergie KGG (voldoet nog niet). Toelichting: Er wordt in totaal € 54,813 mln. toegekend voor de intensivering van ANVS en voor de meet- en ongevalsorganisatie van de RIVM. De noodzaak van de gevraagde middelen voor de intensivering van ANVS (€ 47,513 mln.) is voldoende onderbouwd. Daarom worden de gevraagde middelen toegekend. Mocht het niet haalbaar blijken om vier kerncentrales te bouwen dan wordt bezien hoeveel minder middelen benodigd zijn. De middelen voor de meet- en ongevalsorganisatie van de RIVM worden gedeeltelijk toegekend (€ 7,3 mln.) en gedeeltelijk gereserveerd (€ 3,650 mln.). Het is voldoende onderbouwd waarom de gevraagde middelen nodig zijn voor de ontwikkeling van meetnetten voor de additionele kerncentrales. De noodzaak van deze fte's is voldoende onderbouwd. 1/3e van de gevraagde middelen (€ 3,650 mln.) wordt als reservering opgenomen. Deze middelen worden toegekend als het definitieve besluit is genomen om de derde en vierde kerncentrale te bouwen. Er wordt een reservering opgenomen van in totaal € 81,15 mln. voor de meet- en ongevalsorganisatie van de RIVM en voor onderzoeksmiddelen van het ministerie van IenW. Voor de kennisopbouw stralingsbescherming (€ 14 mln.) en voor het onderzoeksprogramma eindberging radioactief afval (€ 63,5 mln.) worden reserveringen opgenomen met als voorwaarde dat de P*Q-onderbouwing van de kosten nader wordt toegelicht, er wordt toegelicht hoe de kosten na 2030 zullen worden gedekt, en er aansluiting wordt gezocht met de bredere kennisopbouw voor kernenergie vanuit de directie Kernenergie KGG. Tot slot worden de gevraagde middelen voor het radionuclidenlab van het RIVM (€ 23,675 mln.) afgewezen. Er wordt onvoldoende onderbouwd waarom de aangevraagde middelen nodig zijn. Daarom worden de aangevraagde middelen afgewezen. | | |
Stimuleringsprogramma innovatie en vroege opschaling koolstofverwijdering | Industrie | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De maatregel betreft het opzetten van een stimuleringsprogramma voor innovatieve koolstofverwijderingstechnieken, zoals mariene CO2-opslag, biochar, biomaterialen, bioCCS, DACCS en mineralisatie. Er wordt voorgesteld bij bestaande instrumenten aan te sluiten, namelijk DEI+, EKOO, CETP en MOOI. Hiervoor wordt € 105 mln. uit het Klimaatfonds gevraagd, verdeeld over de verschillende regelingen. Daar zouden in totaal 75-80 projecten van verschillende grootte mee ondersteund kunnen worden. Beoordeling voorwaarde ontwerp-MJP 2026: 1. De middelen zijn bedoeld voor de organisatorische kosten van RVO en deelname in internationale programma's; de MOOI; de koolstofverwijderingshub en EKOO en CETP. De middelen mogen niet worden ingezet voor de DEI+-regeling (voldoet). Toelichting: De maatregel is goed uitgewerkt en noodzaak tot opschaling van koolstofverwijdering wordt gezien. Wel is in de praktijk ondersteuning van koolstofverwijdering al deels mogelijk, maar worden koolstofverwijderingsmaatregelen onder bijvoorbeeld de DEI+ vooral afgewezen vanwege kostenefficiëntie. Om effectief bij te dragen aan de echte vroege opschaling wordt daarom een deel van de middelen (€ 50 mln.) toegekend onder voorwaarde. Dit betreft € 6 mln. voor de organisatorische kosten van RVO en deelname in internationale programma's; de bijdrage voor het programma van de MOOI (€ 30 mln.); de middelen voor de koolstofverwijderingshub (€ 3 mln.) en een deel van de middelen voor EKOO (€ 6 mln.) en CETP (€ 5 mln.). Op deze manier is er voor de markt voorspelbaarheid waar middelen in de komende jaren beschikbaar zijn. Het PBL wijst op het risico dat doelmatigheid van generieke regelingen kan afnemen omdat dan niet de meest doelmatige en/of kosteneffectieve projecten worden gestimuleerd als er teveel hekjes zijn. Dat wordt erkend, daarom is het deel van de claim voor stimulering via de DEI+ ook afgewezen. Door nadere informatie is aan de voorwaarde voldaan. De eerder gemaakte reservering van € 16,5 mln. vervalt naar aanleiding van de politieke besluitvorming vanwege de korting van de loon- en prijsbijstelling. | | |
Verlenging financiering Nuclear Academy 2026-2030 | Elektriciteit | | Meer informatie | Onderzoek | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | In dit fiche worden middelen gevraagd voor het verlengen van de financiering van de Nuclear Acadamy voor de jaren 2026 t/m 2030. Via de Nuclear Acadamy wordt de kennisinfrastructuur voor kernenergie opgebouwd en vergroot. Dat is nodig om de ambities van het kabinet rondom kernenergie te verwezenlijken. Beoordeling voorwaarde reservering MJP 2027: 1. Reservering voor 2029 en 2030 is onder voorwaarde van een vervolgstrategie voor de financiering van de Nuclear Academy na 2030 (voldoet nog niet). Toelichting: Het is van belang dat de benodigde kennisinfrastructuur van kernenergie wordt opgebouwd. Rijksfinanciering is daar op korte termijn voor nodig. Het is, ook gelet op de criteria van het Klimaatfonds, onwenselijk om hier structureel als Rijk een rol in te spelen. Daarom worden de middelen toegekend t/m 2028. De middelen voor 2029 en 2030 worden gereserveerd. Deze worden toegekend als er een vervolgstrategie is opgesteld voor de financiering van de Nuclear Academy na 2030, zodat beoordeeld kan worden of een Rijksbijdrage ook voor die jaren nodig is. | | |
Uitvoeringslasten KGG/Medeoverheden | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | De beoogde nieuwbouw van vier kerncentrales vergt aanvullende inzet vanuit het ministerie van Klimaat en Groene Groei. De benodigde middelen voor deze aanvullende departementale fte’s worden via deze maatregel aangevraagd. Beoordeling voorwaarden ontwerp-MJP 2026: 1. De middelen worden toegekend onder de voorwaarde dat een plan wordt ingediend voor de afbouw van de fte's en/of overgang naar de projectorganisatie (zodat deze niet structureel zijn) (voldoet nog niet). Toelichting: Bij de augustusbesluitvorming zijn naar aanleiding van politieke besluitvorming voor 2025 additionele middelen toegekend voor fte's bij directie kernenergie i.v.m. de verhoogde ambitie van 2 naar 4 kerncentrales. Via dit voorstel wordt de rest van de reeks opgevraagd. Het betreft 27 mln. voor de jaren 2026-2030 voor 14 fte bij directie kernenergie en middelen voor medeoverheden voor fte voor o.a. het Rijk Regio Pakket (RRP). Daarbovenop wordt voor circa 12 mln. een claim gedaan voor 21 fte's. Dit betreft 13 fte's voor directie Kernenergie bij het ministerie van KGG, 8 fte's bij andere dienstonderdelen van KGG (2 WJZ, 2 directie Realisatie, 2 eigenaarsadvisering) en 2 fte's voor RVO. Deze fte's zijn benodigd om te borgen dat de benodigde werkzaamheden voor (de voorbereiding op) de bouw van vier kerncentrales uitgevoerd kunnen worden. Daarom worden de geclaimde bedragen toegekend onder voorwaarde van het aanleveren van een plan voor de afbouw van de fte’s en/of overgang naar de projectorganisatie. Er worden middelen toegekend voor de bouw van vier kerncentrales. Als de ambitie van het kabinet voor de bouw van vier kerncentrales wordt aangepast dan wordt bekeken of deze toegekende middelen nog steeds (geheel) benodigd zijn. | | |
Fixteams voor micro-ondernemingen om energieverbruik te verminderen | Gebouwde Omgeving | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (MINVRO) | Het kabinet heeft besloten om de middelen uit het Social Climate Fund voor Nederland (€ 720 mln.) onder andere in te zetten voor maatregelen in de gebouwde omgeving om de effecten van het emissiehandelssysteem (ETS-2) voor huishoudens en micro-ondernemingen in een kwetsbare positie te verzachten. In het plan dat het kabinet uiterlijk juni 2025 in moet dienen bij de Europese Commissie zal worden ingezet op het beschikbaar stellen van € 25 mln. voor de ondersteuning van micro-ondernemingen (< 10 medewerkers) met Fixteams om hun energieverbruik te verminderen. Toekenning vanuit het Social Climate Fund is afhankelijk van de definitieve uitwerking van het Klimaatplan dat Nederland voor 1 juli 2025 bij de Europese Commissie indient, en van het daaropvolgende oordeel van de EC. | | |
Projectorganisatie NEO NL | Elektriciteit | | Meer informatie | Economisch | In behandeling | | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (MINKGG) | Voor de bouw van de gewenste vier kernreactoren is, naast inzet vanuit het ministerie van Klimaat en Groene Groei, ook een uitbreiding van de projectorganisatie NEO NL benodigd. Deze projectorganisatie is benodigd om de rol van opdrachtgever (ministerie van Klimaat en Groene Groei) en opdrachtnemer (de projectorganisatie NEO NL) te scheiden. De rol van opdrachtnemer dient los te staan van de politieke besluitvorming zodat de opdrachtnemer slagvaardig besluiten kan nemen en zich inhoudelijk kan richten op de voorbereiding van de aanbesteding van de nieuwe kerncentrales. Via deze maatregel worden middelen gevraagd ter financiering van de benodigde uitbreiding van NEO NL. Toelichting beoordeling: Nut en noodzaak van de projectorganisatie en het bouwen van een solide organisatie op afstand van de politiek wordt herkend. Er zijn nu 12 fte werkzaam bij deze projectorganisatie. Deze middelen worden toegekend om te zorgen dat deze organisatie de aankomende jaren kan doorgroeien. | | |